H52 Gedragsecologie Flashcards

1
Q

Wat is gedrag volgens Campbell?

A

Individueel: Een actie uitgevoerd door spieren, onder invloed van het zenuwstelsel, als reactie op een prikkel
Collectief: het totaal van de reacties van een dier op uitwendige en inwendige prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 2 proximale vragen van Tinbergen?

A
  1. Welke stimuli veroorzaken het gedrag?

2. Hoe verandert het gedrag gedurende het volwassen worden van het dier?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 2 ultieme vragen van Tinbergen?

A
  1. Hoe beïnvloedt het gedrag de kans op overleving en reproductie?
  2. Hoe verandert het gedrag als een functie van de evolutionaire geschiedenis, of fylogenie, van het bestudeerde dier?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen proximale en ultieme vragen, met betrekking tot gedrag?

A

Proximale vragen gaan over hoe een bepaald gedrag plaatsvindt of verandert.
Ultieme vragen gaan over waarom bepaald gedrag voorkomt (in de context van natuurlijke selectie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is gedragsbiologie? Wat bestudeer je?

A

Ethologie of gedragsbiologie is een onderdeel van de zoölogie waarin de studie van het gedrag van dieren centraal staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn vaste actiepatronen?

A

Vaste actiepatronen zijn een opvolging van niet-aangeleerde handelingen die in wezen onveranderlijk zijn en, zodra begonnen, gewoonlijk afgerond wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een sleutelprikkel?

A

Een externe sensorische prikkel die een vast actiepatroon bij een dier in gang zet.
bijv. een rood gekleurd object dat agressief gedrag teweeg brengt bij een mannelijke stekelbaars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is migratie van vogels ook gedrag?

A

Migratie is een regelmatige, langeafstandsverandering van locatie. Dit is gedrag omdat het een handeling is die wordt uitgevoerd als reactie op een prikkel (uit het milieu)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een circadiaanse klok/ ritme?

A

Een intern mechanisme dat een 24-uurs activiteiten ritme of cyclus behoudt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn signalen binnen de gedragsbiologie?

A

Een signaal is een stimulus die wordt overgedragen tussen verschillende organismen. Dit is een vorm van communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dieren kunnen feromonen uitscheiden om te communiceren. Deze dienen niet alleen om partners te vinden, wat nog meer?

A

Feromonen zijn chemische stoffen die worden afgegeven door bepaalde dieren, om te kunnen communiceren aan de hand van geur en smaak.

  • Alarm signalen
  • Het behouden van een sociale orde (bijen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vormen van communicatie gebruiken dieren?

A

Dieren gebruiken visuele, auditieve, chemische en tactiele signalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Omschrijf de term ‘aangeboren gedrag’. Welke invloed heeft de omgeving hierop?

A

Aangeboren gedrag is diergedrag dat vastgesteld is in de ontwikkeling en onder sterke genetische controle staat. Aangeboren gedrag wordt feitelijk in dezelfde vorm vertoond door alle individuen van een populatie ondanks inwendige en uitwendige omgevingsverschillen gedurende de ontwikkeling en tijdens de levensloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt een cross-fostering studie in? En wat laat een dergelijk onderzoek zien?

A

Een gedragsstudie waarbij de jongen van een bepaalde soort bij adulten van een andere soort worden geplaatst. De mate waarin het gedrag van de jongen in deze situatie veranderd, geeft een maatstaaf van hoe sociale en fysieke omgevingsfactoren gedrag beïvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat maakt het principe leren gedragsbiologisch gezien anders dan aangeboren gedrag?

A

Leren is de verandering van gedrag als gevolg van specifieke ervaringen. Dit is anders dan aangeboren gedrag, omdat hier geen ervaringen voor nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is inprenting? Wat houdt de gevoelige periode hierbij in?

A

Inprenting is het ontstaan van een langdurige gedragsrespons op een specifiek individu. Inprenting kan alleen plaatsvinden tijdens de gevoelige periode; een gelimiteerde fase in de ontwikkeling van een dier.

17
Q

Wat houdt ruimtelijk leren in? Sommige dieren vormen hierbij een cognitieve kaart, wat is dit?

A

Bij ruimtelijk leren wordt er een herinnering opgeslagen die de ruimtelijke structuur van de omgeving weerspiegeld. Een cognitieve kaart is een neurale voorstelling van de ruimtelijke verhouding tussen objecten in de omgeving van een dier.

18
Q

Wat betekent het woord associatief? Hoe kan associatief leren een grotere overlevings- of reproductiekans opleveren?

A

Het verworven vermogen om een omgevingskenmerk (zoals kleur) te associëren met een ander kenmerk (zoals gevaar). Dit kan de overlevings- of reproductiekans vergroten doordat het dieren kan beschermen tegen gevaar.

19
Q

Wat is het verschil tussen klassieke conditionering en operante conditionering?

A

Bij klassieke conditionering worden verbanden aangeleerd tussen gedrag en prikkels die daaraan voorafgaan. Operant conditioneren is het leren van verbanden tussen gedrag en de resultaten die daarop volgen.

20
Q

Wat is cognitie?

A

Het proces van weten of kennen: kan bewustzijn, redenering, herinnering en inzicht omvatten. De meest complexe vorm van leren.

21
Q

Wat is foerageren?

A

Foerageren is het zoeken en vinden van voedsel door dieren in een gegeven biotoop. Een voorbeeld is het begrazen van grasland, door herkauwers en andere herbivoren.

22
Q

Leg uit wat het optimaal foerageermodel inhoudt

A

De basis voor de analyse van gedrag als compromis tussen voedingskosten en voedingsvoordelen

23
Q

Wat is het verschil tussen monogamie en polygamie bij dieren?

A

Monogamie -> 1 mannetje met 1 vrouwtje

Polygamie -> een individu van een geslacht plant zich voort met meerdere individuen van het andere geslacht

24
Q

Wat is het verschil tussen polyandry en polygyny?

A

polyandry -> 1 vrouwtje met meerdere mannetjes

polygyny ->1 mannetje met meerdere vrouwtjes

25
Q

Wat is het verschil tussen interseksuele en intraseksuele selectie?

A

Bij interseksuele selectie vindt de seksuele selectie plaats doordat individuen van een geslacht een partner kiezen aan de hand van eigenschappen van het andere geslacht.
Bij intraseksuele selectie vindt de seksuele selectie plaats doordat individuen van een geslacht de competitie met elkaar aangaan om een partner van het andere geslacht te krijgen.

26
Q

Wat is het kopiëren van partnerkeuze? Wat voor type gedrag

A

Gedrag waarbij individuen in een populatie de partnerkeuze van andere individuen kopiëren.
-> gevolg van sociaal leren

27
Q

Wat is de speltheorie?

A

Een benadering om alternatieve strategieën te evalueren in situaties waarbij de uitkomst van een bepaalde strategie afhangt van de strategie die andere individuen hanteren ( steen, papier, schaar)

28
Q

Wat is altruïsme en wederzijds altruïsme?

A

Gedrag dat iemand uitvoert ten gunste van een ander en ten koste van zichzelf.
Wederzijds altruïsme is altruïstisch gedrag tussen niet-verwante individuen, waarbij de altruïstische individuen in de toekomst voordeel hebben als de begunstigde teruggeeft.

29
Q

Wat is inclusieve fitness?

A

Het totale effect dat een individu heeft op het verspreiden van zijn/haar genen door eigen nageslacht te produceren en door het hulp bieden/ondersteunen waardoor naaste familie nakomelingen kan produceren.