H5 rekenkundig redeneren Flashcards

1
Q

met terugleggen

A

dingen zijn onafhankelijk van elkaar want het heeft geen invloed op de gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sensitiviteit

A

positief testen bij positief persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

specificiteit

A

negatief testen bij een negatief persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

false positive/alarm

A

positief testen bij negatief persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

false negative

A

negatief testen bij positief persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

inductie

A

waarschijnlijk maken van een algemeen idee op basis van beschikbare gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

deductie

A

uit het algemene idee een specifieke verwachting maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

H0 hypothese

A

een veronderstelling die stelt dat er geen effect of geen verschil is

bv: In een marktonderzoek kan de H0-hypothese zijn dat een nieuwe advertentiecampagne niet leidt tot een hogere verkoop dan de oude campagne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

H1 hypothese

A

een veronderstelling die stelt dat er wel een effect of wel een verschil is. dit probeer je te bewijzen of ondersteunen met je data

bv: In een marktonderzoek kan de H1-hypothese zijn dat een nieuwe advertentiecampagne wel leidt tot een hogere verkoop dan de oude campagne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dingen zijn onafhankelijk van elkaar want het heeft geen invloed op de gebeurtenis

A

met terugleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

positief testen bij positief persoon

A

sensitiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

negatief testen bij een negatief persoon

A

specificiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

positief testen bij negatief persoon

A

false positive/alarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

negatief testen bij positief persoon

A

false negative

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarschijnlijk maken van een algemeen idee op basis van beschikbare gegevens

A

inductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uit het algemene idee een specifieke verwachting maken

A

deductie

17
Q

een veronderstelling die stelt dat er geen effect of geen verschil is

bv: In een marktonderzoek kan de H0-hypothese zijn dat een nieuwe advertentiecampagne niet leidt tot een hogere verkoop dan de oude campagne.

A

H0 hypothese

18
Q

een veronderstelling die stelt dat er wel een effect of wel een verschil is. dit probeer je te bewijzen of ondersteunen met je data

bv: In een marktonderzoek kan de H1-hypothese zijn dat een nieuwe advertentiecampagne wel leidt tot een hogere verkoop dan de oude campagne.

A

H1 hypothese