H5 Flashcards
Alcoholdehydrogenase
Een eiwit dat alcohol in het lichaam afbreekt
Macromoleculen
Grote koolhydraten, eiwitten en nucleïnezuren
Polymeer
Een lang molecuul dat bestaat uit veel vergelijkbare of identieke bouwstenen die met elkaar verbonden zijn door covalente bindingen
Monomeren
De zich herhalende eenheden van kleinere moleculen die dienen als de bouwstenen van een polymeer
Enzymen
Gespecialiseerde macromoleculen (meestal eiwitten) die chemische reacties versnellen
Condensatiereactie
De reactie die een monomeer verbindt met een ander monomeer of een polymeer, een reactie waarbij twee moleculen covalent aan elkaar worden gebonden met het verlies van een klein molecuul
Uitdrogingsreactie
Er gaat een watermolecuul verloren
Hydrolyse
Een proces dat in wezen het omgekeerde is van de uitdrogingsreactie, er wordt een watermolecuul toegevoegd
Koolhydraten
Suikers en polymeren van suikers
Monosacchariden
Enkelvoudige suikers; dit zijn de monomeren waaruit complexere koolhydraten zijn opgebouwd (fructose, glucose en galactose)
Disachariden
Dubbele suikers; bestaande uit twee monosachariden verbonden door een covalente binding (sacharose/sucrose, lactose en maltose)
Koolhydraatmacromoleculen
Polymeren die polysacchariden worden genoemd en zijn samengesteld uit vele suikerbouwstenen
Hexosen
Suikers met zes koolstofatomen (glucose, fructose)
Trioses
Suikers met drie koolstofatomen
Pentosen
Suikers met vijf koolstofatomen
Cellulaire ademhaling
Cellen halen energie uit glucosemoleculen door ze af te breken in een reeks reacties
Glycosidische koppeling
Een covalente binding gevormd tussen twee monosacchariden door een dehydratatiereactie
Lactase
Het enzym dat lactose afbreekt
Zetmeel
Een polymeer van glucosemonomeren
Amylose
De eenvoudigste vorm van zetmeel
Amylopectine
Een complexer zetmeel
Glycogeen
Een polymeer van glucose dat lijkt op amylopectine, maar meer vertakt is
Cellulose
Een polymeer van glucose met 1-4 glycosidische bindingen, maar de bindingen in deze twee polymeren verschillen
Chitine
Het koolhydraat dat door geleedpotigen wordt gebruikt om hun exoskeletten te bouwen – harde omhulsels die de zachte delen van een dier omringen
Hydrofoob
Mengen slecht of helemaal niet met water
Lipiden
Grote biologische moleculen (Vetten, fosfolipiden en steroïden)
Vet
Bestaat uit een glycerolmolecuul dat is verbonden met drie vetzuren
Glycerol
Alcohol; elk van de drie koolstofatomen draagt een hydroxylgroep