H4 Flashcards

1
Q

Aardkorst

A

Buitenste schil van de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benedenloop

A

Laatste stuk van de river, hier stroomt ie langzaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Condenseren

A

Het veranderen van waterdamp in vloeibaar water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Condenseren

A

Het veranderen van waterdamp in vloeibaar water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Deltawerken

A

Plan dat het zuidwesten van Nederland tegen overstromingen beschermt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dijk

A

Moet het water tegenhouden (een verhoging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Drinkwater

A

Drinkbaar water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dubbelseizoen

A

Vakantiebestemming waar je 2 keer in het jaar naar toe kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Duin

A

Heuvel van zand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eeuwige Sneeuw

A

Hier is het onder 0 dus verdwijnt de sneeuw nooit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Erosie

A

Schurende werking van wind en water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gemengde rivier

A

River waar het water op verschillende manieren binnen komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gletsjer

A

Ijsmassa die langzaam naar beneden glijdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoogseizoen

A

Moment in het jaar waarop de meeste mensen op vakantie zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Industrie

A

Het verwerken van grondstoffen tot producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Infrastructuur

A

Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen te vervoeren

17
Q

Irrigatie

A

Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden

18
Q

Komgrond

A

Laagggelegen klei achtig gebied iets verder van de rivier af

19
Q

Landbouw

A

Produceren van voedsel

20
Q

Moessoen

A

Vochtige zeewind

21
Q

Oeverwal

A

Direct langs de rivier, iets hoger gelegen

22
Q

Plaat

A

Stukje aardkorst waar we op lopen

23
Q

Plooiingsgebergte

A

Gebergte dat zich over een ander berg heen heeft gevouwen

24
Q

Polder

A

Gebied omringd met dijken en drooggemaakt

25
Q

Recreatie

A

Alles wat je in je vrije tijd buiten huis doet

26
Q

Ruimte voor de rivier

A

Programma om water mee ruimte te geven

27
Q

Sedimentatie

A

Zand en klei zakt naar de bodem van de rivier

28
Q

Stroomgebied

A

Gebied waar de rivier stroomt - en zijn zijrivieren

29
Q

Stuw

A

Bouwwerk om het water tegen te houden

30
Q

Terp

A

Heuvel om op te wonen zodat je niet nat wordt

31
Q

Tropische Orkaan

A

Zeer zware storm boven de warme oceaan

32
Q

U-Dal

A

Dal gevormd door gletsjer

33
Q

Uiterwaard

A

Het gebied tussen de zomer- en winterdijk

34
Q

V-Dal

A

Dal gevormd door riverq

35
Q

Verdampen

A

De overgang van water in waterdamp

36
Q

Waterkringloop

A

Wat gaat van - condenseren naar verdampen enzovoorts en zoverder

37
Q

Wiel

A

Waar ooit de dijk doorbrak is nu een meertje

38
Q

Winterdijk

A

Rivierdijk die het land beschermt tegen hoge waterstand

39
Q

Zomerdijk

A

Rivierdijk die het land beschermt tegen lage waterstand.