H4 Flashcards

1
Q

Als we onderscheid maken tussen de passieve mind en de actieve mind. Onder welke categorie horen de volgende begrippen dan thuis?
nurture, rationalism, empiricism, nature, idealism, realism, mental activity, materialism, representationism, free-will creativity, empiricists, Descartes, romanticism enlightenment, cognitive psychology, behaviorism.

A

ACTIVE MIND
nature, rationalism, idealism, mental activity, free-will creativity, Descartes, romanticism, cognitive psychology

PASSIVE MIND
nurture, empiricism, realism, materialism, representationism, empiricists, enlightenment, behaviorism.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe definieert Kant primary en secondary qualities?

A

Er zijn alleen secondary qualities die voortkomen uit onze perceptie van de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Charles Wheatstone’s stereoscopic perception?

A

beginsel van binocular disparity. Hij heeft ook de stereoscoop uitgevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom was het “black disk and a ring” experiment belangrijk voor Kant?

A

Dit experiment illustreert dat onze perceptie van tijdelijke volgorde niet alleen afhankelijk is van onze sensorische ervaringen, maar ook van hoe onze mind het construeert. Een vorm van perception of time.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem en leg uit 3 van de twaalf categorieen die Kant identificeert als “forms of thought”

A

Object: We denken in termen van objecten. VB: als we een boom zien, zien we de boom niet takken, bladeren en een stam.

Property: We identificeren een object als verschillende properties. Deze kunnen wat veranderen, maar we zien nog steeds hetzelfde object.

quantity: we kunnen objecten uit elkaar houden en onderscheiden als meerdere objecten. We zien dus niet twee keer zo grote boom omdat er twee stammen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe lijkt en verschilt Kant van Descartes en Locke van elkaar?

A

Locke en Kant zijn het eens over het feit dat we sensorische input nodig hebben om de wereld te begrijpen. Echter Kant is zowel een rationalist als een empiricist terwijl Locke alleen een empiricist is.

Kant is het eens met Descartes dat het vermogen om kennis te vergaren aangeboren is. Echter Kant is het niet eens met het feit dat we alleen onze ratio nodig hebben om kennis te vergaren. We hebben volgens hem sensory experience nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Kant’s idee over Metaphysics?

A

Het kan niet gebruikt worden als wetenschap. Wetenschap vereist een combinatie van empirisch bewijs en een actieve deelname van de mind.

Het kan wel gebruikt worden voor het genereren van ideeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Om welke drie redenen was het volgens Kant niet mogelijk dat psychologie ooit een wetenschap zou worden?

A

Lack of quantification: Er zijn geen meetbare dimensies.

introspection is unreliable: je kan niet je eigen bewustzijn terwijl je het ervaart rapporteren.

experimentation is not possible:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is phrenology? Waar Gall de voornaamste voorstander van was?

A

theorie over de relatie tussen neuro-anatomie en psychologie. Hierin wordt aangenomen dat de morele eigenschappen en kenmerken van een individu zich bevinden in specifieke gedeelten van het brein en dat de relatieve grote van deze gebieden is gereflecteerd in de vorm van de schedel. Een methode hiervoor was cranioscopy.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was Gall’s idee over de werking van het brein?

A

Het brein is een orgaan van de mind. Elk gedeelte van het brein is verantwoordelijk voor een persoonlijkheidseigenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat was Flourens zijn inbreng op het beter begrijpen van het brein? Was hij het eens met de phrenology theorieen?

A

Significantie ontdekkingen betreffende de cerebrale cortex en brein functies. Echter hij beweert hij dat verschillende delen van het brein wel verschillende functies hebben, maar ze werken als geheel samen om een functie uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor belangrijke rol had Penfield in het lokaliseren van brein functies?

A

Penfield ontdekte via operatie de indeling van de motor cortex en somatosensory cortex. En dat het lichamelijke beweging door zowel de linker als de rechter hemisfeer wordt bestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat heeft Milner toegevoegd aan de lokalisatie van het brein?

A

Milner ontdekte de rol van de hippocampus in het geheugen. Zij ontdekte dat deze verantwoordelijk is voor het korte termijn geheugen en de overdracht van kort naar lange termijn geheugen. Ook is de hippocampus betrokken bij declarative memory dat is de mogelijkheid om de inhoud van een gebeurtenis te rapporteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de Bell-Magendie law?

A

Het verschil tussen sensorische en motor zenuwen en hun locaties in de ruggengraat. anterior—>motor fibers posterior—>sensory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf Muller’s principle of specific energy of nerves.

A

de zenuw van elke zintuigorgaan is in staat om 1 soort sensatie te verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is Helmholtz law of the conservation of energy? en waar is het een tegenpool van?

A

energie gaat nooit verloren maar veranderd alleen van de ene naar de andere vorm. vitalism.

17
Q

According to Helmholtz, our knowledge of the world is based on ……. So he is a(n) ……
according to him perception is not always based on straightforward sensations, Instead, they are derived from what he called …. in perception

A

experience, empiricist, unconscious inference.

18
Q

Bevindt Wundt zich in kamp active mind of de passive mind?

A

Wundt bevindt zich in beide. Omdat we Wundt-1 en 2 kennen. 1 bevond zich aan de passive kant en 2 aan de active kant.

19
Q

Hoe denken Hume en Kant anders over causaliteit?

A

Hume: denken in termen van oorzaak en gevolg is een GEWOONTE en niet gebaseerd op een aangeboren categorisatie.

Kant: We denken in termen van oorzaak en gevolg omdat dit een aangeboren manier van categoriseren is.

20
Q

beschrijf het “pendulum experiment” van Wundt-1. Wat was het doel van dit experiment?

A

de positie van het pendulum (slinger klok) rapporteren wanneer de participant het geluid van de bel hoorde.

resultaat—> het geluid wordt ongeveer 0,1 seconden later gerapporteerd. Dit experiment suggereert dat het verwisselen van aandacht van plaats naar geluid van de de pendulum, 0,1 seconden kost.

21
Q

Zoals we weten is Wundt-2 filosofisch ingesteld. Volgens hem kunnen hogere psychologische functies niet experimenteel worden onderzocht. Daarom onderzocht hij deze functies via ….

A

volkerpsychologie:

22
Q

Wundt argued that the active mind has a causally of its own, which he referred to as …. It plays a fundamental role in in which three psychological functions?

A

mental causality.
apperception: selective attention

conscious processing:

Creative synthesis: ons vermogen om creatief om te gaan met taal en denken.

23
Q

Wie is Titchener en wat zijn, zijn bijdragen aan psychologie?

A

Opende eerste psychologie afdeling in de VS. decompositie van perceptie hield hij zich mee bezig. Dit raakte al snel in de vergetelheid, omdat het niet relevant is.

24
Q

Wat was de bijdrage van Ebbinghaus op geheugenexperimenten?

A

Hij gebruikte voor het eerst de CVC experimenten. Dit is een methode voor het testen van geheugen aan de hand van betekenisloze woorden. Hij ontdekte o.a. hiermee dat herhaling veel beter blijft hangen.

25
Q

Wat is de volgens de AKT psychologie belangrijk om op te focussen? Benoem de drie fases van een AKT experiment.

A

Ipv op de inhoud van bewustzijn, moet je focussen op de psychologische activiteiten die nodig zijn om deze inhoud te verkrijgen.
1 preparation phase: juiste attitude vormen (benoem een onderdeel van het object wat ik ga noemen)
2 stimulus phase: presenteren van de stimulus (tree)
3 association: het antwoord wordt geselecteerd en gerapporteerd (tak)