H3 + H4 t/m H4.4 Flashcards

1
Q

gas naar vast

A

rijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vast naar gas

A

sublimeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gas naar vloeibaar

A

condenseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vloeibaar naar gas

A

verdampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vloeibaar naar vast

A

stollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vast naar vloeibaar

A

smelten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een suspensie

A

vaste stof niet opgelost in vloeistof, troebel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een emulsie

A

vloeistof niet opgelost in vloeistof, troebel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een oplossing

A

goed opgelost, helder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

colloidale oplossing

A

vloeistof met zeer kleine vaste deeltjes, troebel, bezinkt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hydrofiel en water

A

houd van water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hydrofoob

A

houd niet van water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

homogeen mengsel

A

samenstelling is overal gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

heterogeen mengsel

A

de samenstellingen verschillen per plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

formule massafractie

A

deel : geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

formule massapercentage

A

deel : geheel x 100

17
Q

wat kan je opsplitsen? element of verbinding

A

verbinding

18
Q

verschil atomen en elementen

A

atoom is 1, een element is hoe het voorkomt

19
Q

ClBrINHOF- ezelbruggetje voor ?

A

alle elementen die voorkomen in 2