H3: emoties en gedrag Flashcards
S O R
stimulus: prikkel
organisme:
- geheugen
- gevoel
response:
- fysiologische arousal (autonoom zenuwstelsel)
- handmatig expressie (centrale zenuwstelsel)
opmerkingen schema
- prikkel kan actueel of van vroeger zij
- fysionomische arousal word gestuurd door autonoom zws
- gedragmatife expressie wordt gestuurd door centraal zns
kenmerken basisemoties
- universeel
- aangeboren
- herkenbaar
adaptieve functie
-> aanpassen situatie
- Darwin: the surviaval of the fittnest
– hoe beter aangepast, hoe meer kans op langer leven, nakomelingen die jou sterke gene overnemen
– angst -> door adrenaline ga je vluchten
motiverende functie
-> wrm je de ene handeling boven de andere kiest
- intrinsiek: van binneuit ≠ beloning
- extrinsieke: van buitenaf = beloning
communicatieve functie
-> je emotie geeft betekenis aan de boodschap die je brengt
- bepaald door:
7% woorden
55% lichaamstaal
38% intonatie
limbische systeem
-> hersensysteem voor emoties
amygdala
= angst centrum van je hersenen -> alarmsignalen uitsturen naar o a bijnieren -> fight, flight, freeze
dual routes to action
1) korte: S-> thalamus –> beslissing mogelijk gevaar ->amygdala in actie
2) lange: S -> thalamus -> hersenschors -> analyseren v d feiten -> amygdala -<
- angst bevestigen
- angst aanpassen
maslow priamide
1ste -> biologische behoeften
2de -> veiligheid
3de ->behoeften aan verbondenheid
4de -> behoefte aan wadering
5de-> zelfactualisatie
biologische behoeften
ademen, eten, drinken, slaap, seksuele bevrediging
veiligheid
motiveert ons om gevaar te vermijden en onze omgeving zo veilig mogelijk in te richten
behoeften aan verbondenheid
maakt dat we ergens bij willen horen
behoeften aan waardering
waardering aan jezelf en anderen kunnen geven
zelfactualisatie
je kan je talenten benutten en dat je spontaan en vriendelijk naar onderen opstelt