H2: persoons-en groepsperceptie Flashcards

thema 1: interactie en gedrag

1
Q

persoonelijkheid

A
  • patroon van gedragingen
  • unieke persoonlijkheid
  • duurzaam
    -> valt te relativeren
    ->veranderingen ingrijpende gebeurtenis
    -> vlakt af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lichaam bestaat uit 4 vochten

A

BLOED
GELE GAL
ZWARTE GAL
SLIJM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

BLOED

A

sanguïnische type
-> teveel: hyperactief, overenthousiast
-> te weinig: passief, geen energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gele gal

A

cholerische type
-> te veel: agressief, opvliegend
-> te weinig: gevoelloos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zwarte gal

A

melancholisch type
-> te veel: depressief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

slijm

A

flegmatische type
-> te veel: gelaten +apatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oplossing vochten

A

-bloed aftappen, laxeer middel
- bloed toevoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fysionomie

A

LAVATER (Predicant)
-> gezicht: vingerafdruk van god;
zijkant van gezicht = je karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

LOMBROSO

A

verder op lavater
gezicht en zijn kenmerken kunne ons vertelle wie en crimineel is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Frenologie

A

GALL
schedel neemt vorm aan van hersenen
- hersenen goed ontw.= duwt tegen schedel
- hersenen onderontwikkeld -> geen druk schedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

big five theorie

A

ocean
1. Openness to experience
2.Conscientiousness (gewetensvolheid)
3. Extraversion (spontaanheid)
4. Agreeablenes
5. Neuroticism (natuurlijke reactie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kenmerken wetenschappelijke kennis

A
  1. Systematische: resultaten komen uit onderzoek
  2. objectief: niet beïnvloed door eigen ervaring
  3. kritische: Het onderzoek werd door meerdere mensen, met dezelfde resultaten onderzocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

observatie gebaseerd op

A
  • verbalen gedrag
  • non-verbale gedrag
  • cognitief schema
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cognitie schema

A

ontbrekende informatie vul je aan met elementen die je denkt te weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

impliciete persoonlijkheidstheorie

A

je gaat een veronderstelling maken op basis van kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

thorndike

A

halo-effect
horn effect

17
Q

halo-effect

A

als je bij iemand een opvallende positief kenmerk ziet, dan ga je ervan uit dat die persoon goed is

18
Q

horn effect

A

Als een eerst kenmerk negatief is dan dan andere kenmerken ook

19
Q

impression management

A

je uiteindelijke gedrag aanpassen zodat je de juiste eerste indruk nalaat

20
Q

stereotypes

A

op basis van enkelen kenmeren ga je karaktertrekken en gedragingen verwachten

21
Q

wrm is stereotype moeilijk te bestrijden

A
  • komt vaak voor
  • nuttig
  • moeilijk te verwijderen
22
Q

gevolg 1 comformatiezucht

A

je spreekt het liefst met mensen die jou mening bevestigen

23
Q

gevolg 2 stereotype

A

hoe je naar een groep kijkt, wordt gekleurd door jou lidmaatschap of net niet

24
Q

veralgemening
positief

A

gedrag wordt eenvoudiger door de homogenisatie

25
veralgemening negatief
vooroordelen - cognitief - emotioneel - conatief
26
homogenisatie
we beschouwen de verschillende observaties als onderdeel van eenzelfde categorie
26
cognitieve component
wat je denkt je erover weet
27
emotioneel component
welk gevoel je bij die groep hebt
28
conatieve component
welk gedrag je verwacht van die groep
29
4 reden tot agressie bij het experiment van Sherif
- cultiveren van de groepsidentiteit - vooringenomen attributies - sociale vergelijking - conformiteitsdruk
30
oud racisme
openlijke haat
31
aversief racisme
niet herkennen dat je racistisch ben. Er is een verschil tussen overtuigingen en je daden
32
Schema attributieproces
1. resultaten van gedrag 2. affect 3. causale antecendenten 4. causale attributies 5. psychologische gevolgen 6. gevolgen voor het gedrag
33
causale attributies (4 demensies)
- locus of control - stabiliteit - controleerbaarheid - globaliteit
34
locus of control
ligt de oorzaak intern of extern
35
stabiliteit
oorzaak onveranderlijk of veranderlijk
36
controleerbaarheid
controleerbaar of oncontroleerbaar
37
globaliteit
hoeveel invloed het heeft