H20 Vacances et loisirs (2 Loisirs) Flashcards

1
Q

congés payés

A

betaalde vakantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

loisirs

A

vrije tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

en dehors de

A

buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

s’occuper

A

zich bezighouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

organiser

A

organiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rien de pire

A

niets ergers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

le dimanche

A

’s zondags

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

faire du vélo

A

fietsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

faire du sport

A

sporten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

marcher

A

lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

faire un petit tour

A

een eindje lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sortir

A

uit te laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

prendre l’air

A

een luchtje scheppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aller voir

A

op bezoek gaan bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leurs invités

A

hun gasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

arranger

A

regelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ont accuillis

A

verwelkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nous sommes les bienvenus

A

wij zijn welkom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

spectacles de variétés

A

variétévoorstellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

une soirée agréable

A

een fijne avond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

au café du coin

A

in het café op de hoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

une partie

A

een partijtje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

il passe des CD

A

hij draait cd’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

fréquenter

A

omgaan met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
a des ennuis avec
heeft problemen met
26
un animal
een beest
27
une cage
een kooi
28
un gardien
een bewaker
29
un singe
een aap
30
un éléphant
een olifant
31
une girafe
een giraf
32
un lion
een leeuw
33
un tigre
een tijger
34
une panthère
een panter
35
un ours
een beer
36
un serpent
een slang
37
une cigogne
een ooievaar
38
un loup
een wolf
39
un renard
een vos
40
un aigle
een arend
41
un phoque
een zeehond
42
un chameau
een kameel
43
un âne
een ezel
44
une promenade en voiture
een autoritje
45
avons eu la visite de
kregen bezoek van
46
adore
is dol op
47
la société protectrice des animaux
de dierenbescherming
48
massif
massale
49
au zoo
naar de dierentuin
50
rusés
slim
51
nourrir
voeren
52
les petits
de jongen
53
se rouler par terre
over de grond rollen
54
les fauves
de wilde beesten
55
remplir de
vullen met
56
les ours blancs
de ijsberen
57
dévorer
opvreten
58
a l'état sauvage
in het wild
59
leur bec
hun snavel
60
affreux
afschuwelijk
61
ses ailes
zijn vleugels
62
mortelle
dodelijk
63
de derrière
van achter
64
glissaient
gleden
65
leur gueule
hun bek
66
leur peau
hun vel
67
brillait
glinsterde
68
un étang
een vijver
69
flottaient
dreven
70
immobiles
onbewegelijk
71
une patte
een poot
72
le théatre
het theater
73
la salle
de zaal
74
le public
het publiek
75
un acteur
een acteur
76
une actrice
een actrice
77
une pièce de théâtre
een toneelstuk
78
le scène
de scène
79
un rôle
een rol
80
le jeu
het spel
81
sortaient
gingen uit
82
regarder la télévision
tv-kijken
83
jouer aux cartes
kaarten
84
assister à
bijwonen
85
cette salle de spectacle
dit theater
86
a l'habitude de
gewend zijn om
87
aller au cinéma
naar de bioscoop gaan
88
les films policiers
politiefilms
89
passe
draait
90
le cinéma
de film
91
se sont donné rendez-vous
hebben afgesproken
92
prendre les billets
kaartjes kopen
93
on passe un film
draait een film
94
les films doublés
nagesynchroniseerde films
95
fauteuils
stoelen
96
l'écran
het doek
97
a indiqué leurs places
heeft hun plaatsen gewezen
98
betaalde vakantie
congés payés
99
vrije tijd
loisirs
100
buiten
en dehors de
101
zich bezighouden
s'occuper
102
organiseren
organiser
103
niets ergers
rien de pire
104
's zondags
le dimanche
105
fietsen
faire du vélo
106
sporten
faire du sport
107
lopen
marcher
108
een eindje lopen
faire un petit tour
109
uit te laten
sortir
110
een luchtje scheppen
prendre l'air
111
op bezoek gaan bij
aller voir
112
hun gasten
leurs invités
113
regelen
arranger
114
verwelkomen
ont accuillis
115
wij zijn welkom
nous sommes les bienvenus
116
variétévoorstellingen
spectacles de variétés
117
een fijne avond
une soirée agréable
118
in het café op de hoek
au café du coin
119
een partijtje
une partie
120
hij draait cd's
il passe des CD
121
omgaan met
fréquenter
122
heeft problemen met
a des ennuis avec
123
een beest
un animal
124
een kooi
une cage
125
een bewaker
un gardien
126
een aap
un singe
127
een olifant
un éléphant
128
een giraf
une girafe
129
een leeuw
un lion
130
een tijger
un tigre
131
een panter
une panthère
132
een beer
un ours
133
een slang
un serpent
134
een ooievaar
une cigogne
135
een wolf
un loup
136
een vos
un renard
137
een arend
un aigle
138
een zeehond
un phoque
139
een kameel
un chameau
140
een ezel
un âne
141
een autoritje
une promenade en voiture
142
kregen bezoek van
avons eu la visite de
143
is dol op
adore
144
de dierenbescherming
la société protectrice des animaux
145
massale
massif
146
naar de dierentuin
au zoo
147
slim
rusés
148
voeren
nourrir
149
de jongen
les petits
150
over de grond rollen
se rouler par terre
151
de wilde beesten
les fauves
152
vullen met
remplir de
153
de ijsberen
les ours blancs
154
opvreten
dévorer
155
in het wild
a l'état sauvage
156
hun snavel
leur bec
157
afschuwelijk
affreux
158
zijn vleugels
ses ailes
159
dodelijk
mortelle
160
van achter
de derrière
161
gleden
glissaient
162
hun bek
leur gueule
163
hun vel
leur peau
164
glinsterde
brillait
165
een vijver
un étang
166
dreven
flottaient
167
onbewegelijk
immobiles
168
een poot
une patte
169
het theater
le théatre
170
de zaal
la salle
171
het publiek
le public
172
een acteur
un acteur
173
een actrice
une actrice
174
een toneelstuk
une pièce de théâtre
175
de scène
le scène
176
een rol
un rôle
177
het spel
le jeu
178
gingen uit
sortaient
179
tv-kijken
regarder la télévision
180
kaarten
jouer aux cartes
181
bijwonen
assister à
182
dit theater
cette salle de spectacle
183
gewend zijn om
a l'habitude de
184
naar de bioscoop gaan
aller au cinéma
185
politiefilms
les films policiers
186
draait
passe
187
de film
le cinéma
188
hebben afgesproken
se sont donné rendez-vous
189
kaartjes kopen
prendre les billets
190
draait een film
on passe un film
191
nagesynchroniseerde films
les films doublés
192
stoelen
fauteuils
193
het doek
l'écran
194
heeft hun plaatsen gewezen
a indiqué leurs places
195
la musique
de muziek
196