H2 Chemische Stoffen In Organismen Flashcards

1
Q

Lipiden

A

Vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Proteïnen

A

Eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aërobe celademhaling

A

CO2 verlaat cel en komt in bloedbaan terecht

7 lost op in bloedplasma
23 bindt met hemoglobine
70 vormt samen met water het zuur waterstofcarbonaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hemoglobine en myoglobine

A

Myoglobine in de spieren, een O2 molecule maar sterke binding

Hemoglobine 402 vasthouden in het bloed, iets minder sterke binding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Deoxygenatie

A

Rode bloedcel wordt deoxyhemoglobine en de O2 wordt opgelost in bloedplasma of verbruikt in celademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oxygenatie

A

Zuurstof en hemoglobine eiwit vormen rode bloedcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschil Alpha en beta

A

BUDA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is glucose?

A

Bouwsteen van sommige polysachariden en een energiebron (bv mitochondriën)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Isomeren

A

Dezelfde brutoformule maar verschillende structuurformules

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Maltose

A

Glucose+glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lactose

A

Galactose en Glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sacharose

A

Glucose en fructose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is zetmeel?

A

Zetmeel is een reservesuiker in plantencellen en is daardoor een belangrijke energiebron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is amylose?

A

Amylose is een onvertakte spiraalvormige keten van glucose eenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Amylopectine

A

Vertakte keten van glucose eenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Glycogeen

A

Reservesuiker in dierlijkste cellen en een belangrijke energiebron
Meer vertakt dan amylopectine

17
Q

Wat gebeurd er als er weinig cellulose wordt opgenomen?

A

Geen stevigheid in de darmen waardoor de darmspier niet samentrekt, divertikels zal vormen en je constipatie zal hebben.

18
Q

Groep lipiden

A

Fosfolipiden
Steroïden
Triglyceriden

19
Q

Wat zijn fosfolipiden?

A

Zijn structurele lipiden Opgebouwd uit een centrale glycerolmolecule waaraan twee vetzuren en een fosfaatgroep aan zijn verbonden

20
Q

Wat zijn steroïden en welke bestaan er

A

Lipideachtige moleculen opgebouwd uit vier koolstofringstructuren

Cholesterol, oestrogeen, testosteron, progesteron

21
Q

Functie cholesterol

A

Belangrijk onderdeel membraan
Uitgangstof voor aanmaak van
Vitamine D
Galzouten
Geslachtshormonen

22
Q

Wat is een triglyceriden

A

Bestaat uit glycedrolmolecule waaraan drie vetzuren aan zijn verbonden

23
Q

Wat is een verzadigd vetzuur?

A

Een vetzuur dat enkel enkelvoudige C-C verbindingen bezit

Meestal vast want moleculen stapelen goed en zijn g-dicht bij elkaar

24
Q

Wat is een onverzadigd vetzuur?

A

Als er tussen de C-Atomen een of meer dubbelde bindingen aanwezig zijn

Meestal vloeibaar want moleculen stapelen niet goed en zijn minder dichtbij elkaar

25
Q

Functie triglyceriden

A

Opslag chemische energie
Isolatie
Bescherming orgaan
Waterafstotend (watervogels)

26
Q

Wat is en Waarom is een polypeptideketen geen proteïne?

A

Een polypeptideketen is nog geen eiwit omdat deze nog gevouwd moet worden.

Het is een aaneenschakeling van aminozuren

27
Q

2 met zwavel

A

Cysteine en methionine

28
Q

Primaire structuur

A

Opeenvolging van de aminozuren die voorkomen in de polypeptide

29
Q

Secundaire structuur

A

Lokale opvouwing van de polypetideketen door waterstofbruggen

Alpha helix en beta plaat

30
Q

Tertiaire structuur

A

Globale opvouwing van de gehele polypetideketens in bv. Bolvorm of staafvorm

31
Q

Quaternaire structuur

A

Geheel van de tertiaire structuren samen met de prostetische groepen

32
Q

Functie proteïnen

A

Binding en transport gassen
Intracellulair transport
Spiercontracties: vezels schuiven in elkaar waardoor de spieren korter en dikker worden en de spier gaat bewegen
Hormonen
Structuurelementen (Keratine)
Toxine

33
Q

Wat gebeurt er met proteïnen bij koorts?

A

Ze verliezen hun structuur en uiteindelijk ook hun functie. Dit is heel gevaarlijk.

34
Q

Wat zijn nucleinezuren?

A

Macromoleculen waarin een groot aantal bouwstenen/ nucleotiden aan elkaar geschakeld zijn

DNA desoxyribonucleinezuur
RNA

35
Q

Hoe zit DNA in elkaar?

A

2 suikerfosfaatruggengraten (zijkanten)

1 Desoxyribose/suiker
2. Fosfaat/ PO43-
3. Nucleotidebase
- Adeine
-Guanine
-Cytosine
-Thymine

AT
GC
Complementaire basepairing

36
Q

Verschil bouw RNA en DNA

A
  1. Enkelstreng
  2. Ribose als suiker
  3. Uracil ipv Thymine