H2 Flashcards
Wetboek van strafrecht
Hierin staan de meeste overtredingen en misdrijven.
Misdrijven
Ernstige strafbare feiten. Bijv: rijden onder invloed, drugshandel, moord en mishandeling.
Overtredingen
Minder ernstige strafbare feiten. Bijv: door rood rijden, zwartrijden, wildplassen.
Criminaliteit
Alle misdrijven die in de wet staan.
Crimineel
Pleger van een misdrijf. Maar meestal bedoelen we er iemand mee die van misdaad zijn beroep heeft gemaakt.
Politie
Overheidsdienst die de openbare orde en veiligheid handhaaft en informatie over strafbare feiten verzamelt.
Officier van justitie
Openbare aanklager die de leiding heeft over het opsporingsonderzoek en een straf kan eisen tegen de verdachte.
Staande houden
Vragen wie je bent.
Aanhouden
Persoon meenemen naar het politiebureau voor verhoor.
Fouilleren
Onderzoek aan de kleding en het lichaam van de verdachte.
Preventief fouilleren
Onderzoek aan de kleding en het lichaam van een persoon, zonder dat er sprake is van verdenking.
Infiltreren
Undercover deelname van de politie aan criminele organisaties.
Seponeren
Afzien van verdere rechtsvervolging
Transactie of strafbeschikking
De verdachte een geldboete of taakstraf aanbieden.
Vervolgen
De zaak wordt doorgestuurd naar een rechter.
Onschuldvermoeden
Het principe dat een persoon onschuldig is, totdat de rechter heeft vastgesteld dat het tegendeel is bewezen.
Dwangmiddelen
Opsporingsbevoegdheden
Verdachte
Persoon van wie de politie een redelijk vermoeden heeft dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Rechter
Een persoon die rechtspreekt en onderdeel is van rechterlijke macht.
Aangeleerd-gedraghteorie
Plegers van misdrijven hebben geen afwijkende persoonlijkheidskenmerken.