H1 voca B/CFr -> Nl Flashcards
1
Q
La confiance
A
Het vertrouwen
2
Q
Soutenir
A
Ondersteunen
3
Q
Annoncer
A
Aankondigen
4
Q
Abandonner
A
Verlaten
5
Q
Accepter
A
Accepteren
6
Q
Le bonheur
A
Het geluk
7
Q
Se disputer
A
Ruziemaken
8
Q
Adorer
A
Gek zijn op
9
Q
Drôle
A
Grappig
10
Q
Le secret
A
Het geheim
11
Q
La blague
A
Het grapje
12
Q
La sortie
A
Het uitstapje
13
Q
En dehors de
A
Buiten
14
Q
Draguer
A
Flirten, versieren
16
Q
Réfléchir
A
Nadenken
17
Q
L’entraînement +ges
A
M - de training
18
Q
Juger
A
Veroordelen
19
Q
Se rendre compte
A
Zich realiseren
19
Q
La valeur
A
De waarde
19
Q
L’entreprise +ges
A
V - het bedrijf
20
Q
La compréhension
A
Het begrip
22
Q
Amoureux
A
Verliefd
22
Q
Manquer
A
Missen, ontbreken
24
Q
En pleurs
A
In tranen