H1 Voca B/C Nl-> Fr Flashcards
1
Q
Aankondigen
A
Annoncer
2
Q
Grappig
A
Drôle
3
Q
Lachen
A
Rire
4
Q
Accepteren
A
Accepter
5
Q
De tijden +ges
A
M mv - Les horaires
6
Q
Het beroep
A
Le métier
7
Q
Gek zijn op
A
Adorer
8
Q
Ongelooflijk
A
Incroyable
9
Q
Het grapje
A
La blague
10
Q
Ruziemaken
A
Se disputer
11
Q
Het geheim
A
Le secret
12
Q
De smaak
A
Le goût
13
Q
Teleurgesteld
A
Décu (ding onder de c)
14
Q
De vriendschap +ges
A
V - L’amitié
15
Q
Ontmoeten
A
Rencontrer
17
Q
De training +ges
A
M- L’entraînement
18
Q
Het uitstapje
A
La sortie
18
Q
Veroordelen
A
Juger
19
Q
Vanwege
A
À cause de
20
Q
De persoonlijkheid
A
La personnalité
21
Q
De blouse
A
La chemise
22
Q
Flirten, versieren
A
Draguer
23
Q
Aanraden
A
Conseiller à
24
Q
In tegenstelling tot
A
Au contraire de
25
Kiezen voor
Opter pour
26
Verliefd
Amoureux
27
De panty, de maillot +ges
M mv - les collants
28
Het gevoel voor humor
Le sens de l'humour
29
De rok
La jupe
30
Zich kleden
S'habiller
31
De kwaliteit
La qualité
32
De laarzen +ges
V mv - les bottes
33
Leggen, zetten, aantrekken
Mettre
34
De verkoop
La vente
35
Nadenken
Réfléchir
36
De spijkerbroek
Le jean
37
De outfit
La tenue
39
Het geluk
Le bonheur
39
De trend
La tendance
40
Zijn best doen
Faire de son mieux
