H1 Par 3 Flashcards

1
Q

Directe ruil !

A

Producten ruilen voor andere producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Direct ruilen heeft 3 nadelen !

A
  1. Kost veel tijd en moeite
  2. Weinig arbeidsverdeling (weinig beroepen)
  3. Schaalvergroting blijft beperkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Arbeidsverdeling !

A

Taken verdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schaalvergroting !

A

Een bedrijf kan en gaat meer producten produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Indirecte ruil

A

Een product verkopen in ruil voor geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschillen tussen directe en indirecte ruil

A
  1. Bij directe ruil moet een verkoper een klant vinden die ook een product in de juiste hoeveelheid wil verkopen en die ook wil wat jij verkoopt
  2. En bij indirecte ruil is een klant vinden genoeg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door het bestaan van geld: (4)

A
  1. Konden mensen zich specialiseren
  2. Was schaalvergroting mogelijk
  3. er kwamen meer beroepen
  4. Een maatschappij kan meer verschillende goederen en diensten produceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Specialisatie

A

Het zich toeleggen op een beperkt aantal werkzaamheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Arbeidsproductie

A

Het aantal stuks dat een werknemer in een bepaalde tijd kan produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly