H1 centraal zenuwstelsel Flashcards

1
Q

wat zijn de meninges?

A

= hersenvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke delen van de meninges?

A
  • dura mater
  • subarachnoïdale ruimte
  • pia mater
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

encefalitis ?
meningitis?

A

ontsteking van hersenweefsel
ontsteking van hersenvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bacteriële meningitis symptomen

A

koorts, verwardheid, stijve nek
hoofdpijn, misselijkheid, overgeven
sensitiviteit aan licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verwekkers van bacteriële meningitis

A
  • streptococcus pneumoniae
  • neisseria meningitidis
  • haemophilus influenzae
  • listeria monocytogenes
  • streptococcus agalactiae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

streptococcus pneumoniae

A
  • gram-positief, kok, firmicutes, facultatief anaëroob, katalase negatief

– verschillende virulentiefactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

virulentiefactoren van streptococcus pneumoniae:

A
  • kapsel (92 serotypes)
  • IgA protease
  • pneumolysine
  • daling van oxidatieve burst
  • fosforylcholine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

IgA protease = werking?

A
  • IgA protease breekt IgA af
  • bacteriën kunnen gemakkelijker ontsnappen aan afweer van immuunsysteem in slijmvliezen
    = gevaarlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pneumolysine werking?

A

= krachtig toxine dat weefsels beschadigt
= immuunsysteem geactiveerd maar ook onderdrukt
= helpen bij veroorzaken van ernstige infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fosforylcholine werking?

A

= immuunontwijking
= fosforylcholine op de celwand hechten aan gastheercellen, hun immuunafweer te ontwijken, en ontstekingen te veroorzaken, wat hun vermogen om infecties te veroorzaken versterkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

neisseria meningitidis eigenschappen?

A

gram-negatief, diplokok, proteobacteria, aeroob, kapsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

haemophilus infuenzae eigenschappen

A
  • kleine pleomorfe gramnegatieve staaf, proteobacteria
  • groei op specifieke bodems
  • virulentiefactor = kapsel met 6 serotypes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HIB?

A

= haemophila influenza type B
= meningitis, epiglottis, bacteriëmie en pneumonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

listeria monocytogenes eig?

A
  • grampositief, staaf, peritriche flagellen
  • groei tussen 3 - 45°C
  • listeriolysine O
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

plexus choroideus

A
  • productie CSF
  • bescherming en ondersteuning van CZS
  • regulatie van chemisch samenstelling
  • maakt deel uit van bloed-hersenbarrière
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pathogenese van bacteriële meningitis

A
  • kolonisatie mond-keelholte
  • via epitheel van de luchtwegen naar bloedbaan
  • via plexus choroideus bacterie naar CSF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

probleem bij bacteriële meningitis in CSF?

A
  • afwezigheid van antilichamen = rol in neutralisatie en herkenning van pathogenen
  • afwezigheid van complement = groep eiwitten die pathogenen doden
  • afwezigheid van granulocyten = immuuncellen die snel reageren op infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

besmettingsweg van bacteriële meningitis?

A

S. pneumoniae, N. meningitidis en H. influenza = aërogeen of direct contact

L. monocytogenes = besmet voedsel

GBS = verticale transmissie (moeder - kind)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

diagnostiek van bacteriële meningitis?

A
  • Kernig’s teken
  • driepootfenomeen
  • Brudzinski’s nek teken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kernig’s teken

A

De patiënt ligt op de rug (in rugligging).Het been wordt in de heup en knie gebogen tot een hoek van 90 graden. De arts probeert vervolgens het been in de knie te strekken. POSITIEF = de patiënt : pijn in onderrug of achter dijen (door spierspasmen of stijfheid), of als het strekken van het been beperkt is doordat de knie niet volledig kan worden gestrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

driepootfenomeen

A

De patiënt zit rechtop op een tafel of bed. Wanneer de arts de patiënt vraagt om de knieën te strekken (zonder steun), moet patiënt zijn handen achter zich op de tafel plaatsen. POSITIEF = patiënt moet automatisch zijn handen achter het lichaam plaatsten om steun te zoeken terwijl hij rechtop probeert te zitten. = meningeale irritatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Brudzinski’s nek teken

A

De arts buigt voorzichtig het hoofd van de patiënt voorover, richting de borst (flexie van de nek). POSITIEF = wanneer de patiënt automatisch de benen en heupen buigt (flexie van de knieën en heupen) als reactie op de nekflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

diagnose van bacteriële meningitis: huidafwijking?

A

= glastest
POS = niet-wegdrukbaar
NEG = wegdrukbare uitslag

  • petechiën
  • ecchymosen
  • purpura fulminans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

behandeling + preventie van bacteriële meningitis

A
  • snel reageren
  • IV: AB: meropenem of cefotaxime of cefepime
  • immunisatie = vaccins
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

lepra verwekker?

A

= mycobacterium leprae
= zuurvaste staaf, actinobacteria
lange delingstijd = 11 - 13 dagen
reservoir = mens + armadillo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

pathogenese van lepra (kansen)

A
  • 75% subklinisch
  • 25% lepraverschijnselen

75% van de 25% = genezing
25% van de 25% = neuroptahie en huidafwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

behandeling van lepra

A

= langdurige combinatietherapie
= immunisatie = vaccins

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

botulisme symptomen

A

diplopie
dysarthrie
dysphonie
dysphagie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

CFR

A

= case fatality rate
= kans dat je overlijdt

30
Q

3 soorten van botulisme

A

voedselgerelateerd
infantiel botulisme
wondbotulisme

31
Q

verwekker van botulisme

A

= clostridium botulinum
= anaerobe, sporevormende gram-positieve staven
- 7 types van toxines
- toxinegeraleerde ziekte

32
Q

pathogenese van botulisme

A
  • We hebben vesikels met acetylcholine -> die komen vrij -> vesikel versmelt met presynaptische membraan -> spiercontractie
  • Toxine bindt met presynaptische membraan -> inhibitie van vrijstelling van acetylcholine = spierverlamming
33
Q

tetanus symptomen

A
  • spasmen in rug en spieren
  • risus sardonicus
  • ophisthotonus
  • laryngospasmen
34
Q

verwekkers van tetanus

A

clostridium tetani
= anaerobe, sporevormende gram+ staaf
= neurotoxine = tetanospasmine

35
Q

pathogenese tetanus

A

tetanospasmine blokkeert de vrijstelling van GABA en glycine

incubatieperiode 3 - 21dagen
reservoir = aardbodem, saprofyt in darmkanaal

36
Q

besmettingsweg van tetanus

A

= contact met stof, straatvuil of paardenmest, wonde bij tuinieren, geen overdracht mens-mens

37
Q

behandeling en preventie van tetanus

A

wondreiniging, neutralisatie van toxine, ondersteundende therapie

38
Q

virale meningitis vormen?

A

enterovirussen
HSV

39
Q

enterovirussen - virale meningitis

A

= meest voorkomende vorm van meningitis
= picornaviridae

40
Q

verspreiding van virale meningitis?

A

feco-oraal contact
incubatie 3 - 7 dagen
bifasisch verloop

41
Q

bifasisch verloop van virale meningitis?

A

koorts, spierpijn, huiduitslag, ..
klachtenvrije periode = “genezen”
acuut meningitisbeeld

42
Q

HSV bij virale meningitis?

A

= herpesviridae
= meningo-encefalitis
= hoge koorts, bewustzijnsverlaging, epilepsie
= onbehandeld = hoge letaliteit

43
Q

diagnostiek bij virale meningitis?

A

= koorts, hoofdpijn, braken, nekstijfheid
= liquoronderzoek

44
Q

behandeling bij virale meningitis

A

= geen AB als het viraal is
= enterovirussen = symptomatisch behandelen
HSV = acyclovir

immunisatie = vaccin tegen bofvirus

45
Q

polio symptomen

A
  • paralyse onderste ledematen
  • slik- en ademhalingsverlamming
  • postpoliosyndroom
46
Q

vormen polio

A

minor polio = 5%
non-paralytische fase = 90 - 95%

47
Q

verwekker van polio?

A

naakt ssRNA virus
enterovirussen, picornaviridae

relatief stabiel virus

48
Q

pathogenese van polio

A

porte d’entrée = mond
replicatie in keel en GI
viremie = zenuwbanen

incubatie 1 - 2 weken
reservoir = menselijk maag-darm
besmettingsweg = feco-oraal

49
Q

behandeling van polio?

A

symptomatisch en geen anti-virale geneesmiddelen
immunisatie = vaccin

50
Q

rabies stappen:

A
  1. prodromale fase
  2. neurologische fase
  3. coma
  4. overlijden
51
Q

prodromale fase van rabies?

A

= niet-specifieke symptomen
= koorts, malaise, jeuk aan wonde

52
Q

neurologische fase van rabies

A

= te laat om te genezen

rabies furiosa = 80% = hyperactiviteit en krampen
rabies paralytica = 20% = paralyse
aërofobie en hydrofobie = spasmen van slik- en ademhalingsspieren
schuimvorming op de mond

53
Q

verwekker van rabies

A

= kogelvormig RNA-virus met envelop, rhabdoviridae, lyssavirus

incubatie = 1 - 12 maanden
virus -> spieren -> axonen -> neuronen -> hersenen -> verdere verspreiding

54
Q

besmettingsweg rabies

A

= beet van een besmet dier

reservoir = carnivoren = rabies furiosa en rabies paralytica

55
Q

behandeling rabies

A

schoonmaken + ontsmetten + post-exposure vaccinatie

56
Q

immunisatie

A

pre-exposure vaccinatie
post-exposure vaccinatie

57
Q

Zika-virus
- percentage
- symptomen

A
  • microcefalie = afgeplat hoofd
  • 75% subklinische infecties
  • 25% symptomen

= koorts, hoofdpijn, conjuctivitis, spier- en gewrichtspijn (handen + voeten) en huiduitslag

58
Q

complicaties zikavirus

A
  • maternale zikavirus-infecties en microcefalie van de foetus
  • link met Guillain-barrésyndroom
  • moeder -> kind
59
Q

verwekkers van zikavirus

A

= besmettingsweg = steekluggen van Aedes-geslacht

60
Q

Aedes muggen

A
  • Aedes aegypti mug
    = gele koortsmug
    = bijten, vrouwelijke mug
    = ei - larve - pupa - volwassen mug
  • Aedes albopictus mug
    = aziatische tijgermug
61
Q

West-Nile Virus

A
  • geïsoleerd in West-Nile in 1937
  • 1999 verspreiding over Amerika
  • gastheer = vogel
  • vector = mug = Culex Pipiens
62
Q

symptomen West-Nile virus

A
  • asymptomatisch 80%
  • West-Nile fever 20%
  • West-Nile encefalitis <1%
63
Q

pathogenese west-nile virus

A

porte d’entréé = muggenbeet -> replicatie in huid en lymfeklieren
= viremie richting CZS

besmettingsweg = steek van Culex pipiens mug

64
Q

behandeling van west-nile virus

A

= symptomatisch en geen antivirale middelen
=> immunisatie = geen vaccin beschikbaar = wel in ontwikkeling

65
Q

cyrptococcus symptomen

A

= meest voorkomende systemische fungale infectie bij HIV-patiënten

= hoofdpijn, misselijkheid, koorts, nekstijfheid afwezig

66
Q

cryptococcus verwekkers

A

cryptococcus neoformans
cryptococcus gattii

= fungale meningitis

67
Q

welke vormen van meningitis zijn er?

A

bacterieel
viraal
fungaal

68
Q

afrikaanse symptomen + pathogenese

A

= koortsaanvallen, psychische en motorische storingen
= vermageren, in slaap vallen

69
Q

pathogenese en verwekker

A

tsee-tsee vlieg = in tropen
trypanosomen = parasieten
vermenigvuldiging in huid = lokale ontsteking = trypanoom (= parasiet vermenigvuldigd in de huid)
verspreiding via lymfe en bloed = zwelling van halslymfeklieren

70
Q

diagnostiek + behandeling afrikaanse slaapziekte

A

diagnostiek = parasiet in bloed opsporen

behandeling = toxische geneesmiddelen = melarsoprol en suramin

immunisatie = geen vaccin beschikbaar

71
Q

levenscyclus in de mens van afrikaanse slaapziekte

A
  • in speeksel = parasieten
  • mug bijt en injecteert speeksel
  • lokale ontseking = trypanoom
  • verdere verspreiding naar lymfeklieren
    ontsteking lymfeklieren
  • trypanosomen gaan via bloed verder verspreid worden in CSF
  • Coma en overlijden