H. 5 Visuele systeem Flashcards

1
Q

fovea centralis (blinde plek):

A

plaats op netvlies waar visus scherpst is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar ligt de macula?

A

omringt de fovea en geeft visus scherpte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is discus nervus opticus?

A

plaats waar axonen de netvlies verlaten en zich bundelen in de n. opticus. Hieromheen heb je geen fotoreceptoren, dit creëert een blinde vlek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kenmerken van staafjes:

A

1 zijn taltijker dan kegels
2 zorgen ervoor dat je voldoende kan zien bij slechte verlichting
3 gevoeliger dan kegels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken van kegels:

A

1 minder talrijk
2 sterk verantwoordigd in fovea centralis
3 zorg voor scherp zien en kleurenzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom kan je het scherpst zien bij fovea centralis?

A

Daar kan ligt direct de fotoreceptoren bereiken zonder verstoring van laag cellen net als andere delen van het oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe worden signalen gestuurd van de fotoreceptoren naar de n. opticus?

A

fotoreceptoren reageren op licht in het ontvangsveld en zenden excitaties of inhibities naar de bipolaire cellen. Deze zenden het naar de ganglioncellen die deze signalen via axonen naar de n. opticus sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt met signalen van fotoreceptoren, bipolaire cellen en ganglion cellen buiten de ontvangsveld?

A

De signalen komen bij de fotoreceptoren en bipolaire cellen via geleiding door neurotransmitters. ganglioncellen vuren wel actiepotentialen om de signalen naar de n. opticus te sturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Twee typen schakelneuronen:

A

1= horizontale cellen
2= amacriene cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Functie van schakelneuronen:

A

Ze hebben laterale excitatoire of inhibitoire verbinden met de ganglion en bipolaire cellen waardoor directe inhibitie of excitatie kan ontstaan bij lichtbundel op retina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom hebben ganglioncellen en bipolaire cellen een ontvangsveld met concentrische configuratie?

A

Door laterale verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 2 soorten concentrische cellen zijn er en wat is hun functie?

A

On-center= excitatie door licht in het midden en remming door licht in omliggende gebied.
Off-center= remming door licht in het midden en excitatie door licht in omliggende gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten ganglioncellen zijn er?

A

1 parasolcellen/ A-cellen
2 midget cellen/ B-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken van parasolcellen:

A

groot cellichaam, grote ontvangstvelden,
reageren maximaal op grove stimuluseigenschappen en stimulusbewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken midget cellen:

A

kleine cellichaam, kleine ontvangsvelden, talrijker, gevoeliger voor kleine visuele details en kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beschadiging in chiasma opticum zorgt voor:

A

bilateraal visusverlies

17
Q

beschadiging in oog, retina of n.opticus zorgt voor:

A

monoculaire visuele velduitval

18
Q

beschadiging proximaal van chiasma opticum zorgt voor:

A

homonyme visuele velddefecten

19
Q

hoe verlopen de axonen van de ganglioncellen?

A

axonen van ganglioncellen gaan naar nucleus geniculatus lateralis (NGL) en van daar naar primaire visuele cortex in hersenen.

20
Q

Wat is extrageniculate visual pathways?

A

De weg van ganglioncellen naar NGL naar brachium colliculi superior.

21
Q

Functie van de vezels van extrageniculate visual pathways:

A

pupilreflex, visueel richten en oogbewegingen richting visuele stimuli.

22
Q

Wat is loop van Meyer?

A

Onderste optische uitstralingen in de primaire visuele cortex die richting de thalamus gaan

23
Q

3 meest kenmerkende kanalen:

A

beweging, kleur en vorm

24
Q

2 stappen bij lokalisatie en diagnose van visuele verstoring:

A

1 aard van visuele verstoring
2 visuele veld van elk oog

25
Q

Van welke bloedvat ontvangt de retina bloedvoorziening?

A

a. opthalmica

26
Q

functie opthalmoscoop?

A

a. en v. van retina bekijken vanuit dicus bervus opticus

27
Q

3 hoofdoorzaken van verminderde bloedstroom i a. opthalmica:

A

1 embolie
2 stenose ( diabetes, hypertensie, verhoogde intracraniele druk)
3 vasculitis

28
Q

oorzaak van anterior ischemie optische neuropathie (AION):

A

occlusie in arterien van n. opticus anterior

29
Q

bloedvoorziening van n. opticus:

A

kleine aftakkingen van arteria opthalmica

30
Q

Optische neurotitis (NO):

A

demyelinisatie van n. opticus
messtal gepaard met MS