gs h2 h3 4.1 en 4.2 Flashcards

1
Q

beurs

A

gebouw waar in aandelen wordt gehandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beurskrach

A

streke en snelle daling van de aandelenkoersen op de beurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

consumptiemaatschappij

A

samenleving waarin veel consumptiegoederen worden gekocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

economische crisis (depressie)

A

lange tijd van economische achteruitgang en werkloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interbellum

A

periode tussen de tweede wereldoorlogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

keerpunt

A

belangrijke snelle verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

krediet

A

lening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lopende band

A

productiesysteem waarbij werknemers werken aan voorbijkomende producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

subsidie

A

financiële steun van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

collectivisatie

A

samenvoeging van privéboederijen in gemeenschappelijke landbouwbedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fascisme

A

antidemocratische, gewelddadige, extreem nationalistische en totalitaire politieke beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

indoctrineren

A

sysyematisch opdringen van ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kolchoz

A

groot landbouwbedrijf waarop boeren samenwerkten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

persoonsverheerlijking

A

uitbundig prijzen van een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

planeconomie

A

economie waarbij de overheid voor schrijft wat moet worden geproduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stalinisme

A

variant van het communisme met extreme onderdrukking en extreme verering van een politiek leider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

totalitair

A

als de overheid volledig heerst over de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

veteraan

A

oud-soldaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

absolute meerderheid

A

meerderheid van meer dan de helft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

inflatie

A

waardevermindering van geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

intimideren

A

bang maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

links

A

(in de politiek) vooruitstrevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

nationaalsocialisme

A

antidmocratische, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische en racistische politieke beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

nazi

A

afkorting van nationaalsocialist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

oorlogindustrie

A

industrie die wapens en andere militaire producten maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

rassenleer

A

onjuiste theorie over verschillen tussen ‘mensenrassen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

rechts

A

(in de politiek) conservatief, voor sterke leiders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

regime

A

ondemocratische regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

aanpassingspolitiek

A

aanpassing van overheidsuitgaven aan dalende inkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

beleid

A

manier waarop iets wordt geregeld

31
Q

gouden standaard

A

vaste verhouding van de waarde van een munt ten opzichte van goud

32
Q

levensbeschouwing

A

geheel van ideeën over wat belangrijk is in het leven

33
Q

omroep

A

1 alle radiobedrijven (later ook televisie), 2 een omroepsvereniging

34
Q

stempelen

A

systeem met stempelkaarten van werklozen

35
Q

uitkering

A

geld dat iemand krijgt

36
Q

verzuiling

A

sociale verdeling in levensbeschouwelijke groepen

37
Q

appeasement

A

(verzoening) toegeven aan eisen om de vrede te bewaren

38
Q

agressief

A

aanvallend (agressie - aanval)

39
Q

asmogendheden

A

Duitsland, Italië, Japan en hun bondgenoten

40
Q

blitzkrieg

A

(bliksemoorlog) snelle aanval

41
Q

capituleren

A

overgeven (capitulatie - overgave)

42
Q

diplomatie

A

overleg tussen staten

43
Q

invasie

A

vijandelijke inval

44
Q

atoombom

A

bom met grote vernietigingskracht

45
Q

jappenkamp

A

Japans concentratiekamp

46
Q

kamikaze

A

zelfmoordpiloot

47
Q

seksslaaf

A

persoon die gedwongen wordt tot prostitutie

48
Q

arbeidsinzet

A

dwangarbeid in Duitsland

49
Q

censuur

A

conrole op publicaties

50
Q

collaboratie

A

samenwerking

51
Q

foute nederlander

A

Nederlander die tijdens de Tweede Wereldootlog de Duitse kant koos

52
Q

gelijkschakeling

A

aanpassing aan een totalitair regime

53
Q

goede Nederlander

A

Nederlander die tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen de duitsers was

54
Q

onderduiker

A

iemand die zich schuilhoudt

55
Q

Razzia

A

drijfjacht op mensen

56
Q

doorgangskamp

A

concentratiekamp vanwaar mensen worden gedeporteerd

57
Q

getto

A

woonwijk van een bepaalde bevolkingsgroep

58
Q

holocaust

A

(shoah) moord op joden tijdens de Tweede wereldoorlog

59
Q

Vernietgingskamp

A

concentratiekamp gemaakt om mensen te vermoorden

60
Q

politionele actie

A

Nederlandse naam voor twee militaire operaties tijdens de indonesische onafhankelijkheidsoorlog

61
Q

proclamatie

A

bekendmaking, het uitroepen

62
Q

soevereiniteitsoverdracht

A

het officieel geven van de hoogste macht aan een ander

63
Q

supermacht

A

zeer machtige staat

64
Q

tijd van televisie en computer

A

tiende tijvak (1950-heden)

65
Q

atoomoorlog

A

(kenoorlog) oorlog met atoombommen

66
Q

blokvorming

A

ontstaan van vijaandige groepen landen

67
Q

containment

A

Amerikaanse politiek in de koude oorlog om het communisme in te dammen

68
Q

koude oorlog

A

vijandigheid tussen het Oostblok en het Westen (1945-1989)

69
Q

marshallhulp

A

Amerikaanse hulp voor de Europese economie

70
Q

NAVO

A

militair bondgenootschap van de VS, Canada en West- en Zuid-Europese landen

71
Q

ontspanning

A

verminderde spanning in de koude oorlog

72
Q

oostblok

A

communistische landen onder leiding van de sovjet-unie

73
Q

Warschaupact

A

militair bondgenootschap van het Oostblok