Griekse oudheid Flashcards

1
Q

Thales - Oorsprong theorie
Waarom nog meer bekend?

A

Water is de oorsprong van alles

(Waarschijnlijk doordat hij zag in Egypte hoe alles uit de Nijl ontstond, plus cycles water, waterdamp, ijs, etc)

Stelling van Thales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 filosofen Milete (6e eeuw voor Chr.)
Met welk probleem hielden zij zich bezig?

A

Thales, Anaximander, Anaximenes

Allen geloofden dat er een oerstof was maar vroegen zich af hoe een stof ineens een andere stof kon worden: Dit heet het veranderingsprobleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eleaten - Tijdvak? Bekendste Eleaat

A

vanaf 500 v Christus. Eiland Elea. Bekendste: Parmenides.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parmenides - Zintuigen / Verstand

A

Dacht dat alles wat bestond er altijd al was geweest. Niks kan uit niks ontstaan.

Zintuigen kloppen niet met verstand. Koos uiteindelijk voor het verstand. Dit wordt rationalisme genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Heraclitus tegenstellingen

A

Tegenstellingen: Als we nooit ziek zijn, zullen we ook nooit beter zijn. Zelfde voor honger en oorlog. Als er niet voortdurend tegenstellingen zijn, dan zou de wereld ophouden te bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heraclitus over God

A

God wordt ‘logos’ genoemd (rede), dacht dat er een ‘wereldverstand’ bestond. Oftewel ‘natuurwet’. Iedereen zou zich hier naar moeten schikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Heraclitus over natuur

A

Natuur wordt gekenmerkt door voortdurende veranderingen. Alles stroomt (Panta rhei). Alles is in beweging en niets duurt voor eeuwig.

Als ik tweemaal in dezelfde rivier stap, is dat niet exact dezelfde ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tegenstelling Parmenides / Heraclitus

A

Verstand van Parmenides gaf aan dat er niks kon veranderen.

Maar zintuigelijke waarnemingen van Heraclitus gaven aan dat er duidelijk veranderingen in de natuur plaats vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Empedocles over liefde en haat

A

De wereld kent 2 verschillende krachten namelijk liefde en haat. Wat verbindt is de liefde, wat ontbindt is de haat. Liefde houdt de afzonderlijke delen van ons lichaam bijeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Empedocles over Parmenides / Heraclitus

A

Dacht dat zowel Parmenides als Heraclitus gelijk hadden. Er kan niet alleen maar 1 oerstof bestaan, maar 4 oerstoffen namelijk aarde, lucht, vuur, water. De veranderingen in de natuur ontstaan doordat deze stoffen met elkaar mengen.

Hij maakt onderscheid tussen stof en kracht. Oftewel grondstoffen en natuurkrachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Anaximender over werelden

A

Dacht er meerdere werelden bestonden en onze wereld 1 van de velen was die opkomen en vergaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Anaxagoras over oerkracht

A

Geloofde ook dat er een kracht was die alles regelde. Deze kracht noemde hij de geest of intelligentie (Nous)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Anaxagoras moest Athene verlaten waarom?

A

Levensverhaal: Kwam uit Klein Azie (huidige Turkije) en kwam naar Athene maar moest stad verlaten omdat hij stelde dat de zon een grote bol lava was. Geloofde dat hemellichamen uit zelfde stof bestonden als de aarde. Wees er op dat de maan licht van de zon krijgt ipv zelf schijnt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anaxagoras over natuur en kleinste deeltjes

A

Natuur is opgebouwd uit piepkleine deeltjes die voor het oog niet zichtbaar zijn. Zelfs in de kleinste deeltjes zit iets van alles (Zoals DNA).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Democritus over natuur, bouwstenen en toeval

A

Laatste grote natuurfilosoof. Verandering in de natuur ontstaat niet doordat iets ‘echt’ veranderde. Nam daarom aan dat alles moest zijn opgebouwd uit enkele kleine onzichtbare bouwstenen en noemde hij atomen (on-deelbaar)

Deze bouwstenen moesten eeuwig zijn want niets kon het het niets ontstaan. Atomen zijn massief maar niet allemaal hetzelfde.

Noemen hem een ‘materialist’ aangezien hij in niets anders geloofde dan in het materiele. Alles gebeurt helemaal mechanisch. Niks gebeurt toevallig. Alles is volgens de natuurwetten.

Dacht dat de ziel ook uit vaste atomen bestaan. Mens kan daardoor geen onsterfelijke ziel hebben omdat deze alle kanten op schiet na de dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Orakel van Delphi

A

Orakelgod was Apollo. Sprak via de priesteres Pythia, die op een stoel boven een kloof in de aarde zat. Deze sprak wartaal uit door alle dampen. Boven tempel van Delphi stond tekst: KEN UZELF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Influenza

A

Betekent eigenlijk dat iemand onder kwade invloed van de sterren staat.

18
Q

Hippocrates (Gezondheid)

A

Grondlegger van Griekse medische wetenschap: Gezond zijn is natuurlijke toestand. Als je niet gezond bent ben je ontspoord door iets.

Hippocrates eed: De medische eed zoals we die nu kennen.

19
Q

Socrates Stijl, Socratische ironie?

A

Deed alsof hij niks wist: Stelde alleen maar vragen. Hij vergeleek zich met een vroedvrouw: Hij baart de kennis niet maar helpt alleen deze te ontluiken.

Echte inzicht moest bij mensen van binnenuit komen. Van de domme houden noemen we: Socratische ironie: Een ontmoeting met Socrates kon betekenen dat je voor dom werd uitgemaakt en voor een groot publiek belachelijk werd gemaakt. Hij wekte veel irritatie bij machthebbers hierdoor (Athene is als een traag paard en ik ben een horzel die het wakker probeert te maken en in leven te houden)

20
Q

Socrates over Sofisme

A

Vond zich geen sofist. Hij onderscheidde zich van hen doordat hij geen geld voor zijn kennis wilde hebben. Een sofist, betweters, liet zich betalen voor zijn kennis en spitsvondigheden. Een echte filosoof erkent dat hij/zij maar weinig weet. (Ik weet maar 1 ding, namelijk dat ik niets weet)

In tegenstelling tot sofisten vond hij dat tegenstellingen tussen goed en fout in de rede lagen en niet in de maatschappij besloten lagen.

21
Q

Socrates Leven

A

1e filosoof in Athene geboren (470 - 399).

Heeft nooit een letter op papier gekregen. Weten alleen van hem door de ‘dialogen’ van Plato.

Wel degene die het Europese denken het meest heeft beinvloed.

Werd voor zijn Filosofische activiteiten ter dood veroordeeld.

22
Q

Sofisten over mythen

A

Hadden gemeen met de natuurfilosofen dat ze zich kritisch opstelden tegenover mythen. Wezen dingen af die zij als nutteloze filosofische speculatie beschouwden.

23
Q

Sofisten over maatschappij

A

Legden de basis voor maatschappijkritiek doordat ze zagen dat gewoonten en wetten van de stadstaten soms heel verschillend waren. Er bestaan geen absolute normen en waardeoordelen zijn op basis van de cultuur van mensen.

24
Q

Wie waren de sofisten?

A

Groep rondtrekkende leraren en filosofen die vanuit de Griekse kolonien naar Athene trokken. Zij leefde van het onderwijzen van de burgers van de stad.

Scepsis: Hoewel er misschien een antwoord op de filosofische vragen bestaat kunnen de mensen geen vaststaande antwoorden vinden.

25
Q

Wie was Protagoras? Menselijke maat?

A

Sofist.

Mens is de maat der dingen. Wat en goed en slecht is moet naar menselijke maat beoordeeld worden. Iemand die niet met zekerheid kan zeggen of God bestaat heet een Agnosticus.

26
Q

Vroege Plato (over maatschappij)

A

(427 - 347 v. Chr)

Plato had zijn eigen filosofieschool op een gebied vernoemd naar de Griekse legendarische held ‘Akademos’

Hield zich bezig met de relatie tussen het eeuwige en het onveranderlijke aan ene kant en wat ‘stroomt’ aan de andere kant.

Plato hield zich bezig met de relatie tussen het eeuwige en onveranderlijke aan de ene kant, en dat wat ‘stroomt’ aan de andere kant. Wat betreft maatschappij gaat het hier om moraal en idealen/deugden. Door hun verstand te gebruiken konden mensen deze normen ontdekken, want het menselijke verstand is juist eeuwig en onveranderlijk.

27
Q

Midden Plato (over natuur, zintuigelijke wereld)

A

Net als Empedocles en Democritus erop wezen dat alle fenomenen in de natuur stromen, interesseert Plato zich hier op een hele andere manier.

Volgens Plato stroomt al het stoffelijke in de natuur. Er bestaan dus geen onvergankelijke basisstoffen. Het eeuwige en onveranderlijke bestaan alleen in geestelijke / abstracte modellen (idealen). Een ideaal is een gemeenschappelijke noemer, de ideale vorm die wordt benadert door stoffelijke vormen (objecten).

Zintuigelijke wereld: Hierover hebben we vermoedens maar geen absolute zekerheid. Echter over dingen die we met ons verstand herkennen, kunnen we absoluut zeker zijn. Een paard is vergankelijk maar de som van 3 hoeken is altijd 180 graden in een driehoek. Dus zintuigelijke wereld vs. ideeenwereld.

Volgens Plato stroomt alles wat we kunnen aanraken en voelen. De eigenlijk vorm van een paard is eeuwig en onveranderlijk. Het eeuwige en onderveranderlijke bestaat uit geestelijke en abstracte modellen waarnaar alle fenomenen zijn gevormd. Achter zintuigelijke waarnemeningen bestaat een onveranderlijke ideeenwereld .

Absolute zekerheid kunnen we alleen krijgen als we die met ons verstand herkennen. Plato vindt alle verschijnselen in de natuur slechts schaduwen van eeuwige vormen

28
Q

Plato grot vergelijking

A

Grotvergelijking: Als 1 van hen de echte wereld ziet, gelooft niemand hem en vermoorden ze hem.

29
Q

Plato filosofiestaat

A

Filosofiestaat: Gaat uit van hoe een mens in opgebouwd: Hoofd, borst en onderlijf

Hoofd: Verstand - Regenten - Wijsheid
Borst: Lust - Soldaten - Moed
Onderlijf: Lust of begeerte - Boeren - Matigheid

Als die 3 als geheel fungeren is er sprake van harmonie

30
Q

Aristoteles geluk

A

Aristoteles was de eerste filosoof die het concept van het menselijk geluk systematisch uitwerkte. De mens wordt niet alleen in biologische zin een volwaardig wezen, het streven naar geluk is een typisch menselijke aangelegenheid. De filosoof vraagt zich af waarom we eigenlijk bepaalde handelingen verrichten en concludeert dat het uiteindelijke doel van al het handelen het geluk is. Hij besteedt daarom in zijn beroemde werk de Ethica Nicomachea veel aandacht aan de vraag wat geluk is en hoe de mens dit kan bereiken.

31
Q

Aristoteles ethiek, politiek, doel en functie

A

Aristoteles schreef, net als zijn leermeester Plato, veel over ethiek en politiek. Beide filosofen zijn van mening dat de ideale staat gebaseerd moet zijn op rechtvaardige wetten en de deugd. Aristoteles was de eerste filosoof die op systematische wijze een volledige deugdethiek ontwikkelde. Vanuit zijn interesse in de biologie schetste hij de mens als een biologisch wezen dat een bepaalde taak of functie heeft. Volgens de filosoof heeft alles in de natuur een eigen doel of functie. Zo is het de functie van een appel om uit te groeien tot een appelboom. Dit principe van doelmatigheid geldt ook voor de mens.

De mens heeft als doel om uit te groeien tot een volwassen wezen dat naar geluk streeft.

32
Q

Aristoteles in relatie tot Plato’s ideeen

A

Aristoteles (384 - 322 v. Chr) kwam uit Macedonie

Hield zich juist veel meer met verandering bezig dan Plato. Wees veel ideeen van Plato juist af. Stelde dat wat wij waarnemen een afspiegeling is van eeuwige en perfecte vorm. Aristoteles richtte zich vanuit zijn interesse in de natuur meer op empirische vormen van onderzoek. Zo bestudeerde hij het gedrag van planten en dieren en stelde hij dat we met het verstand onze waarnemingen categoriseren. Deze waarnemingen vormen de basis van ons denken, en niet zozeer de abstracte Ideeën (of Vormen) van Plato.

33
Q

Aristoteles Logica

A

Aristoteles wordt algemeen beschouwd als grondlegger van de logica van de Antieke Griekse filosofie. In zijn logische werk Analytica priora ontwikkelt hij de syllogistiek, een formeel logisch systeem in de moderne zin, waarin een specifieke argumentatiestructuur onderzocht wordt. In een syllogisme wordt uit twee uitspraken, premissen genoemd, een derde uitspraak afgeleid, de conclusie genoemd. De uitspraken zetten op hun beurt bepaalde begrippen in een onderlinge samenhang.

Een voorbeeld van een geldig syllogisme is de argumentatie: “Geen rechthoek is een kruis. Alle vierkanten zijn rechthoeken. En zo is geen vierkant een kruis”. Logische systemen, waarin begrippen met elkaar in verband worden gebracht, wordt begripslogica genoemd.

34
Q

Syllogisme

A

Een syllogisme of sluitrede is in de logica een redenering, die bestaat uit drie proposities: een majorpremisse, een minorpremisse en een conclusie.

Een bekend voorbeeld van een syllogisme is de volgende geldige redenering:

Alle mensen zijn sterfelijk (majorpremisse)
Socrates is een mens (minorpremisse)
Socrates is sterfelijk (conclusie)

35
Q

Aristoteles - Ethiek

A

Volgens Aristoteles wordt een mens alleen gelukkig als hij van al zijn vermogens en mogelijkheden gebruik maakt. Volgens Aristoteles zijn er drie vormen van geluk:

  1. De eerste vorm van geluk is een leven vol lust en genot.
  2. De tweede vorm is het leven als vrije en verantwoordelijke burger.
  3. De derde is het leven als onderzoeker en filosoof. Alle drie de voorwaarden moeten aanwezig zijn om als mens gelukkig te leven.
36
Q

Aristoteles - Politiek wezen

A

Volgens Aristoteles is de mens een politiek wezen. Het gezin en het dorp kunnen voor de lagere levensbehoeften zorgen, zoals voedsel, warmte, kinderopvoeding, etc. Echter, de hoogste vorm van menselijke gemeenschap kan alleen door de staat worden verzorgd. Zonder de maatschappij om ons heen zijn we geen fatsoenlijke mensen volgens Aristoteles.

37
Q

Aristoteles - Vrouwbeeld

A

Volgens Aristoteles is de vrouw een onvolledige man. De vrouw is passief en ontvangend, terwijl de man actief en vormend is. Het kind erft alleen de eigenschappen van de man.

38
Q

Hellenisme - Cynici

A

Volgens de cynici kon werkelijk geluk niet in uiterlijke zaken zoals materiële luxe, politieke macht en een goede gezondheid gevonden worden. Werkelijk geluk kon je pas bereiken door je onafhankelijk op te stellen tegenover zulke toevallige en kwetsbare dingen. Juist omdat het geluk niet van dat soort zaken afhankelijk was, kon het door iedereen worden bereikt. Je kon het bovendien niet meer verliezen als het eenmaal had gevonden.

39
Q

Hellenisme - Stoïcijnen

A

De stoïcijnen benadrukten dat alle natuurlijke processen, zoals ziekte en dood, de onveranderlijke wetten van de natuur volgen. Daarom moeten mensen zich met zijn lot verzoenen. Ook de aangename kanten van het leven moet de mens met de grootste rust tegemoet treden.

40
Q

Hellenisme - Epicuristen

A

Volgens Epicurus was lust het hoogste goed. Wel moet een lustbevredigend resultaat op korte termijn worden afgewogen tegen de mogelijkheid van een groter, langduriger of intenser genot op de lange termijn. Mensen bezitten, in tegenstelling tot dieren, de mogelijkheden om een afweging hierin in te maken.

41
Q

Hellenisme - Neoplatonisme

A

Dit is de belangrijkste stroming in de late oudheid. Geïnspireerd op de ideeënleer van Plato. De belangrijkste neoplatonist was Plotinus. Hij was van mening dat de wereld tussen twee polen was gespannen. Aan het ene uiteinde stond het goddelijke licht, hij noemde dit het ‘Ene’ of ‘God’. Aan het andere uiteinde was de absolute duisternis, waar het licht uit het Ene niet doordringt. Deze duisternis ‘bestaat’ niet, het is alleen de afwezigheid van het licht.

42
Q

Hellenisme - Mystiek

A

De ervaring dat we identiek zijn met een groter Ik, is een mystieke ervaring. Het grotere Ik wordt door sommigen God genoemd, anderen noemen het de kosmos, de gehele natuur of het heelal. De mysticus ervaart dat hij zichzelf verliest, hij gaat op in God. Om een dergelijke ervaring te krijgen moet de mysticus veelal een sobere levenswijze en verschillende meditatietechnieken uitvoeren. In alle wereldreligies bestaan mystieke richtingen. Pas wanneer de mysticus een interpretatie geeft aan zijn mystieke ervaring, komt de culturele achtergrond naar voren.