gram ww vervoegen Flashcards
praesens
a-stam
voc-o
ik roep
praesens
a-stam
voca-s
jij roept
praesens
a-stam
voc-t
hij roept
praesens
a-stam
voca-mus
wij roepen
praesens
a-stam
voca-tis
jullie roepen
praesens
a-stam
voc-nt
zij roepen
praesens
e-stam
terre-o
ik maak bang
praesens
e-stam
terre-s
jij maakt bang
praesens
e-stam
terre-t
hij maakt bang
praesens
e-stam
terre-mus
wij maken bang
praesens
e-stam
terre-tis
jullie maken bang
praesens
e-stam
terre-nt
zij maken bang
praesens
i-stam
audi-o
ik hoor
praesens
i-stam
audi-s
jij hoort
praesens
i-stam
audi-t
hij hoort
praesens
i-stam
audi-mus
wij horen
praesens
i-stam
audi-tis
jullie horen
praesens
i-stam
audi-u-nt
zij horen
praesens
mk-stam
duc-o
ik leid
praesens
mk-stam
duc-i-s
jij leidt
praesens
mk-stam
duc-i-t
hij leidt
praesens
mk-stam
duc-i-mus
wij leiden
praesens
mk-stam
duc-i-tis
jullie leiden
praesens
mk-stam
duc-u-nt
zij leiden
praesens
gemengde groep
fug-i-o
ik vlucht
praesens
gemengde groep
fug-i-s
jij vlucht
praesens
gemengde groep
fug-i-t
hij vlucht
praesens
gemengde groep
fug-i-mus
wij vluchten
praesens
gemengde groep
fug-i-tis
jullie vluchten
praesens
gemengde groep
fug-u-nt
zij vluchten
imperfectum
a-stam
voca-ba-m
ik riep
imperfectum
a-stam
voca-ba-s
jij riep
imperfectum
a-stam
voca-ba-t
hij riep
imperfectum
a-stam
voca-ba-mus
wij riepen
imperfectum
a-stam
voca-ba-tis
jullie riepen
imperfectum
a-stam
voca-ba-nt
zij riepen
imperfectum
e-stam
terre-ba-m
ik maakte bang
imperfectum
e-stam
terre-ba-s
jij maakte bang
imperfectum
e-stam
terre-ba-t
hij maakte bang
imperfectum
e-stam
terre-ba-mus
wij maakten bang
imperfectum
e-stam
terre-ba-tis
jullie maakten bang
imperfectum
e-stam
terre-ba-nt
zij maakten bang
imperfectum
i-stam
audi-e-ba-m
ik hoorde
imperfectum
i-stam
audi-e-ba-s
jij hoorde
imperfectum
i-stam
audi-e-ba-t
hij hoorde
imperfectum
i-stam
audi-e-ba-mus
wij hoorden
imperfectum
i-stam
audi-e-ba-tis
jullie hoorden
imperfectum
i-stam
audi-e-ba-nt
zij hoorden
imperfectum
mk-stam
duc-e-ba-m
ik leidde
imperfectum
mk-stam
duc-e-ba-s
jij leidde
imperfectum
mk-stam
duc-e-ba-t
hij leidde
imperfectum
mk-stam
duc-e-ba-mus
wij leidden
imperfectum
mk-stam
duc-e-ba-tis
jullie leidden
imperfectum
mk-stam
duc-e-ba-nt
zij leidden
perfectum
a-stam
vocav-i
ik heb geroepen
perfectum
a-stam
vocav-isti
jij hebt geroepen
perfectum
a-stam
vocav-it
hij heeft geroepen
perfectum
a-stam
vocav-imus
wij hebben geroepen
perfectum
a-stam
vocav-istis
jullie hebben geroepen
perfectum
a-stam
vocav-erunt
zij hebben geroepen
perfectum
e-stam
terru-i
ik heb bang gemaakt
perfectum
e-stam
terru-isti
jij hebt bang gemaakt
perfectum
e-stam
terru-it
hij heeft bang gemaakt
perfectum
e-stam
terru-imus
wij hebben bang gemaakt
perfectum
e-stam
terru-istis
jullie hebben bang gemaakt
perfectum
e-stam
terru-erunt
zij hebben bang gemaakt
perfectum
i-stam
audiv-i
ik heb gehoort
perfectum
i-stam
audiv-isti
jij hebt gehoort
perfectum
i-stam
audiv-it
hij heeft gehoort
perfectum
i-stam
audiv-imus
wij hebben gehoort
perfectum
i-stam
audiv-istis
jullie hebben gehoort
perfectum
i-stam
audiv-erunt
zij hebben gehoort
perfectum
mk-stam
dux-i
ik heb geleid
perfectum
mk-stam
dux-isti
jij hebt geleid
perfectum
mk-stam
dux-it
hij heeft geleid
perfectum
mk-stam
dux-imus
wij hebben geleid
perfectum
mk-stam
dux-istis
jullie hebben geleid
perfectum
mk-stam
dux-erunt
zij hebben geleid
plusquamperfectum
a-stam
vocav-era-m
ik had geroepen
plusquamperfectum
a-stam
vocav-era-s
jij had geroepen
plusquamperfectum
a-stam
vocav-era-t
hij had geroepen
plusquamperfectum
a-stam
vocav-era-mus
wij hadden geroepen
plusquamperfectum
a-stam
vocav-era-tis
jullie hadden geroepen
plusquamperfectum
a-stam
vocav-era-nt
zij hadden geroepen
plusquamperfectum
e-stam
terru-era-m
ik had bang gemaakt
plusquamperfectum
e-stam
terru-era-s
jij had bang gemaakt
plusquamperfectum
e-stam
terru-era-t
hij had bang gemaakt
plusquamperfectum
e-stam
terru-era-mus
wij hadden bang gemaakt
plusquamperfectum
e-stam
terru-era-tis
jullie hadden bang gemaakt
plusquamperfectum
e-stam
terru-era-nt
zij hadden bang gemaakt
plusquamperfectum
i-stam
audiv-era-m
ik had gehoort
plusquamperfectum
i-stam
audiv-era-s
jij had gehoort
plusquamperfectum
i-stam
audiv-era-t
hij had gehoort
plusquamperfectum
i-stam
audiv-era-mus
wij hadden gehoort
plusquamperfectum
i-stam
audiv-era-tis
jullie hadden gehoort
plusquamperfectum
i-stam
audiv-era-nt
zij hadden gehoort
plusquamperfectum
mk-stam
dux-era-m
ik had geleid
plusquamperfectum
mk-stam
dux-era-s
jij had geleid
plusquamperfectum
mk-stam
dux-era-t
hij had geleid
plusquamperfectum
mk-stam
dux-era-mus
wij hadden geleid
plusquamperfectum
mk-stam
dux-era-tis
jullie hadden geleid
plusquamperfectum
mk-stam
dux-era-nt
zij hadden geleid