gram ww vervoegen Flashcards

1
Q

praesens
a-stam
voc-o

A

ik roep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

praesens
a-stam
voca-s

A

jij roept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

praesens
a-stam
voc-t

A

hij roept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

praesens
a-stam
voca-mus

A

wij roepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

praesens
a-stam
voca-tis

A

jullie roepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

praesens
a-stam
voc-nt

A

zij roepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

praesens
e-stam
terre-o

A

ik maak bang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

praesens
e-stam
terre-s

A

jij maakt bang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

praesens
e-stam
terre-t

A

hij maakt bang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

praesens
e-stam
terre-mus

A

wij maken bang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

praesens
e-stam
terre-tis

A

jullie maken bang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

praesens
e-stam
terre-nt

A

zij maken bang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

praesens
i-stam
audi-o

A

ik hoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

praesens
i-stam
audi-s

A

jij hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

praesens
i-stam
audi-t

A

hij hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

praesens
i-stam
audi-mus

A

wij horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

praesens
i-stam
audi-tis

A

jullie horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

praesens
i-stam
audi-u-nt

A

zij horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

praesens
mk-stam
duc-o

A

ik leid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

praesens
mk-stam
duc-i-s

A

jij leidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

praesens
mk-stam
duc-i-t

A

hij leidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

praesens
mk-stam
duc-i-mus

A

wij leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

praesens
mk-stam
duc-i-tis

A

jullie leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

praesens
mk-stam
duc-u-nt

A

zij leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
praesens gemengde groep fug-i-o
ik vlucht
26
praesens gemengde groep fug-i-s
jij vlucht
27
praesens gemengde groep fug-i-t
hij vlucht
28
praesens gemengde groep fug-i-mus
wij vluchten
29
praesens gemengde groep fug-i-tis
jullie vluchten
30
praesens gemengde groep fug-u-nt
zij vluchten
31
imperfectum a-stam voca-ba-m
ik riep
32
imperfectum a-stam voca-ba-s
jij riep
33
imperfectum a-stam voca-ba-t
hij riep
34
imperfectum a-stam voca-ba-mus
wij riepen
35
imperfectum a-stam voca-ba-tis
jullie riepen
36
imperfectum a-stam voca-ba-nt
zij riepen
37
imperfectum e-stam terre-ba-m
ik maakte bang
38
imperfectum e-stam terre-ba-s
jij maakte bang
39
imperfectum e-stam terre-ba-t
hij maakte bang
40
imperfectum e-stam terre-ba-mus
wij maakten bang
41
imperfectum e-stam terre-ba-tis
jullie maakten bang
42
imperfectum e-stam terre-ba-nt
zij maakten bang
43
imperfectum i-stam audi-e-ba-m
ik hoorde
44
imperfectum i-stam audi-e-ba-s
jij hoorde
45
imperfectum i-stam audi-e-ba-t
hij hoorde
46
imperfectum i-stam audi-e-ba-mus
wij hoorden
47
imperfectum i-stam audi-e-ba-tis
jullie hoorden
48
imperfectum i-stam audi-e-ba-nt
zij hoorden
49
imperfectum mk-stam duc-e-ba-m
ik leidde
50
imperfectum mk-stam duc-e-ba-s
jij leidde
51
imperfectum mk-stam duc-e-ba-t
hij leidde
52
imperfectum mk-stam duc-e-ba-mus
wij leidden
53
imperfectum mk-stam duc-e-ba-tis
jullie leidden
54
imperfectum mk-stam duc-e-ba-nt
zij leidden
55
perfectum a-stam vocav-i
ik heb geroepen
56
perfectum a-stam vocav-isti
jij hebt geroepen
57
perfectum a-stam vocav-it
hij heeft geroepen
58
perfectum a-stam vocav-imus
wij hebben geroepen
59
perfectum a-stam vocav-istis
jullie hebben geroepen
60
perfectum a-stam vocav-erunt
zij hebben geroepen
61
perfectum e-stam terru-i
ik heb bang gemaakt
62
perfectum e-stam terru-isti
jij hebt bang gemaakt
63
perfectum e-stam terru-it
hij heeft bang gemaakt
64
perfectum e-stam terru-imus
wij hebben bang gemaakt
65
perfectum e-stam terru-istis
jullie hebben bang gemaakt
66
perfectum e-stam terru-erunt
zij hebben bang gemaakt
67
perfectum i-stam audiv-i
ik heb gehoort
68
perfectum i-stam audiv-isti
jij hebt gehoort
69
perfectum i-stam audiv-it
hij heeft gehoort
70
perfectum i-stam audiv-imus
wij hebben gehoort
71
perfectum i-stam audiv-istis
jullie hebben gehoort
72
perfectum i-stam audiv-erunt
zij hebben gehoort
73
perfectum mk-stam dux-i
ik heb geleid
74
perfectum mk-stam dux-isti
jij hebt geleid
75
perfectum mk-stam dux-it
hij heeft geleid
76
perfectum mk-stam dux-imus
wij hebben geleid
77
perfectum mk-stam dux-istis
jullie hebben geleid
78
perfectum mk-stam dux-erunt
zij hebben geleid
79
plusquamperfectum a-stam vocav-era-m
ik had geroepen
80
plusquamperfectum a-stam vocav-era-s
jij had geroepen
81
plusquamperfectum a-stam vocav-era-t
hij had geroepen
82
plusquamperfectum a-stam vocav-era-mus
wij hadden geroepen
83
plusquamperfectum a-stam vocav-era-tis
jullie hadden geroepen
84
plusquamperfectum a-stam vocav-era-nt
zij hadden geroepen
85
plusquamperfectum e-stam terru-era-m
ik had bang gemaakt
86
plusquamperfectum e-stam terru-era-s
jij had bang gemaakt
87
plusquamperfectum e-stam terru-era-t
hij had bang gemaakt
88
plusquamperfectum e-stam terru-era-mus
wij hadden bang gemaakt
89
plusquamperfectum e-stam terru-era-tis
jullie hadden bang gemaakt
90
plusquamperfectum e-stam terru-era-nt
zij hadden bang gemaakt
91
plusquamperfectum i-stam audiv-era-m
ik had gehoort
92
plusquamperfectum i-stam audiv-era-s
jij had gehoort
93
plusquamperfectum i-stam audiv-era-t
hij had gehoort
94
plusquamperfectum i-stam audiv-era-mus
wij hadden gehoort
95
plusquamperfectum i-stam audiv-era-tis
jullie hadden gehoort
96
plusquamperfectum i-stam audiv-era-nt
zij hadden gehoort
97
plusquamperfectum mk-stam dux-era-m
ik had geleid
98
plusquamperfectum mk-stam dux-era-s
jij had geleid
99
plusquamperfectum mk-stam dux-era-t
hij had geleid
100
plusquamperfectum mk-stam dux-era-mus
wij hadden geleid
101
plusquamperfectum mk-stam dux-era-tis
jullie hadden geleid
102
plusquamperfectum mk-stam dux-era-nt
zij hadden geleid