Gradering Flashcards

1
Q

Welk graderingssysteem zou kunnen worden gebruikt voor de indeling van adenocarcinoom van de long?

A

graad 1: vnl lepidische groeiwijze
graad 2: vnl acinaire of papillaire groeiwijze
graad 3: solide of micropapillaire groeiwijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem nog een ander mogelijk graderingssysteem voor de indeling van adenocarcinoom van de long

A

Optelsom van de twee meest voorkomende groeipatronen met stratificatie in een 3-tier systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het meest voorkomende en heterogene type adenocarcinoom

A

= acinaire groeiwijze (evt verder graderen met mitotische activiteit)
NB cribriform patroon = slechte prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk type adenocarcinomen reageren goed op CIS-platinum?

A

papillair, micropapillair en solide type (survival benefit?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke sarcomatoide carcinomen worden als hooggradig beschouwd?

A
  1. pleomorf carcinoom
  2. carcinosarcoom
  3. pulmonair blastoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel procent van de longtumoren is niet operabel?

A

70% –> moleculaire target therapies : strategisch tissue management.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is belangrijk om in gedachten te houden bij kleine biopten

A

Sommige tumoren kunnen alleen gediagnosticeerd worden obv resecties. Histologie en cytologie reports moeten dit weerspiegelen.

  • AIS : puur lepidisch patroon met kennis van de grootte van de gehele tumor. Anders alleen ADC met lepidisch patroon.
  • minimaal invasief ADC kan niet obv biopt gesteld worden.
  • grootcellig carc: geen beter gediff gebieden
  • adenosquameus carc: % zijn belangrijk, maar kan wel gesuggereerd worden.
  • grootcellig NEC: goede morfologie en bewijs van neuroendocriene differentiatie (IHC).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke IHC markers kunnen onderscheid maken tussen PCC en ADC van de long

A
ADC:
- TTF-1 (kern) en Napsine A, mucine (evt CK7)
PCC:
- p40 (!)/ p63 of CK5/6
Kies er twee: p40 en TTF-1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke groeipatronen zijn belangrijk te vermelden bij ADC (biopt)

A
  1. lepidisch
  2. acinair
  3. papillair
  4. solide
  5. micropapillair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de morfologie van ADC in de cytologie?

A
  • 3D ballen
  • pseudopapillaire aggregaten of ware papillen met centrale fibrovasculaire cores
  • coherente clusters met acinaire structuren
  • picket-fence / drunken honeycomb

Individuele cellen:

  • typisch basofiel CP (homogeen/granulair of schuimig) met vacuoles
  • vaak eccentrische kernen met fijn granulair en uniform tot hyperchromatisch, grof en irr verspreid.
  • meestal een enkele macronucleolus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de morfologie van PCC in de cytologie?

A
  1. keratinisatie (pap: geel/oranje/rood of Romanowsky: Robin’s blue egg)
  2. parels
  3. intercellulaire bruggen
  • Cellen vaak rond/ovoide of lange contouren met scherpe celgrenzen. Soms cellen met lange cytoplamatische staarten (Tadpole)
  • CP: opaque of dens hard uiterlijk, minder translucent dan ADC of LCC
  • Kernen: solitair, centraal, hyperchromatisch met rechthoekige lijnen en hoeken. Chromatine vaak erg dens en homogeen met een pyknotisch uiterlijk.
  • Nucleoli zijn niet goed ontwikkeld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn belangrijke driver mutaties bij longcarcinomen (ADC)

A

EGFR = epidermal growth factor receptor [TKI]
ALKfusie [ inhibitor Crizotinib]
KRAS (smokers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In de afwezigheid duidelijke keratinisatie, parels of IC bruggen is de aanwezigheid van dens eosinofiel CP of scherpe intercytoplasmatische randen niet genoeg. Waarom niet?

A

vaak adenosquameus of pseudosquameus ADC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de rapportering bij casus positief voor ADC marker en negatief PCC marker

A

NSCC, voorkeur adenocarcinoom (commentaar: differentiatie vastgesteld obv IHC of LM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is de rapportering bij casus positief voor PCC marker en negatief voor ADC markers

A

NSCC, voorkeur PCC

commentaar: differentiatie vastgesteld obv IHC of LM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Als een tumor positief is voor TTF-1 en p40, hoe is dan de diagnose?

A

NSCC, voorkeur ADC

17
Q

Als een weinig gediff tumor positief is voor mucine in 2 of meer cellen en negatief voor TTF-1 en p40.

A

NSCC, voorkeur ADC

18
Q

Als in een populatie tumorcellen TTF-1 positief is en in de andere p40 positief?

A

NSCC, mogelijk adenosquameus. Definitieve diagnose kan alleen op resectie preparaat gemaakt worden (elke component moet 10% aanwezig zijn).

19
Q

Als er geen aankleuring is voor ADC of PCC markers, of het aankleuringspatroon is onduidelijk?

A

NSCC, NOS.

  • -> iig CK marker doen om aan te tonen dat het carcinoom is.
  • -> CK negatief, dan ook s-100/CD45 of CD31 [uitsluiten van melanoom, lymfoom, maligne mesothelioom of epithelioid hemangioendothelioom]
20
Q

Adenocarcinomen van de long kunnen negatief zijn voor TTF-1, maar metastasen van elders moeten ook uitgesloten worden. Hoe?

A

CDX-2 / CK20 / ER of PR

21
Q

Welke IHC markers zijn behulpzaam bij het onderscheiden van NSCC met morfologisch bewijs voor neuro-endocriene differentiatie

A

CD56 / chromogranine en/of synaptophysine
[NB geen routine IHC, omdat de aanw van neuro-endocriene differentiatie in een een morfologisch bevestigd ADC of PCC verandert de prognose of behandeling niet]

22
Q

Wanneer suggereren dat sprake is van sarcomatoide carcinoom

A

wanneer aanw van spoelcellen en/of reuscel componenten. Definitieve diagnose vereist een resectiepreparaat met meer dan 10% van deze componenten.

23
Q

Welke mutaties zijn essentieel voor tumor-cel survival?

A

Driver mutaties = oncogeen addiction

24
Q

Welke driver mutatie wordt voornamelijk door roken veroorzaakt in ADC van de long?

A

KRAS

25
Q

Waar bevinden zich door roken veroorzaakte ADC van de long?

A

hilaire regio

26
Q

Welke driver mutaties worden vaak bij niet rokers gezien met ADC?

A

EGFR en ALK

27
Q

Waar bevinden zich ADC die niet door roken zijn veroorzaakt vooral?

A

perifeer longparenchym.

28
Q

Hoe wordt het verschil in localisatie van type driver mutaties verklaard bij ADC?

A

Anatomisch compartment model dat ondersteund wordt door regio-specifieke stamcellen:

  1. basale cellen: stamcellen van de bronchus voor centrale luchtweg compartiment.
  2. type 2 pneumocyten: stamcellen voor terminale respiratoire unit van perifere compartiment.