Gezondheidsbevordering thema 1 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van gezondheidsvoorlichting volgens de WHO?

A

De WHO definieert gezondheidsvoorlichting
als ‘de combinatie van leerervaringen ontwikkeld en ontworpen om mensen en gemeenschappen (communities) te helpen om hun gezondheid te bevorderen’. Gezondheidsvoorlichting is dus een vakterm voor een breed scala aan activiteiten waarbij sprake is van een vorm van educatie of informatieoverdracht om te stimuleren dat mensen zich ‘gezonder’ willen en kunnen gedragen. Gezondheidsvoorlichting is een onderdeel van
gezondheidsbevordering: een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die gezond gedrag en gezonde leefomstandigheden stimuleert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Planmatige gezondheidsvoorlichting is een multidisciplinair vakgebied. Wat is er nodig voor planmatige gezondheidsvoorlichting?

A
  • Belangrijke maatschappelijke en gezondheidsproblemen te identificeren en begrijpen (epidemiologie, biomedische wetenschappen)
  • Gezond en ongezond gedrag te verklaren en te voorspellen (onder andere sociologie, sociale en gezondheidspsychologie)
  • Gedrag door middel van voorlichting te beïnvloeden (communicatiewetenschappen, voorlichtingskunde, psychologie, marketing)
  • Dergelijke voorlichtingsinterventies te evalueren (onderzoeksmethodologie, statistiek, epidemiologie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar is gezondheidsbevordering daarnaast op gericht?

A

Gezondheidsbevordering is daarnaast ook gericht op het begrijpen en veranderen van de fysieke, sociaal-culturele, economische en politieke omgeving (sociologie, politicologie, economie beleidswetenschappen). Alle activiteiten in het kader van gezondheidsvoorlichting en
gezondheidsbevordering kunnen tot het werk van de gezondheidsbevorderaar behoren. Alle activiteiten die onder de noemer ‘gezondheidsvoorlichting’ geschaard kunnen worden, hebben echter ook kenmerken die altijd terugkomen. Zo gaat het steeds om problemen waarbij gedrag en gedragsverandering op de een of andere manier een belangrijke rol speelt. Ook gaat het steeds
om activiteiten die gebaseerd zijn op een zorgvuldige analyse van de oorzaken van het gedrag en gedragsverandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke aspecten maken onder andere gezondheidsvoorlichting planmatig?

A

In vrijwel alle activiteiten wordt geprobeerd gedrag te beïnvloeden op basis van theorieën over gedrag en gedragsverandering, en worden
activiteiten zorgvuldig geëvalueerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Doelen van gezondheidsbevordering:
In preventie van ziekten zijn er drie aanknopingspunten waar bevordering van gezond gedrag belangrijk is. Welke 3?

A
  • Primaire preventie
    Richt zich op het voorkomen van een gezondheidsprobleem of categorie van aandoeningen. Richt zich op het wegnemen van oorzaken of
    risicofactoren voor aandoeningen. Primaire preventie is alleen mogelijk als de oorzaken van het probleem voldoende bekend zijn en deze oorzaken
    te beïnvloeden zijn.
  • Secundaire preventie of vroege opsporing
    Proberen mensen met een voorstadium of vroeg stadium van een aandoening te identificeren zodat gerichte vroeg behandeling, mogelijk is, om
    erger te voorkomen. Vroege opsporing is alleen zinvol wanneer er een goede test of een vorm van zelfonderzoek is om een aandoening of een
    risicogedrag in een vroeg stadium of in een voorstadium op te sporen en wanneer de aandoening of het voorstadium vroegtijdig effectief behandeld
    kan worden.
  • Tertiaire preventie
    Richt zich op mensen met een ziekte of handicap. Begint dus na de diagnose. Doel is om zo goed mogelijk te leven met en het beheersen van de
    handicap of ziekte om een verdergaande invalidering te voorkomen, om kwaliteit van leven te behouden of te vergroten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij gezondheidsvoorlichting en -bevordering, en preventie in het algemeen, werd – en wordt nog steeds wel – een onderscheid gemaakt tussen een
hoogrisicobenadering en een populatiebenadering. Waarin zit dit onderscheid?

A

Bij een hoogrisicobenadering wordt eerst een risicogroep geïdentificeerd, op basis van bijvoorbeeld erfelijke eigenschappen, het veel vóórkomen van risicogedrag, leeftijd of sociaal-economische status. Zo zijn er bijvoorbeeld speciale valpreventieprogramma’s voor ouderen.
Bij een populatiebenadering wordt de hele bevolking of een grote deelgroep daaruit benaderd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij publiekscampagnes. Is vooral aangewezen als het relatieve risico op het probleem waar de interventie op is gericht hoog is, maar er betrekkelijk weinig mensen zijn bij
wie het risico sterk verhoogd is.
Bij een populatiebenadering is dit juist andersom: het gemiddelde relatieve risico is laag, maar de prevalentie van het risico is hoog: er zijn veel mensen met een beperkt verhoogd risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tegenwoordig wordt vaker het onderscheid gemaakt tussen universele, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. Waar richten deze vier zich op?

A
  • Universele preventie
    Richt zich op de totale bevolking of grote groepen daarbinnen. Richt zich op mensen die geen speciaal verhoogd risico hebben. Het doel is om bij
    alle mensen de gezondheid te verbeteren en de kans op ziekte te verminderen. Het gaat hierbij dus om primaire preventie en om een populatiebenadering.
  • Selectieve preventie
    Gericht op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico en heeft als doel de gezondheid van specifieke risicogroepen te verbeteren. Is een vorm van hoogrisicobenadering, en raakt aan secundaire preventie, omdat de preventieve interventie wordt aangeboden op basis van screening op een
    risicofactor, of risicofactoren.
  • Geïndiceerde preventie
    Gericht op individuen die nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel beginnende klachten of symptomen. Heeft als doel het ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen. Is dus een hoogrisicobenadering, en is secundaire preventie.
  • Zorg gerelateerde preventie
    Gericht op individuen met een ziekte en heeft tot doel ziektelast te reduceren en complicaties of comorbiditeit te voorkomen en is vergelijkbaar met
    tertiaire preventie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er zijn 3 middelen om gezondheidsbevordering te bereiken. Welke 3 en hoe bereiken ze dit?

A

Voorlichting: Met gezondheidsvoorlichting proberen we mensen te motiveren tot, te trainen in, en te helpen bij gezond gedrag (bijvoorbeeld veiligheidsprogramma’s in bedrijven). Voorlichting is in tegenstelling tot regelgeving gebaseerd op min of meer vrijwillige gedragsverandering.
Voorlichting is meer dan alleen informatieoverdracht. Gezondheidsvoorlichting kan daarom ook bestaan uit vaardigheidstraining, zelftest, rollenspel, motiverende gespreksvoering, e-coaching, ondersteuning bij therapietrouw, enzovoorts. Bij gezondheidsvoorlichting gaat het vaak om een combinatie van dit soort activiteiten. Daarom wordt meestal gesproken van voorlichtingsinterventies of voorlichtingsprogramma’s.
Voorzieningen: Met voorzieningen proberen we gezond gedrag gemakkelijker te maken (bijvoorbeeld voorzieningen van waterzuivering en rioleringen, om hygiëne
te bevorderen en zo bijvoorbeeld infectieziekten tegen te gaan).
Regelgeving, controle en sancties: Hiermee wordt geprobeerd gezond gedrag af te dwingen (bijvoorbeeld Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit). Gaan ervan uit dat mensen het ‘gezonde’ gedrag niet vrijwillig zullen vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Green en Kreuter (2005) definiëren gezondheidsbevordering als?

A

Als ‘een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die (samen)
gezond gedrag en gezonde leefcondities stimuleren’. Het gaat dus ook om fysieke, sociaal-culturele, politieke, en economische, condities die het
gezonde gedrag of rechtstreeks de gezondheid kunnen beïnvloeden. Juist de combinatie van de verschillende soorten middelen, van voorlichting, voorzieningen en regelgeving, lijkt essentieel voor effectieve
gezondheidsbevordering. Juist de combinatie van voorlichting met voorzieningen en regelgeving geeft de meeste kans op succes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn ontwikkelingen van de laatste decennia op gebied van gedrag en omgeving?

A

De laatste decennia wordt de rol van de omgeving – de fysieke, sociaal-culturele, politieke en economische omgeving – als risicofactor voor ongezondheid en als determinant van ongezond gedrag steeds meer benadrukt.
In het kader van bevordering van gezond gedrag spreken we nu van een ecologische benadering van voorlichting naast een educatieve benadering. De opvattingen binnen de gezondheidsvoorlichting over de rol van individueel gedrag zijn daarmee ook veranderd. Vroeger de nadruk
vrijwel uitsluitend op voorlichting aan individuen met riskant of ongezond gedrag, nu veel genuanceerder gedacht over de doelgroepen van gezondheidsvoorlichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

We kunnen op vijf niveaus doelgroepen onderscheiden met daarin de personen die beslissingen nemen. Welke 5?

A

.
1. Individueel niveau (zoals personen die risico lopen, risicogedrag vertonen of patiënten)
2. Interpersoonlijk of groepsniveau (zoals ouders, vrienden, leerkrachten, hulpverleners)
3. Organisatieniveau (zoals directeuren van scholen, managers in bedrijven)
4. Lokaal niveau (zoals opinieleiders in wijken of dorpen, redacteuren van lokale kranten)
5. Samenlevingsniveau (zoals landelijke politici en ambtenaren of besturen van vakbonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke van de 5 niveaus is het belangrijkst?

A

Het gaat uiteindelijk om de gezondheid van de eerste doelgroep, mensen die risico lopen, risicogedrag vertonen of patiënten. In veel gevallen zijn het echter anderen die een zekere mate van controle hebben over de omgevingscondities, en zij zijn daarom medeverantwoordelijk voor het (on)gezonde gedrag en de gezondheid van die doelgroep. Mensen worden beïnvloed door wat er in hun buurt beschikbaar en verkrijgbaar is. Een
combinatie van aanpak en activiteiten zal het meest effectief zijn. Met voorlichting kan dan worden geprobeerd individuen en groepen te motiveren. We onderkennen tegenwoordig het belang van de omgeving voor de individuele gezondheid en het belang van de beslissers die verantwoordelijk zijn voor die omgeving. Bovendien onderkennen we het belang van verschillende soorten interventies om individuen op alle vijf niveaus van
doelgroepen tot gezonder gedrag te stimuleren: voorlichting, voorzieningen en regelgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een gezondheidsbevorderaar?

A

In Nederland werd gezondheidsvoorlichting eerder vaak aangeduid met de oorspronkelijke naam GVO: gezondheidsvoorlichting en -opvoeding.
Vanwege de preventie van geestelijke en gedragsstoornissen is deze term later aangevuld tot GVO/ Preventie. Gezondheidsvoorlichting is onderdeel van het werk van veel beroepsgroepen. Functionarissen voor wie het een hoofdtaak is, worden tegenwoordig gezondheidsbevorderaar genoemd, GB’er, en zijn bijvoorbeeld werkzaam bij GGD, in ziekenhuizen, landelijke organisaties en als docent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kun je vertellen over het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering

A

Wanneer gezondheidsvoorlichting stapsgewijs en planmatig wordt ontwikkeld, geimplementeerd en geëvalueerd is de kans op succes groter. Er zijn daarom diverse protocollen of
planningsmodellen ontwikkeld die de GB’er kunnen helpen bij de ontwikkeling van interventies. Het model is sterk geïnspireerd door en gebaseerd op de inzichten uit het zogenaamde Precede- Proceed Model van en het Intervention Mapping-protocol en anderen.
Het gebruik van het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering (MPGG) is te vergelijken met het oplossen van een puzzel. Het model dwingt de voorlichter om op een deductieve wijze gewenste uitkomsten (gezond gedrag, gezondheid) terug te voeren naar oorzaken en oplossingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 6 stappen van planmatige gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering?

A

.
1. Analyse van gezondheidsproblemen
Wat zijn de belangrijke gezondheidsproblemen waarmee een doelgroep wordt geconfronteerd. Dit kan ook nog breder worden getrokken naar een analyse van kwaliteit van leven. Deze vraag is belangrijk omdat voorlichters zich niet altijd realiseren dat gezondheid slechts één van de factoren is die van invloed is op de kwaliteit van leven. Andere factoren zijn bijvoorbeeld veiligheid, discriminatie en armoede. De gezondheidstoestand van een bevolking of groep beschrijven we aan de hand van verschillende indicatoren zoals: sterfte, prevalentie, incidentie en ernst van ziekten, maar ook aan de hand van indicatoren die kwaliteit van leven meten.
2. Analyse van gedrag
Gericht op de analyse van mogelijke gedragsoorzaken van gezondheidsproblemen en gedragsoplossingen om die problemen het hoofd te bieden. Gedrag van het individu kan bijdragen tot gezondheid. In deze fase moet het belang van gedrag voor het gezondheidsprobleem en mogelijke
oplossingen worden geanalyseerd. Vaak gaat het om gedrag van de mensen met het gezondheidsprobleem of risico op het gezondheidsprobleem zelf. Maar vaak gaat het ook om gedrag van mensen die zelf niet direct risico lopen, maar wiens gedrag wel het risico van andere mensen mede
beïnvloed. Omgevingscondities worden immers vaak mede bepaald door het gedrag van zogenoemde beslissers (zoals politici). Gedrag van deze beslissers kan dus, via omgevingscondities, van invloed zijn op het risico en op het risicogedrag van individuele personen.
3. Analyse van determinanten van gedrag
De determinanten van gedrag worden geanalyseerd. Globaal onderscheiden we persoonlijke determinanten en omgevingsdeterminanten.
4. Interventieontwikkeling
Op basis van de inzichten uit voorafgaande stappen, kunnen we een interventie ontwikkelen om de determinanten van gedrag en het gedrag zelf te veranderen. Het kan dan gaan om interventies direct gericht op gedragsdeterminanten van het risicogedrag zelf, of op het gedrag van ‘beslissers’
die de omgevingsdeterminanten weer kunnen beïnvloeden. Het uiteindelijke doel is een verbetering van gezondheid en kwaliteit van leven. Het Intervention Mapping-protocol staat centraal en voor een goede toepassing daarvan is een analyse van theorieën en methodieken voor
gedragsverandering die bij gezondheidsvoorlichting kunnen worden toegepast, van groot belang.
5. Interventie-implementatie (uitvoering zoals bedoeld) en disseminatie (planmatige verspreiding of invoering) van de interventie. In de praktijk komt het regelmatig voor dat zorgvuldig ontwikkelde interventies niet juist en niet op voldoende grote schaal geïmplementeerd
worden. Vaak omdat men bij de ontwikkeling van een interventie onvoldoende rekening houdt met de wensen van degenen van wie wordt verwacht dat zij de interventie gaan uitvoeren en gebruiken en omdat programmaontwikkelaars er vaak ten onrechte van uit dat een goed programma
zichzelf verkoopt.
6. Evaluatie Het is belangrijk dat interventies worden geëvalueerd om na te gaan of de interventie de gewenste resultaten heeft (effectevaluatie), en of deze is
uitgevoerd zoals gepland (procesevaluatie). Bij voorkeur vindt de evaluatie stapsgewijs plaats waarbij de interventie eerst kleinschalig wordt uitgeprobeerd en onder gecontroleerde omstandigheden wordt getoetst, daarna op grotere schaal getest, en waarbij ook de eventuele
implementatie en disseminatie wordt onderzocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een manier om van meet af aan adequaat te anticiperen op implementatieproblemen?

A

Een manier om van meet af aan adequaat te anticiperen op implementatieproblemen is het vormen van een verbindingsgroep (linkage group), een groep waarin zowel de programmaontwikkelaars als degenen die het programma gaan uitvoeren, vertegenwoordigd zijn. Daarnaast is het verstandig om een goed inzicht te hebben in de determinanten van implementatiegedrag van potentiële gebruikers. Op basis daarvan kan een
strategie worden ontwikkeld om de implementatie van een programma te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe pas je de 6 stappen van het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering toe?

A

In theorie begint het model ook echt bij stap 1: een analyse van de gezondheid van een bepaalde doelgroep. In de praktijk gebeurt dit echter lang niet altijd. In de praktijk is vaak al bij voorbaat een keuze gemaakt om een interventie voor beïnvloeding van een bepaald gezondheidsprobleem of
een bepaald gedrag te ontwikkelen, en is het begin veeleer gelegen in een nadere analyse van het al gekozen en afgebakende gezondheidsprobleem en risicogedragingen. Interventies ter bevordering van gezond gedrag zijn vaak complexe programma’s, samengesteld uit interventies met verschillende (intermediaire) doelgroepen om persoonlijke en omgevingsdeterminanten van ongezond en gezond gedrag zo te beïnvloeden dat gezond gedrag wordt gestimuleerd en ongezond gedrag wordt ontmoedigd of onmogelijk gemaakt. Een dergelijke programma richt
zich niet alleen op de uiteindelijke doelgroep, de mensen met ongezond gedrag, maar betrekt hierbij bij voorkeur de hele gemeenschap van mensen en organisaties die direct of indirect invloed op dat gedrag hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Het MPGG is geen keurslijf. De essentie van het model schuilt in het stellen van de juiste vragen, en het stapsgewijs komen tot de juiste beslissingen. In de loop van een voorlichtingsproces bestaat het gevaar dat deze vragen te weinig aan bod komen. Het planningsmodel helpt om
die vragen wel, én in de juiste volgorde én op het juiste moment, te stellen. Het planningsmodel kan daarom wel gezien worden als een richtlijn en
een checklist. Wat zijn veelvoorkomende valkuilen van het planningsmodel?

A

Valkuil 1: Een niet bestaand probleem
Wanneer er een voorlichtingsprogramma wordt ontwikkeld voor een probleem dat bij nader inzien niet of nauwelijks bestaat. Het is en blijft essentieel om altijd zorgvuldig na te gaan hoe ernstig een probleem is, en hoe vaak het voorkomt, als een campagne wordt overwogen om na te
gaan of het de moeite echt waard is.
Valkuil 2: Het verkeerde gedrag
Wanneer interventies ontwikkeld worden gericht op gedrag waarvan de relatie met het probleem onbekend of onzeker is.
Valkuil 3: De verkeerde gedragsdeterminanten
Wanneer interventies worden ontwikkeld die zich richten op determinanten die voor de doelgroep niet relevant zijn. De determinanten die voor de voorlichter belangrijk zijn, zijn voor de doelgroep zelf zelden het belangrijkst. Interventies die zich richten op de verkeerde determinanten hebben
geen effect, of zelfs ongewenste effecten.
Valkuil 4: De verkeerde interventie
Het komt voor dat de keuze voor een soort interventie niet adequaat is voor het onderliggende probleem en determinanten.
Valkuil 5: De verkeerde implementatie
Wanneer de ontwikkeling van een interventie onvoldoende aandacht heeft voor implementatie.
Valkuil 6: Evaluatie
Bij de evaluatie van een gezondheidsvoorlichtingsinterventie kan gekeken worden naar het effect op bekendheid met de interventie, op verandering in gedragsdeterminanten of verandering in gedrag. De valkuil schuilt in het onjuist kiezen van dit ‘evaluatieniveau’. Evaluatiematen moeten op het
juiste niveau worden gekozen, aansluitend bij de doelstellingen.
Er zijn veel valkuilen voor GB’ers. Een planningsmodel draagt ertoe bij dat de voorlichter dergelijke fouten kan vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat kun je vertellen over gereedschappen voor planmatige gezondheidsvoorlichting en het belang van theorie?

A

Planmatige voorlichting is een systematische activiteit. Het planningsmodel helpt om in die planning de juiste stappen te nemen. Voor het ontwikkelen van de interventie hebben we voldoende gegevens nodig over het gezondheidsprobleem, over gezond en ongezond gedrag, over de persoonlijke en omgevingsdeterminanten van gedrag en over de mogelijkheden voor implementatie en evaluatie. Pas daarna kan de GB’er op professionele wijze een interventie ontwikkelen. GB’ers maken bij de verschillende analyses en de daarop gebaseerde interventieontwikkeling gebruik van drie gereedschappen: literatuur, theorieën over gedrag en gedragsverandering, en aanvullend onderzoek. Voor een antwoord op elke
mogelijke vraag die wordt opgeworpen door het planningsmodel, kan gebruikgemaakt worden van die gereedschappen van de GB’er.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Voor een antwoord op elke mogelijke vraag die wordt opgeworpen door het planningsmodel, kan gebruikgemaakt worden van die gereedschappen van de GB’er. Daarbij kan
welke procedure worden doorlopen?

A
  1. Definieer zorgvuldig de vraagstelling.
  2. Inventariseer de direct beschikbare kennis; brainstorm over mogelijke voorlopige antwoorden.
    Vaak is er binnen of nabij het team dat een interventie ontwikkelt kennis aanwezig waarmee de vraag (voorlopig) beantwoord kan worden. In dit stadium kunnen experts geconsulteerd worden om de werkelijke ernst of omvang van een vermeend volksgezondheidsprobleem in kaart te
    brengen en kan ook een brainstorm worden georganiseerd om een voorlopige inventarisatie van gedragsdeterminanten of interventiemogelijkheden te maken. In dat laatste geval wordt, bij voorkeur samen met anderen, op basis van beschikbare kennis, inzichten, ervaringen en wellicht intuïtie,
    een lijst met voorlopige antwoorden gemaakt. Hierbij moet getracht worden steeds goed duidelijk te maken waarom dit antwoord een goed antwoord zou kunnen zijn. Hier schuilt een gevaar, want voorlopige antwoorden kunnen erg afhankelijk zijn van welke experts geconsulteerd worden, of met wie een brainstorm wordt georganiseerd. Voorlopige antwoorden moeten in vervolgstappen gecheckt worden.
  3. Desk research: zoek literatuur, statistieken of andere documentatie die direct of indirect de vraag kan beantwoorden. Over veel vragen en antwoorden is al veel gepubliceerd. De wetenschappelijke literatuur is een belangrijke bron van valide informatie. En soms zijn
    de relevante publicaties ook alweer samengevat in systematische reviews of meta-analyses. De kunst is om via desk research de juiste bron te vinden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vooral ter onderbouwing van de eerste twee stappen in het MPGG zijn veel systematische reviews en meta-analyses beschikbaar, en ook over determinanten van gedrag en interventiemogelijkheden verschijnen steeds vaker goede systematische reviews. Welke soorten reviews worden besproken?

A

Een systematische review is een
systematische inventarisatie van de wetenschappelijke literatuur over een bepaald onderwerp, waarbij een duidelijke, liefst gestandaardiseerde, gestructureerde methode van literatuur zoeken, selecteren, analyseren en rapporteren wordt gehanteerd. Ook worden ‘beschrijvende (narrative) reviews’ gepubliceerd. Ook dit zijn samenvattingen van de literatuur, maar hoe de samengevatte literatuur is gezocht en geselecteerd blijft soms onduidelijk, of is niet systematisch. Hierdoor blijft het vaak onduidelijk of de review een valide samenvatting van de beschikbare kennis geeft of eerder een mening van de auteurs weergeeft. Bij een meta-analyse worden de resultaten uit verschillende gepubliceerde studies niet samengevat, maar opnieuw gezamenlijk geanalyseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Dan is er nog een vierde, vijfde en zesde stap. Welke zijn dit?

A
  1. Zoek empirisch ondersteunde theorieën die direct of indirect de vraag kunnen beantwoorden.
    Een wetenschappelijke theorie of model is net als een systematische review gebaseerd op integratie van wetenschappelijk bewijs, maar is ook vaak
    een interpretatie en generalisatie van dat bewijs en daarmee ‘subjectiever’. Voor de verklaring van gezond gedrag zijn dan ook verschillende theorieën beschreven. Op basis van dergelijke gedrags- en gedragsdeterminantentheorieën kunnen hypothesen geformuleerd worden en
    voorspellingen gedaan worden over welke gedragsdeterminanten bij welke doelgroepen belangrijk zijn voor welke risicogedragingen. Theorieën
    over gedragsverandering kunnen helpen om voorspellingen te doen over welke strategieën en methodieken ingezet kunnen worden voor beïnvloeding van welke determinanten. Het zoeken en toepassen van inzichten uit theorieën is een lastig maar tevens zeer zinvol gereedschap. In de praktijk blijkt vaak dat voorlichters niet goed met theorieën uit de voeten kunnen. Verstandig gebruik van theorieën kan erg behulpzaam zijn bij het oplossen van praktische problemen. Theorieën zijn echter abstracties van de werkelijkheid. Een theorie is dus niet meer en niet minder dan een systematische samenvatting en interpretatie van inzichten uit de (onderzoeks)praktijk. Een specifieke vraag kan vanuit diverse theorieën worden belicht, en al die gezichtspunten kunnen suggesties opleveren voor het antwoord op de vraag. Dat hoeven geen theorieën te zijn die de voorlichter al kent; het kunnen ook theorieën zijn die in deze procedure voor het eerst toegepast worden.
  2. Doe aanvullend onderzoek.
    Ga na welke vragen wel en welke niet beantwoord zijn bij het gebruik van de eerste vier gereedschappen en welke antwoorden aanvullende ondersteuning nodig hebben. Probeer de resterende antwoorden en ondersteuning voor voorlopige antwoorden te vinden via aanvullend onderzoek.
  3. Leid antwoorden af en pas deze toe.
    Leid uit (de combinatie van) literatuuronderzoek, theoretische inzichten en de aanvullende onderzoeksgegevens in de ontwikkeling, uitvoering en/of
    evaluatie van de interventie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is ethiek?

A

Ethiek is het systematisch denken over normen en waarden met betrekking tot menselijk handelen. Ethiek gaat over verantwoordelijk handelen, in de zin van verantwoorden aan anderen. Voorlichters moeten kunnen uitleggen wat hun ethische keuzen zijn en hun argumenten moeten gesteund
worden door anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gezondheidsvoorlichting kan een aantal onbedoelde en negatieve ‘neveneffecten’ hebben. Wat zijn de belangrijkste negatieve bijeffecten van gezondheidsvoorlichting?

A
  • Gevoelens van angst en schuld
    Het bewustmaken van ongezond gedrag is een veelgebruikte strategie als eerste stap in gedragsverandering. Als mensen leren dat ze zich
    ongezond gedragen, maar ze niet in staat zijn om hier wat aan te veranderen kan angst of schuld bestaan en leiden tot een lagere kwaliteit van leven.
  • Stigmatisering
    Gezondheidsvoorlichting over ongezond gedrag kan mensen die dat gedrag vertonen een negatief stigma geven. -
    Vergroten van gezondheidsverschillen
    Gezondheidsvoorlichting komt vaak beter terecht bij hoger opgeleiden, sluit vaak minder goed aan bij minderheidsgroepen, en kan soms gemakkelijker toegepast worden door mensen die de financiële middelen hebben om voor gezond gedrag te kiezen. Dit kan leiden tot grotere
    verschillen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat kun je vertellen over autonomie en evidence based medicine?

A

Gezondheidsvoorlichting is gericht op het stimuleren van vrijwillige gedragsverandering. Hiermee komen we op autonomie: behelst de individuele vrijheid om te leven zoals men dat wil. In eerste instantie lijkt gezondheidsvoorlichting autonomie te vergroten: door gezondheidsvoorlichting kan
men beter geïnformeerde autonome keuzen maken. In de praktijk is dit echter lang niet altijd het geval geweest in termen van promotie van gezondheid of gezond gedrag, niet in termen van promotie of autonomie. Dit leidt soms tot een paternalistische gezondheidsvoorlichting, en dit is
ook wel het ‘medische model’ van gezondheidsvoorlichting genoemd. In de medische wereld heerst de evidence based medicine: medische interventies worden eerst streng getoetst en alleen als ze effectief zijn in termen van gezondheidswinst worden ze toegelaten en op grotere schaal toegepast. Dit geldt tegenwoordig ook voor gezondheidsvoorlichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat kun je vertellen over het hoger-onderwijsmodel?

A

Bunchanan zet tegenover dit medische model van gezondheidsvoorlichting met paternalistische kenmerken een geïnformeerde-keuzemodel
‘hoger-onderwijsmodel’. In dit model zou gezondheidsvoorlichting gericht moeten zij op het stimuleren van optimaal geïnformeerde autonome
keuzen over gezond en ongezond gedrag. Interventiemethodieken mogen niet doelbewust de autonomie van de doelgroep aantasten, bijvoorbeeld
door eenzijdige informatie te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Er zijn omstandigheden waarbij beperking van autonomie acceptabel wordt gevonden. In dat geval wordt paternalisme acceptabel gevonden. Welke?

A
  1. In eerste plaats kan Autonomie beperkt wanneer mensen niet goed meer functioneren of wegens gebrek aan inzicht in eigen risico. Het ingrijpen in de autonomie van het individu is dan juist in het belang van dat individu.
  2. Wanneer het gedrag van de een de gezondheid van anderen schaadt of kan schaden.
    Gezondheidsvoorlichting zou in principe moeten proberen mensen hun eigen verantwoordelijkheid te laten nemen en ze te motiveren en in staat te
    stellen tot gezondere keuzen. Programma’s om de vaardigheden daartoe te bevorderen vormen een belangrijk element in veel gezondheidsvoorichtingsprogramma’s.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Er zijn enkele wetten die gelden voor GB’ers die onderzoek doen naar gezondhiedsgedrag en daarbij interventies willen implementeren en evalueren. Welke?

A
  • Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek en mensen (WMO)
    Deze wet regelt de rechtsbescherming van zieke en gezonde proefpersonen en heeft betrekking op wetenschappelijk onderzoek waarbij personen aan handelingen worden onderworpen of hen gedragsregels worden opgelegd.
  • Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)
    Indien een GB’er mens gebonden onderzoek verricht waarbij persoonsgegeven worden verzameld, valt het onderzoek zeer waarschijnlijk onder de Wbp. Dit betekend dat de onderzoeker persoonsgegevens volgend de richtlijnen dient te verzamelen, verwerken en te beveiligen.
  • Gedragscode persoonsgegevens
    Om ervoor te zorgen dat onderzoekers handelen in de juiste lijn is de gedragscode persoonsgegevens opgesteld. Deze beschrijft hoe onderzoekers
    dienen om te gaan met onderzoeksgegevens.
  • De Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening
    Voor iedereen die wetenschappelijk onderzoek doet, geldt deze wet. In de gedragscode worden de principes van goed wetenschappelijk onderzoek beschreven. Daarbij gaat het om zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid van onderzoek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Verder met begrippenlijst. Wat is gezondheidsbevordering?

A

Informatiebrochures, bijsluiters, folders of tv-spotjes. Een vakterm voor een breed scala aan activiteiten
waarbij sprake is van een vorm van educatie of informatieoverdracht om te stimuleren dat mensen zich
‘gezonder’ willen en kunnen gedragen. Het is een onderdeel van gezondheidsbevordering: een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die gezond gedrag en gezonde leefomstandigheden stimuleert.
Het gaat steeds om:
- Problemen waarbij gedrag en gedragsverandering op de een of andere manier een belangrijke rol
speelt.
- Activiteiten die gebaseerd zijn op een zorgvuldige analyse van de oorzaken van het gedrag en
gedragsverandering.
- Geprobeerd gedrag te beïnvloeden op basis van theorieën over gedrag en gedragsverandering.
- Activiteiten worden zorgvuldig geëvalueerd.
Hiermee proberen we mensen te motiveren tot, te trainen in, en te helpen bij gezond gedrag. Op min of meer
vrijwillige gedragsverandering gebaseerd. Het gaat vaak om een combinatie van dit soort activiteiten. Daarom
wordt meestal gesproken van voorlichtingsinterventies of voorlichtingsprogramma’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is Gezondheidsvoorlichting volgens de WHO?

A

De combinatie van leerervaringen ontwikkeld en ontworpen om mensen en gemeenschappen (communities) te helpen om hun gezondheid te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is Gezondheidsbevordering?

A

Is gericht op het begrijpen en veranderen van de fysieke, sociaal-culturele, economische en politieke omgeving (sociologie, politicologie, economie beleidswetenschappen).
Een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die (samen) gezond gedrag en gezonde leefcondities stimuleren’. Het gaat dus ook om fysieke, sociaal-culturele, politieke, en economische, condities die het gezonde gedrag of rechtstreeks de gezondheid kunnen beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is Primaire preventie?

A

Richt zich op het voorkomen van een gezondheidsprobleem of categorie van aandoeningen. Richt zich op het
wegnemen van oorzaken of risicofactoren voor aandoeningen. Primaire preventie is alleen mogelijk als de
oorzaken van het probleem voldoende bekend zijn en deze oorzaken te beïnvloeden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is Secundaire preventie of vroege
opsporing?

A

Proberen mensen met een voorstadium of vroeg stadium van een aandoening te identificeren zodat gerichte
vroeg behandeling, mogelijk is, om erger te voorkomen. Vroege opsporing is alleen zinvol wanneer er een
goede test of een vorm van zelfonderzoek is om een aandoening of een risicogedrag in een vroeg stadium of
in een voorstadium op te sporen en wanneer de aandoening of het voorstadium vroegtijdig effectief behandeld
kan worden.

34
Q

Wat is Tertiaire preventie?

A

Richt zich op mensen met een ziekte of handicap. Begint dus na de diagnose. Doel is om zo goed mogelijk te
leven met en het beheersen van de handicap of ziekte om een verdergaande invalidering te voorkomen, om
kwaliteit van leven te behouden of te vergroten.

35
Q

Wat is een Hoogrisicobenadering?

A

Bij een hoogrisicobenadering wordt eerst een risicogroep geïdentificeerd, op basis van bijvoorbeeld erfelijke
eigenschappen, het veel vóórkomen van risicogedrag, leeftijd of sociaal-economische status. Zo zijn er
bijvoorbeeld speciale valpreventieprogramma’s voor ouderen. Het gemiddelde relatieve risico is laag, maar de prevalentie van het risico is hoog: er zijn veel mensen met
een beperkt verhoogd risico.

36
Q

Wat is een Populatiebenadering?

A

De hele bevolking of een grote deelgroep wordt benaderd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij publiekscampagnes. Is vooral aangewezen als het relatieve risico op het probleem waar de interventie op is gericht hoog is, maar er betrekkelijk weinig mensen zijn bij wie het risico sterk verhoogd is.

37
Q

Wat is Universele preventie?

A

Richt zich op de totale bevolking of grote groepen daarbinnen. Richt zich op mensen die geen speciaal
verhoogd risico hebben. Het doel is om bij alle mensen de gezondheid te verbeteren en de kans op ziekte te
verminderen. Het gaat hierbij dus om primaire preventie en om een populatiebenadering.

38
Q

Wat is Selectieve preventie?

A

Gericht op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico en heeft als doel de gezondheid van specifieke
risicogroepen te verbeteren. Is een vorm van hoogrisicobenadering, en raakt aan secundaire preventie, omdat de preventieve interventie wordt aangeboden op basis van screening op een risicofactor, of risicofactoren.

39
Q

Wat is Geïndiceerde preventie?

A

Gericht op individuen die nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel beginnende klachten of
symptomen. Heeft als doel het ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen. Is dus een
hoogrisicobenadering, en is secundaire preventie.

40
Q

Wat is Zorg gerelateerde preventie?

A

Gericht op individuen met een ziekte en heeft tot doel ziektelast te reduceren en complicaties of comorbiditeit
te voorkomen en is vergelijkbaar met tertiaire preventie.

41
Q

Wat zijn Middelen om
gezondheidsbevordering te
bereiken?

A
  • Voorlichting
  • Voorzieningen
  • Regelgeving, controle en sancties
    Juist de combinatie van de verschillende soorten middelen, van voorlichting, voorzieningen en regelgeving,
    lijkt essentieel voor effectieve gezondheidsbevordering. Juist de combinatie van voorlichting met voorzieningen en regelgeving geeft de meeste kans op succes.
42
Q

Wat wordt bedoeld met Voorzieningen?

A

Met voorzieningen proberen we gezond gedrag gemakkelijker te maken (bijvoorbeeld voorzieningen van
waterzuivering en rioleringen, om hygiëne te bevorderen en zo bijvoorbeeld infectieziekten tegen te gaan).

43
Q

Wat wordt bedoeld met Regelgeving, controle en
sancties?

A

Hiermee wordt geprobeerd gezond gedrag af te dwingen (bijvoorbeeld Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit). Gaan ervan uit dat mensen het ‘gezonde’ gedrag niet vrijwillig zullen vertonen.

44
Q

Wat is een Gezondheidsbevorderaar?

A

Gezondheidsvoorlichting is onderdeel van het werk van veel beroepsgroepen. Functionarissen voor wie het een hoofdtaak is, worden tegenwoordig gezondheidsbevorderaar genoemd.

45
Q

Hoe ziet het Model voor Planmatige
Gezondheidsvoorlichting en
Gedragsverandering eruit?

A

Het model dwingt de voorlichter om op een deductieve wijze
gewenste uitkomsten terug te voeren naar oorzaken en
oplossingen.
1. Analyse van gezondheidsproblemen
Wat zijn de belangrijke gezondheidsproblemen waarmee een doelgroep wordt geconfronteerd. Dit kan ook nog breder worden getrokken naar een analyse van kwaliteit van leven.
2. Analyse van gedrag
Gericht op de analyse van mogelijke gedragsoorzaken van
gezondheidsproblemen en gedragsoplossingen om die
problemen het hoofd te bieden.
3. Analyse van determinanten van gedrag
De determinanten van gedrag worden geanalyseerd. Globaal onderscheiden we persoonlijke determinanten
en omgevingsdeterminanten.
4. Interventieontwikkeling
Op basis van de inzichten uit voorafgaande stappen, een interventie ontwikkelen om de determinanten van
gedrag en het gedrag zelf te veranderen. Interventies direct gericht op gedragsdeterminanten of op het gedrag
van ‘beslissers’. Het uiteindelijke doel is een verbetering van gezondheid en kwaliteit van leven. Het Intervention Mapping-protocol is hierbij van groot belang.
5. Interventie-implementatie (uitvoering zoals bedoeld) en disseminatie (planmatige verspreiding of
invoering) van de interventie. In de praktijk komt het regelmatig voor dat zorgvuldig ontwikkelde interventies niet juist en niet op voldoende grote schaal geïmplementeerd worden. Een manier om van meet af aan adequaat te anticiperen op implementatieproblemen is het vormen van een verbindingsgroep
6. Evaluatie
Het is belangrijk dat interventies worden geëvalueerd om na te gaan of de interventie de gewenste resultaten
heeft (effectevaluatie), en of deze is uitgevoerd zoals gepland (procesevaluatie).
➔ Het MPGG is geen keurslijf. Essentie van het model schuilt in het stellen van de juiste vragen, en
het stapsgewijs komen tot de juiste beslissingen. In de loop van een voorlichtingsproces bestaat het
gevaar dat deze vragen te weinig aan bod komen. Het planningsmodel helpt om die vragen wel, én
in de juiste volgorde én op het juiste moment, te stellen. Het planningsmodel kan daarom wel gezien
worden als een richtlijn en een checklist.

46
Q

Waarvoor dient een Verbindingsgroep?

A

Een manier om van meet af aan adequaat te anticiperen op implementatieproblemen is het vormen van een
verbindingsgroep (linkage group), een groep waarin zowel de programmaontwikkelaars als degenen die het
programma gaan uitvoeren, vertegenwoordigd zijn.

47
Q

Wat zijn Veelvoorkomende valkuilen
planningsmodel?

A
  • Valkuil 1: Een niet bestaand probleem
    Het is en blijft essentieel om altijd zorgvuldig na te gaan hoe ernstig een probleem is, en hoe vaak het voorkomt, als een campagne wordt overwogen om na te gaan of het de moeite echt waard is.
  • Valkuil 2: Het verkeerde gedrag
    Wanneer interventies ontwikkeld worden gericht op gedrag waarvan de relatie met het probleem onbekend of
    onzeker is.
  • Valkuil 3: De verkeerde gedragsdeterminanten
    Wanneer interventies worden ontwikkeld die zich richten op determinanten die voor de doelgroep niet relevant
    zijn.
  • Valkuil 4: De verkeerde interventie
    Het komt voor dat de keuze voor een soort interventie niet adequaat is voor het onderliggende probleem en
    determinanten.
  • Valkuil 5: De verkeerde implementatie
    Wanneer de ontwikkeling van een interventie onvoldoende aandacht heeft voor implementatie.
  • Valkuil 6: Evaluatie
    Evaluatiematen moeten op het juiste niveau worden gekozen, aansluitend bij de doelstellingen.
48
Q

Wat is een Systematische review?

A

Een systematische review is een systematische inventarisatie van de wetenschappelijke literatuur over een
bepaald onderwerp, waarbij een duidelijke, liefst gestandaardiseerde, gestructureerde methode van literatuur zoeken, selecteren, analyseren en rapporteren wordt gehanteerd.

49
Q

Wat zijn Beschrijvende (narrative)
reviews?

A

Ook worden ‘beschrijvende (narrative) reviews’ gepubliceerd. Ook dit zijn samenvattingen van de literatuur,
maar hoe de samengevatte literatuur is gezocht en geselecteerd blijft soms onduidelijk, of is niet systematisch.
Hierdoor blijft het vaak onduidelijk of de review een valide samenvatting van de beschikbare kennis geeft of
eerder een mening van de auteurs weergeeft.

50
Q

Wat is een Meta-analyse?

A

Bij een meta-analyse worden de resultaten uit verschillende gepubliceerde studies niet samengevat, maar opnieuw gezamenlijk geanalyseerd.

51
Q

Wat is Ethiek?

A

Ethiek is het systematisch denken over normen en waarden met betrekking tot menselijk handelen. Ethiek
gaat over verantwoordelijk handelen, in de zin van verantwoorden aan anderen. Voorlichters moeten kunnen
uitleggen wat hun ethische keuzen zijn en hun argumenten moeten gesteund worden door anderen.

52
Q

Wat zijn Neveneffecten van
gezondheidsvoorlichting?

A
  • Schuld en angst
  • Stigmatisering
  • Vergroten van gezondheidsverschillen
53
Q

Wat is Autonomie?

A

Behelst de individuele vrijheid om te leven zoals men dat wil. In eerste instantie lijkt gezondheidsvoorlichting
autonomie te vergroten: door gezondheidsvoorlichting kan men beter geïnformeerde autonome keuzen
maken.

54
Q

Wat is Evidence based medicine?

A

Medische interventies worden eerst streng getoetst en alleen als ze effectief zijn in termen van gezondheidswinst worden ze toegelaten en op grotere schaal toegepast.

55
Q

Wat is het Hoger-onderwijsmodel?

A

In dit model zou gezondheidsvoorlichting gericht moeten zij op het stimuleren van optimaal geïnformeerde
autonome keuzen over gezond en ongezond gedrag. Interventiemethodieken mogen niet doelbewust de
autonomie van de doelgroep aantasten.

56
Q

Wat is de Wet medisch-wetenschappelijk
onderzoek en mensen (WMO)?

A

Deze wet regelt de rechtsbescherming van zieke en gezonde proefpersonen en heeft betrekking op
wetenschappelijk onderzoek waarbij personen aan handelingen worden onderworpen of hen gedragsregels
worden opgelegd.

57
Q

Wat is de Wet bescherming
persoonsgegevens (Wbp)?

A

Indien een GB’er mens gebonden onderzoek verricht waarbij persoonsgegeven worden verzameld, valt het
onderzoek zeer waarschijnlijk onder de Wbp. Dit betekend dat de onderzoeker persoonsgegevens volgend de
richtlijnen dient te verzamelen, verwerken en te beveiligen.

58
Q

Wat is de Gedragscode
persoonsgegevens?

A

Om ervoor te zorgen dat onderzoekers handelen in de juiste lijn is de gedragscode persoonsgegevens
opgesteld. Deze beschrijft hoe onderzoekers dienen om te gaan met onderzoeksgegevens.

59
Q

Wat is de De Nederlandse gedragscode
wetenschapsbeoefening?

A

Voor iedereen die wetenschappelijk onderzoek doet, geldt deze wet. In de gedragscode worden de principes
van goed wetenschappelijk onderzoek beschreven. Daarbij gaat het om zorgvuldigheid, betrouwbaarheid,
controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid van onderzoek.

60
Q

Casus Monique: wat hoort bij de diagnosefase?

A

De diagnosefase omvat alles wat met het probleem te maken heeft: Wat is het probleem? Hoe vaak komt het voor?
Welke gedragingen liggen ten grondslag aan het probleem? Welke determinanten liggen ten grondslag aan die
gedragingen? Hierbij: Bij de probleemanalyse kijk je wat precies het probleem is, voor wie het een probleem is en hoe groot het probleem is. Bij de gedragsanalyse wordt gekeken welk gedrag samenhangt met het probleem. Bij de determinantenanalyse wordt gekeken wat de determinanten zijn die ten grondslag liggen aan de gedragingen zoals geformuleerd bij de gedragsanalyse. Dus in diagnosefase:
* Probleemanalyse
* Gedragsanalyse
* Determinatieanalyse

61
Q

Casus Monique: wat hoort bij de voorbereidingsfase?

A

De voorbereidingsfase begint op het moment dat er wordt nagedacht over een mogelijke interventie voor het
probleem en eindigt op het moment dat de interventie klaar is om te implementeren. De voorbereidingsfase begint op
het moment dat er wordt nagedacht over een mogelijke interventie voor het probleem en eindigt op het moment dat
de interventie klaar is om te implementeren.
Een belangrijke eerste stap in de voorbereidingsfase is dat er wordt nagegaan of er al een beproefde interventie
beschikbaar is.

62
Q

Casus Monique: wat hoort bij de implementatiefase?

A

De implementatiefase is de fase waarin de interventie daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

63
Q

Casus Monique: wat hoort bij de procesevaluatie?

A

De procesevaluatie moet antwoord geven op de vraag hoe het proces van planning en implementatie is verlopen, en
vindt plaats in alle fasen van de interventiecyclus.

64
Q

Casus Monique: wat hoort bij de effectevaluatie?

A

De effectevaluatie moet antwoord geven op de vraag welke de effecten zijn van de interventie op de determinanten
van gedrag, op het gedrag zelf of op het oorspronkelijke probleem, en vindt plaats vooraf, tijdens en na de
implementatie van de interventie.

65
Q

Welke gezondheidsbevorderingsinterventies kent u? Probeer een of twee interventies enigszins te ontrafelen. Dus: voor wie zijn ze bedoeld, welke doelen streven ze na, door wie worden ze toegepast en of verspreid, en wat is bekend over de effectiviteit (dus: resulteert het programma in de beoogde gedragsverandering)?

A

Bob-campagne:
- Dit is een gezamenlijk initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Veilig Verkeer Nederland (VVN) en importeurs en
producenten van bier, wijn en gedistilleerde dranken.
- Doel: zorgen dat mensen niet rijden als ze alcohol gedronken hebben en dat ze vooraf afspraken maken over wie rijdt en dus geen
alcohol drinkt.
- Doelgroep: autobestuurders
- Inhoud: tv spotjes, billboards langs de weg, flyers, advertenties
- Effectiviteit: er is geen wetenschappelijke informatie beschikbaar over effectiviteit; er zijn wel wat nieuwsartikelen op het internet, maar
die zijn niet wetenschappelijk van aard. Het is onduidelijk of deze campagne getest is op effectiviteit. Hij wordt landelijk aangeboden
(massamediaal) door de rijksoverheid.
* Gezonde school en genotmiddelen (informatie afkomstig uit Loket Gezond Leven):
- Dit is een programma dat op scholen wordt gebruikt ter preventie van gebruik van genotmiddelen (alcohol, roken en drugs).
- Doelgroep: jongeren, hun ouders en de school (basisschool en middelbare school).
- Doel: jongeren stimuleren om het drinken van alcohol uit te stellen tot in ieder geval 18 jaar en geen tabak en drugs te gebruiken.
- Inhoud: afhankelijk van subpopulaties zijn verschillende varianten beschikbaar; maar ze hebben allemaal dezelfde opzet. Ze bestaat
uit (vier onderdelen: voorlichtingslessen, het betrekken van ouders, het maken en hanteren van goed beleid rondom middelengebruik en
het signaleren en begeleiden van leerlingen die (problematisch) middelen gebruiken.
- Het programma wordt verzorgd door lokake aanbieders.
- Het programma is goed onderbouwd en er heeft een effect- en procesevaluatie plaatsgevonden. De resultaten van dat onderzoek worden
niet beschreven.

66
Q

Het loket gezond leven beheert en onderhoudt een database met effectief bewezen en goed beschreven leefstijlinterventies. Grasduin even (maximaal tien minuten) in deze database. Geef een inschatting van de mate waarin de opgenomen interventies getest zijn op effectiviteit. Waaruit leidt u dat af?

A

Veel interventies vallen onder de categorie ‘goed beschreven’ of ‘theoretisch onderbouwd’ maar zijn niet op effectiviteit getest. En als ze wel op
effectiviteit zijn getest, verschillen de termijnen (zijn de effecten voor de korte termijn onderzocht en vastgesteld of ook voor de lange termijn?) en
verschilt de bewijskracht afhankelijk van het gebruikte onderzoeksdesign.

67
Q

In hoeverre zijn interventies die niet zijn getest op effectiviteit, toch bruikbaar voor de praktijk?

A

Interventies (of onderdelen daarvan) zijn bij voorkeur eerst getest op effectiviteit. In praktijk is dat echter een utopie. Selecteer dan goed beschreven interventies of interventies waarvan de effectiviteit wel is bewezen bij een vergelijkbaar probleem en of doelgroep. Daarbij is er wel al
veel wetenschappelijk bewijs voor methodieken en praktische toepassingen die effectief zijn (zie onder andere hoofdstuk 6 van het tekstboek). Probeer die dan waar mogelijk op te nemen in de interventie. Daarnaast is het belangrijk om bij de doelgroep en intermediairs die veel met de doelgroep te maken hebben na te gaan waar zij behoefte aan hebben en wat volgens hen het beste zal werken.

68
Q

De Interventiecyclus onderscheidt vier hoofdfasen:
* de diagnosefase
* de voorbereidingsfase
* de implementatiefase
* de evaluatiefase
Beschrijf zonder terug te kijken naar de interventiecyclus alle stappen van die fasen.

A
  • De diagnosefase bestaat uit:
    o Probleemanalyse
    o Gedragsanalyse
    o Determinantenanalyse.
  • De voorbereidingsfase bestaat uit:
    o De keuze van een interventie of
    o De ontwikkeling van een interventie.
  • De implementatiefase bestaat uit:
    o De implementatie van de interventie, de continuering van de interventie en de verspreiding of disseminatie van de interventie.
  • De evaluatiefase is de laatste fase in de interventiecyclus maar speelt in alle fasen van de interventiecyclus een belangrijke rol. Deze fase bestaat uit de effectevaluatie van de interventie en een procesevaluatie, waarbij de planning en implementatie van de interventie op
    verschillende onderdelen wordt geëvalueerd. Er wordt steeds vaker verwacht dat ook een kosteneffectiviteitsevaluatie wordt uitgevoerd.
69
Q

De interventiecyclus onderscheidt vier hoofdfasen: de diagnosefase, de voorbereidingsfase, de implementatiefase en de evaluatiefase.
Geef bij elke fase aan welke passages van de casus Moniek erin thuishoren. De diagnosefase:

A

De diagnosefase omvat alles wat met het probleem te maken heeft: Wat is het probleem? Hoe vaak komt het voor (probleemanalyse)? Welke
gedragingen liggen ten grondslag aan het probleem (gedragsanalyse)? Welke determinanten liggen ten grondslag aan die gedragingen
(determinantenanalyse)? In de casus Moniek behoort de volgende informatie tot de diagnosefase. Vanaf ‘Moniek vertelde dat zij 24 jaar is en sinds
zeven jaar rugklachten heeft. De klachten zijn indertijd begonnen met een geleidelijk toenemende zeurende pijn onder in de rug. Zij gaf aan dat…’
[alinea 2] tot en met ‘Ook is zij minder gaan bewegen omdat Frank en haar moeder veel van haar overnemen. In het huishouden hoeft zij eigenlijk
nooit meer iets te doen. Haar moeder vindt het helemaal niet erg om te doen; die is al lang blij dat ze weer wat om handen heeft. Wanneer Moniek
een slechte dag heeft, zijn ze ook extra lief en behulpzaam.’ [alinea 15]

70
Q

De interventiecyclus onderscheidt vier hoofdfasen: de diagnosefase, de voorbereidingsfase, de implementatiefase en de evaluatiefase.
Geef bij elke fase aan welke passages van de casus Moniek erin thuishoren. De voorbereidingsfase:

A

De voorbereidingsfase begint op het moment dat er wordt nagedacht over een mogelijke interventie voor het probleem en eindigt op het moment dat de interventie klaar is om te implementeren. In deze fase staat het Intervention mapping-protocol centraal, dat gebruikt wordt voor het
systematisch ontwikkelen van een interventie (dit zal in studietaak 5 en 6 uitgebreid aan de orde komen). In het geval van casus Moniek is dat het volgende stuk: ‘Ik plan een afspraak met Joost om het over de meest geschikte interventie voor Moniek te hebben. Ik zie zelf verschillende aanknopingspunten. Zo is Moniek minder gaan bewegen uit angst voor nieuwe beschadigingen en meer pijn. Dit heeft echter juist een averechts effect. Het is daarom belangrijk om haar te leren weer meer te gaan bewegen. Daarnaast is het belangrijk om haar vriend en moeder te leren om het pijngedrag niet te bekrachtigen maar om juist aandacht te besteden aan het gezonde gedrag. Samen met Joost ontwikkel ik een interventieprogramma voor Moniek. We richten ons daarbij op twee verschillende componenten. De eerste is erop gericht om Moniek te leren weer meer te bewegen; de tweede is bedoeld voor haar vriend en moeder. Zij moeten leren het gezonde gedrag te bekrachtigen en niet meer het pijngedrag. Ik hoop dat zij ook daadwerkelijk willen deelnemen aan de behandeling; dat is mijns inziens erg belangrijk voor het welslagen van de therapie.’ [alinea 18 en 19] NB Merk op dat de uitwerking van de interventieontwikkeling hier niet beschreven is. In de beschrijving van de daadwerkelijke therapie (alinea 20
t/m 30) zijn echter wel overwegingen en theoretische achtergronden te onderscheiden die een rol gespeeld hebben bij de interventieontwikkeling.
Kijkt u hier ook eens met die blik naar.

71
Q

De implementatiefase:

A

De implementatiefase is de fase waarin de interventie daadwerkelijk wordt uitgevoerd. In de casus Moniek begint deze fase bij ‘Ik begin de behandeling van Moniek met het bepalen van het basisniveau van haar activiteiten. Dit gebeurt aan de hand van het pijn-rust-contingentieprincipe.’
[alinea 20] en eindigt met ‘Ter afsluiting van de zeven zittingen bereid ik de partners erop voor dat tijdelijke terugval vrijwel bij iedereen optreedt, en dat het van belang is om te weten hoe in zo’n situatie gereageerd kan worden. Dat kan op verschillende manieren, namelijk door het gezond gedrag te blijven bekrachtigen, door het samen zoeken naar oplossingen voor de met pijn gepaard gaande problemen en door een evenwichtige verhouding te hebben tussen activiteit, rust en recreatie.’ [alinea 30]

72
Q

De evaluatiefase:

A

In de casus Moniek wordt de evaluatie beschreven in het laatste stuk, vanaf ‘Ik laat iedereen uit de groep een lijst invullen met enkele vragen over de training en ik maak nog even een gespreksrondje. Met behulp van de lijst krijg ik wat inzicht in wat ze van de training vonden en wat ik de
volgende keer eventueel iets anders zou kunnen aanpakken. Middels het rondje probeer ik zicht te krijgen of ze iets aan de training hebben gehad.’[alinea 31 en 32]. Deze evaluatie bevat zowel aspecten van een procesevaluatie (wat vonden de deelnemers ervan en wat kan anders aangepakt
worden) als aspecten van een effectevaluatie (wat hebben ze aan de training gehad). NB Een echte wetenschappelijke proces- en effectevaluatie is niet uitgevoerd in de casus Moniek, maar een indicatie voor het klinische effect van
de behandeling is wel gegeven met de informatie uit het artikel dat geraadpleegd is. [alinea 34] Het daar beschreven experiment geeft een idee van hoe een gedegen effectevaluatie had kunnen plaatsvinden met betrekking tot de interventie zoals toegepast bij Moniek.

73
Q

De diagnosefase is op te delen in drie stappen: de probleemanalyse, de gedragsanalyse en de determinantenanalyse.
Geef aan wat de uitkomsten van deze analyses zijn in de casus Moniek.

A
  • De probleemanalyse
    Bij de probleemanalyse kijk je wat precies het probleem is, voor wie het een probleem is en hoe groot het probleem is. Uit de literatuur bleek dat chronische lage rugpijn een aanzienlijk maatschappelijk probleem is waaraan in 2000 circa 20 procent van de Nederlandse bevolking van 25 jaar
    en ouder lijdt en waarvan de kosten van de WIA (voorheen WAO) 13 procent van het totaal bedragen. In mate van voorkomen, is er geen groot verschil tussen mannen en vrouwen (4 procent meer vrouwen dan mannen).
  • De gedragsanalyse
    Bij de gedragsanalyse wordt gekeken welk gedrag samenhangt met het probleem. In het rapport van Picavet (2004), het artikel van Vlaeyen et al. (2000) en het boek van Vlaeyen et al. (1996) vond Hanneke dat er verschillende gedragingen leken samen te hangen met chronische lage rugpijn, zoals een verhoogde spierspanning in de rug in persoonlijke stresssituaties, bewegingsarmoede en het bekrachtigende gedrag van partners en
    andere nabije familieleden.
  • De determinantenanalyse
    Bij de determinantenanalyse wordt gekeken wat de determinanten zijn die ten grondslag liggen aan de gedragingen zoals die geformuleerd zijn bij
    de gedragsanalyse. In het gesprek met Moniek is hiernaar gevraagd. Belangrijke determinanten die daarin naar voren kwamen, waren de angst van Moniek om te bewegen uit angst voor verergering van de klachten, bezorgdheid van Frank en haar moeder, positieve bekrachtiging van pijngedrag door Frank en moeder.
74
Q

Diagnostisch onderzoek is een belangrijk onderdeel van de probleemanalyse in de hulpverleningssetting om inzicht te krijgen in klachten en problemen van cliënten. Dit
onderdeel komt in deze cursus slechts globaal aan de orde. Het is namelijk onderwerp van de cursus ‘Psychodiagnostiek’. Dit is een volgende cursus in de master
gezondheidspsychologie. U leert daar dat het nodig is om gestandaardiseerde testen te gebruiken om een individuele mentale gezondheidsproblemen (al dan niet
samenhangend met somatische problematiek) zoals pijn, depressie, angst en vermoeidheid) goed te kunnen diagnosticeren. We behandelen daar dus
psychodiagnostische methoden en instrumenten die kunnen worden gebruikt in de verschillende fasen van het diagnostisch proces. Voor nu is het belangrijk om een idee te krijgen van diagnostische tests die gebruikt kunnen worden om chronische pijn en de gevolgen daarvan, maar ook SOLK (Somatisch Onvoldoende Verklaarde Lichamelijke Klachten) te meten. Screen hiervoor kort de volgende documenten om de onderstaande vraag te beantwoorden:
- Het overzicht ‘meetinstrumenten chronische pijn’ van Köke et al., met name de informatie over Disability Rating Index (DRI) en de Pain Disability Index (PDI) (pp. 24-
30).
- Multidisciplinaire richtlijn voor Somatisch Onvoldoende Verklaarde Lichamelijke Klachten (Solk). Trimbos instituut en het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg
CBO, Utrecht, 2010 (p. 42).
In hoeverre zijn de aangegeven meetinstrumenten voor chronische pijn en SOLK volgens u geschikt en waarom wel of niet?

A

Met betrekking tot de pijnklachten het volgende: de generieke meetinstrumenten DRI en PDI die met name de mate van fysieke beperkingen door de pijn en de invloed op het dagelijks functioneren meten. Het is de vraag of dat in casus Moniek het belangrijkste is. Het is belangrijk te weten in welke situaties de pijn het meest optreedt en hoe die in stand gehouden wordt. Dat is niet het doel van deze vragenlijsten, bovendien zijn ze vrij globaal.
Wat betreft de diagnose van SOLK is het in geval van Moniek wel wenselijk om na te gaan of er inderdaad sprake is van SOLK. Daarvoor zou dit protocol gevolgd kunnen worden; het betreft immers een landelijke richtlijn. Hierin is echter niet aangegeven hoe een psycholoog dit kan uitvragen.
Dat hoeft u voor nu ook niet te weten. Dat komt terug in de cursus Psychodiagnostiek.

75
Q

Welke belangrijke overweging uit de voorbereidingsfase is overgeslagen in de casus Moniek? Leg uit wat er had moeten gebeuren.

A

Een belangrijke eerste stap in de voorbereidingsfase is dat er wordt nagegaan of er al een beproefde interventie beschikbaar is. Als dat het geval is, dan is het zonde van tijd en geld om zelf een interventie te gaan ontwikkelen. Deze stap is in de casus Moniek ten onrechte niet genomen.

76
Q

Geef aan wat in de casus Moniek verwijst naar de procesevaluatie van de interventie(s) en wat naar de effectevaluatie.

A

In de evaluatie kan onderscheid gemaakt worden tussen de procesevaluatie en de effectevaluatie van een interventie. De procesevaluatie moet antwoord geven op de vraag hoe het proces van planning en implementatie is verlopen, en vindt plaats in alle fasen van de interventiecyclus. De
effectevaluatie moet antwoord geven op de vraag welke de effecten zijn van de interventie op de determinanten van gedrag, op het gedrag zelf of op het oorspronkelijke probleem, en vindt plaats vooraf, tijdens en na de implementatie van de interventie. In de casus Moniek verwijst de lijst met vragen na afloop van de training (wat ze ervan vonden en wat de volgende keer beter anders aangepakt zou kunnen worden) naar de procesevaluatie van de training. Een informele effectevaluatie van de training wordt hier gevormd door het gespreksrondje waarin besproken wordt wat de deelnemers aan de training hebben gehad. Ook zijn de gegevens van Moniek (‘Moniek geeft zelf aan dat ze veel minder (vaak) pijn heeft en dat ze het gevoel heeft dat ze weer een veel volwaardiger mens is nu ze weer meer kan. Ze is weer gaan sporten (aerobics en zwemmen), doet weer meer in het huishouden en ze heeft op haar werk gevraagd of ze een dag meer kan komen werken’) een deel van de effectevaluatie. Ook het wetenschappelijk onderzoek
in het artikel dat aan het eind van de casus wordt beschreven, is effectevaluatie. U dient daarbij natuurlijk wel voor ogen te houden dat de effectevaluatie in de casus Moniek maar zeer beperkt is en zeker niet voldoet aan de criteria voor wetenschappelijk onderzoek. Dus harde
uitspraken over de effectiviteit van het interventieprogramma kunnen niet worden gedaan op basis van deze casus. Het kan slechts worden gezien
als een pilotstudie op basis waarvan een grootschalige effectevaluatie kan worden uitgevoerd.

77
Q

Er zijn meerdere modellen waarmee gezondheidspsychologische interventies op een planmatige manier kunnen worden ontwikkeld. Bekende
modellen zijn het Precede-proceed-model, het model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering (PGG-model), de nCommunitybenadering en het Intervention Mapping (IM) model. In deze opdracht leert u verschillen en overeenkomsten zien tussen het PPG-
model, de interventiecyclus, preventieniveaus en preventiebenaderingen. De Interventiecyclus en het in het tekstboek beschreven Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering (PGG-
model) hebben vergelijkbare fasen die doorlopen moeten worden. Met welke fasen uit het PGG-model zijn de fasen van de Interventiecyclus te vergelijken?

A

Diagnose=analyses van respectievelijk volksgezondheid, gedrag en determinanten van gedrag
Voorbereiding=Interventieontwikkeling
Implementatie=Interventie-implementatie en – disseminatie
Evaluatie=Evaluatie (heeft betrekking op alle fasen)

78
Q

Geef in uw eigen woorden en aan de hand van voorbeelden weer wat de termen primaire, secundaire en tertiare preventie inhouden en hoe die zich verhouden tot de tegenwoordig vaak in Nederland gebruikte universele, selectieve, geïndiceerde en zorg gerelateerde
preventie.

A
  • Omdat primaire preventie zich richt op het voorkomen van een specifiek gezondheidsprobleem of categorie van aandoeningen zijn voorbeelden van primaire-preventieactiviteiten: het rijksvaccinatieprogramma voor kinderen (waaronder de DKTP-injectie voor
    pasgeborenen), schoolvoorlichtingsprogramma’s over alcohol en drugs, stresspreventieprogramma’s voor op de werkplek.
  • Secundaire preventie richt zich op het zo vroeg mogelijk identificeren van een voorstadium of een vroeg stadium van een bepaalde aandoening zodat gerichte behandeling, gedrags- of omgevingsverandering mogelijk is om erger te voorkomen. Voorbeelden zijn de rijks-
    screeningsprogramma’s voor vroege detectie van darmkanker en baarmoederhalskanker maar ook het alert zijn op depressieve klachten bij pas bevallen moeders.
  • Tertiaire preventie richt zich op mensen die getroffen zijn door een ziekte of handicap met als doel het beheersen van de handicap of ziekte om een verdergaande invalidering te voorkomen en om kwaliteit van leven te vergroten. Voorbeelden zijn de aanpak van chronische vermoeidheid na kanker en leefstijlbevordering bij mensen met diabetes type II.
  • Een voorbeeld van universele preventie is de jaarlijkse landelijke vuurwerkcampagne die gericht is op het voorkomen van ongevallen met vuurwerk. Het gaat om een populatiebenadering.
  • Het bevolkingsonderzoek borstkanker voor vrouwen tussen de 50 en 75 jaar is een hoogrisicobenadering die secundaire preventie behelst. Het is immers de bedoeling om borstkanker in een vroeg stadium te ontdekken.
  • Geïndiceerde preventie richt zich op individuen die nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel beginnende klachten of symptomen. Het heeft als doel het ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen. Het is secundaire preventie.
  • Een voorbeeld van zorggerelateerde preventie is het bevorderen van een gezonde leefstijl, dat onderdeel is van
    hartrevalidatieprogramma’s. Het heeft tot doel om complicaties, verergering van de ziekte of comorbiditeit te voorkomen. Het is vergelijkbaar met tertiaire preventie.
79
Q

De infectieziekte malaria wordt veroorzaakt door malariaparasieten die na een steek van de tropische malariamug in het lichaam komen. Malaria wordt gekenmerkt door dagelijkse aanvallen van koude rillingen, rugpijn, hoge koorts en vergroting van de milt. In ernstige gevallen treden ook stoornissen van de lever-, hersen-, nier-, long- en maagdarmfuncties op, bovendien kan de patiënt in een shock raken. Vooral met het oog op deze ernstige gevallen is het belangrijk om malaria te voorkomen. Ook in Nederland worden mensen getroffen door deze ziekte. Het idee is dat het vóórkomen van malaria in Nederland het gevolg is van klimaatsverandering, waardoor de malariamug zich nu ook in Nederland bevindt. In hoeverre deze redenering klopt, werd niet onderzocht.
Verder werd gevonden dat de ziekte even vaak vóórkomt bij mannen als bij vrouwen. Het belangrijkste risicovol gedrag voor het oplopen van de ziekte is het ‘s avonds in de buitenlucht vertoeven met onbedekte lichaamsdelen (met name armen en benen). Op dit gedrag zal de interventie derhalve zijn gericht. Als interventie voor dit gezondheidsprobleem is gekozen voor een campagne die zich richt op de gehele Nederlandse bevolking, omdat bijna iedereen zich in de zomer wel buiten begeeft met onbedekte lichaamsdelen (= het risicogedrag). Het is een tv-spot van 35 seconden die in de maanden mei tot en met september wekelijks wordt uitgezonden. In de spot waarschuwt een mannelijke arts voor de mogelijke gevolgen van een beet van de malariamug en raadt hij de mensen aan om op zomeravonden buitenshuis kleding te dragen die de armen en benen bedekt. Deze interventie bleek niet zinvol. Wat kan een belangrijke oorzaak zijn? En hoe zou dat beter kunnen? Tot slot: in welke fase is hier iets
misgegaan?

A

In dit geval was het niet verstandig om een landelijke campagne te starten die gericht is op de gehele Nederlandse bevolking, omdat het hier gaat om een ziekte die in Nederland (nog bijna) niet voorkomt. De mensen in Nederland die malaria hebben, hebben dit gekregen tijdens hun verblijf in het buitenland in gebieden waar de malariamug veel voorkomt. De campagne zal zich in Nederland dan ook vooral moeten richten op mensen die
op reis willen gaan naar gebieden waar malaria veel voorkomt. Het is verspilling van tijd en geld om zo’n grootse nationale campagne op te starten terwijl het een selecte groep Nederlanders betreft die via andere kanalen (via de GGD) veel directer en adequater benaderd kunnen worden. Met een goede probleemanalyse (in de diagnosefase) had dit voorkomen kunnen worden.

80
Q

De heer Philipsen van de afdeling Gezondheidsbevordering van de GGD vindt het belangrijk dat er op de basisscholen in het werkgebied van de GGD meer aandacht
komt voor kinderen die gepest worden. Hij de heeft contact gezocht met de regionale instelling voor de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) om samen een interventie te
kunnen ontwikkelen voor kinderen die op school gepest worden. Hij heeft al een soort training in zijn hoofd die leerkrachten op de scholen klassikaal kunnen geven,
maar het lijkt hem belangrijk daar ook eens met iemand van de GGZ-instelling over te praten. Het afdelingshoofd van de GGZ-instelling heeft aangegeven dat zij het een
belangrijk project vindt. Maar gezien de hoge werkdruk in haar organisatie weet zij niet zeker of er iemand bereid is in het project te participeren. Gelukkig blijkt na
anderhalve week dat een van de werknemers van de afdeling Preventie binnen de instelling enthousiast is om aan het project mee te doen. Nu mijnheer Philipsen
iemand van de GGZ bereid heeft gevonden in het interventieproject te participeren, besluit hij om van start te gaan met de ontwikkeling en implementatie van een leskist
over pesten. Hij denkt nu voldoende draagvlak te hebben voor implementatie.
In hoeverre zijn er geen problemen te verwachten bij de implementatie? Aan welke problemen denkt u? En wat zijn mogelijke oorzaken?

A

Bij de implementatie van dit project zijn wel degelijk problemen te verwachten. De interventie wordt namelijk ontwikkeld zonder rekening te houden
met de wensen en mogelijkheden van uiteindelijke uitvoerders. Wanneer de uitvoerders de interventie niet zien zitten, of als deze niet in de klassituatie is in te passen, is de kans erg groot dat die interventie niet gebruikt wordt. Het is wenselijk om bij de ontwikkeling mensen te betrekken
die de interventie straks moeten gaan uitvoeren, in dit geval bijvoorbeeld leerkrachten. Bovendien is niet duidelijk in hoeverre scholen al pestprogramma’s gebruiken; of er al op evidentie gebaseerde interventies beschikbaar zijn die ook inpasbaar zijn in de praktijk. Ten slotte maakt de casus niet duidelijk of de heer Philipsen al inzicht heeft in factoren die met pesten samenhangen en die dus centraal zouden moeten staan in de interventie.

81
Q

Uit onderzoek blijkt dat de meeste Nederlanders denken dat zij gezond eten. Ook blijkt dat 80 procent van de Nederlanders te veel vet eet en te weinig groente en fruit.
Om de bevolking bewust te maken van het feit dat zij niet gezond genoeg eet, wordt er een landelijke campagne gestart die de bewustwording tot stand moet brengen.
Deze campagne wordt geëvalueerd door achteraf een enquête af te nemen bij een steekproef uit de gehele Nederlandse bevolking. In deze enquête wordt navraag
gedaan naar de eetgewoonten van de mensen (wat eten ze, en wanneer en hoeveel?).
Bij deze interventie zijn fouten gemaakt in de evaluatiefase. Omschrijf ze.

A

Bij deze interventie is de evaluatie niet goed om twee redenen. Ten eerste is het zo dat er een andere gedragsverandering wordt nagevraagd (namelijk de eetgewoonten van mensen) dan er beoogd was (de bewustwording van het feit dat de meeste Nederlanders te veel vet en te weinig groente en fruit eten). Op deze manier krijgt men geen goed beeld over de mate van bewustwording van de Nederlandse bevolking door de
campagne: mensen die zich meer bewust geworden zijn van hun ongezonde eetgewoonten hoeven nog niet hun gedrag aan te passen.
Ten tweede is er alleen achteraf een meting verricht. Dit betekent dat er wel een beeld is van de toestand op het moment dat de campagne heeft plaatsgevonden, maar deze kan niet worden vergeleken met de toestand van voor de campagne. Hierdoor moet men voorzichtig zijn met het
maken van een vergelijking. Dat wil echter niet zeggen dat er helemaal geen mogelijkheden zijn voor evaluatie van deze campagne. Het is bijvoorbeeld mogelijk om achteraf de
blootgestelde groep en de niet-blootgestelde groep te selecteren uit de steekproef en die te vergelijken op bewustwording. Hoewel dit niet optimaal is en er rekening moet worden gehouden met vertekening door bijvoorbeeld selectiebias (dit komt aan bod in studietaak 3) is het wel mogelijk met enige voorzichtigheid uitspraken te doen over de effectiviteit van de landelijke campagne.

82
Q

Uit onderzoek blijkt dat veel volwassen Nederlanders zich lang niet altijd goed beschermen tegen de zon. De gevolgen van dit onveilig zongedrag kunnen variëren van
huidverbrandingen, overmatige veroudering van de huid en het krijgen van huidkanker. Om te zorgen dat men zich goed beschermt tegen de zon, heeft de overheid
meer bomen en andere schaduwrijke plekken gecreëerd in recreatiegebieden. Deze gebieden trekken op zomerse dagen immers veel bezoekers. Door het groter aantal
bomen en schaduwrijke plekjes is voortaan vrijwel iedereen in staat een plekje in de schaduw te bemachtigen.
De bovenstaande aanpassing in de recreatiegebieden zijn het jaar daarna geëvalueerd en bleek niet effectief te zijn. In welke fase van de interventiecylus is men hier in gebreke gebleven, waarom in die fase en wat zou een belangrijke verklaring kunnen zijn voor de ineffectiviteit?

A

Er lijkt geen goede analyse te zijn gemaakt van de specifieke gedragingen die het meest risicovol zijn (bijvoorbeeld gebruik zonnebrandcrèmes, het opzoeken van schaduw tijdens de meest risicovolle zonuren enzovoort) en welke gedragsdeterminanten daaraan ten grondslag liggen. Dus wat doen mensen precies verkeerd en met welke redenen? Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of mensen zich niet bewust zijn van, en geen kennis hebben over de risico’s van het te vaak en te lang in de zon zitten. Het kan zijn dat mensen het heerlijk om in de zon te zitten en willen ze graag bruin worden, ook al weten zij dat het niet zo gezond is. De voordelen van zonnen wegen dan wellicht op tegen de nadelen. Omdat de maatregel/aanpassing niet gebaseerd is op een grondige determinantenanalyse, is het waarschijnlijk dat deze onvoldoende ingrijpt op de gedrags- en omgevingsdeterminanten van de doelgroep. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de mensen vooral in de zon zitten omdat ze dat prettig vinden en niet omdat er geen schaduw voorhanden is. In dat geval heeft het creëren van meer schaduw dan ook weinig effect op het risicogedrag.