Gezondheidsbevordering thema 1 Flashcards
Wat is de definitie van gezondheidsvoorlichting volgens de WHO?
De WHO definieert gezondheidsvoorlichting
als ‘de combinatie van leerervaringen ontwikkeld en ontworpen om mensen en gemeenschappen (communities) te helpen om hun gezondheid te bevorderen’. Gezondheidsvoorlichting is dus een vakterm voor een breed scala aan activiteiten waarbij sprake is van een vorm van educatie of informatieoverdracht om te stimuleren dat mensen zich ‘gezonder’ willen en kunnen gedragen. Gezondheidsvoorlichting is een onderdeel van
gezondheidsbevordering: een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die gezond gedrag en gezonde leefomstandigheden stimuleert.
Planmatige gezondheidsvoorlichting is een multidisciplinair vakgebied. Wat is er nodig voor planmatige gezondheidsvoorlichting?
- Belangrijke maatschappelijke en gezondheidsproblemen te identificeren en begrijpen (epidemiologie, biomedische wetenschappen)
- Gezond en ongezond gedrag te verklaren en te voorspellen (onder andere sociologie, sociale en gezondheidspsychologie)
- Gedrag door middel van voorlichting te beïnvloeden (communicatiewetenschappen, voorlichtingskunde, psychologie, marketing)
- Dergelijke voorlichtingsinterventies te evalueren (onderzoeksmethodologie, statistiek, epidemiologie).
Waar is gezondheidsbevordering daarnaast op gericht?
Gezondheidsbevordering is daarnaast ook gericht op het begrijpen en veranderen van de fysieke, sociaal-culturele, economische en politieke omgeving (sociologie, politicologie, economie beleidswetenschappen). Alle activiteiten in het kader van gezondheidsvoorlichting en
gezondheidsbevordering kunnen tot het werk van de gezondheidsbevorderaar behoren. Alle activiteiten die onder de noemer ‘gezondheidsvoorlichting’ geschaard kunnen worden, hebben echter ook kenmerken die altijd terugkomen. Zo gaat het steeds om problemen waarbij gedrag en gedragsverandering op de een of andere manier een belangrijke rol speelt. Ook gaat het steeds
om activiteiten die gebaseerd zijn op een zorgvuldige analyse van de oorzaken van het gedrag en gedragsverandering.
Welke aspecten maken onder andere gezondheidsvoorlichting planmatig?
In vrijwel alle activiteiten wordt geprobeerd gedrag te beïnvloeden op basis van theorieën over gedrag en gedragsverandering, en worden
activiteiten zorgvuldig geëvalueerd.
Doelen van gezondheidsbevordering:
In preventie van ziekten zijn er drie aanknopingspunten waar bevordering van gezond gedrag belangrijk is. Welke 3?
- Primaire preventie
Richt zich op het voorkomen van een gezondheidsprobleem of categorie van aandoeningen. Richt zich op het wegnemen van oorzaken of
risicofactoren voor aandoeningen. Primaire preventie is alleen mogelijk als de oorzaken van het probleem voldoende bekend zijn en deze oorzaken
te beïnvloeden zijn. - Secundaire preventie of vroege opsporing
Proberen mensen met een voorstadium of vroeg stadium van een aandoening te identificeren zodat gerichte vroeg behandeling, mogelijk is, om
erger te voorkomen. Vroege opsporing is alleen zinvol wanneer er een goede test of een vorm van zelfonderzoek is om een aandoening of een
risicogedrag in een vroeg stadium of in een voorstadium op te sporen en wanneer de aandoening of het voorstadium vroegtijdig effectief behandeld
kan worden. - Tertiaire preventie
Richt zich op mensen met een ziekte of handicap. Begint dus na de diagnose. Doel is om zo goed mogelijk te leven met en het beheersen van de
handicap of ziekte om een verdergaande invalidering te voorkomen, om kwaliteit van leven te behouden of te vergroten.
Bij gezondheidsvoorlichting en -bevordering, en preventie in het algemeen, werd – en wordt nog steeds wel – een onderscheid gemaakt tussen een
hoogrisicobenadering en een populatiebenadering. Waarin zit dit onderscheid?
Bij een hoogrisicobenadering wordt eerst een risicogroep geïdentificeerd, op basis van bijvoorbeeld erfelijke eigenschappen, het veel vóórkomen van risicogedrag, leeftijd of sociaal-economische status. Zo zijn er bijvoorbeeld speciale valpreventieprogramma’s voor ouderen.
Bij een populatiebenadering wordt de hele bevolking of een grote deelgroep daaruit benaderd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij publiekscampagnes. Is vooral aangewezen als het relatieve risico op het probleem waar de interventie op is gericht hoog is, maar er betrekkelijk weinig mensen zijn bij
wie het risico sterk verhoogd is.
Bij een populatiebenadering is dit juist andersom: het gemiddelde relatieve risico is laag, maar de prevalentie van het risico is hoog: er zijn veel mensen met een beperkt verhoogd risico.
Tegenwoordig wordt vaker het onderscheid gemaakt tussen universele, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. Waar richten deze vier zich op?
- Universele preventie
Richt zich op de totale bevolking of grote groepen daarbinnen. Richt zich op mensen die geen speciaal verhoogd risico hebben. Het doel is om bij
alle mensen de gezondheid te verbeteren en de kans op ziekte te verminderen. Het gaat hierbij dus om primaire preventie en om een populatiebenadering. - Selectieve preventie
Gericht op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico en heeft als doel de gezondheid van specifieke risicogroepen te verbeteren. Is een vorm van hoogrisicobenadering, en raakt aan secundaire preventie, omdat de preventieve interventie wordt aangeboden op basis van screening op een
risicofactor, of risicofactoren. - Geïndiceerde preventie
Gericht op individuen die nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel beginnende klachten of symptomen. Heeft als doel het ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen. Is dus een hoogrisicobenadering, en is secundaire preventie. - Zorg gerelateerde preventie
Gericht op individuen met een ziekte en heeft tot doel ziektelast te reduceren en complicaties of comorbiditeit te voorkomen en is vergelijkbaar met
tertiaire preventie.
Er zijn 3 middelen om gezondheidsbevordering te bereiken. Welke 3 en hoe bereiken ze dit?
Voorlichting: Met gezondheidsvoorlichting proberen we mensen te motiveren tot, te trainen in, en te helpen bij gezond gedrag (bijvoorbeeld veiligheidsprogramma’s in bedrijven). Voorlichting is in tegenstelling tot regelgeving gebaseerd op min of meer vrijwillige gedragsverandering.
Voorlichting is meer dan alleen informatieoverdracht. Gezondheidsvoorlichting kan daarom ook bestaan uit vaardigheidstraining, zelftest, rollenspel, motiverende gespreksvoering, e-coaching, ondersteuning bij therapietrouw, enzovoorts. Bij gezondheidsvoorlichting gaat het vaak om een combinatie van dit soort activiteiten. Daarom wordt meestal gesproken van voorlichtingsinterventies of voorlichtingsprogramma’s.
Voorzieningen: Met voorzieningen proberen we gezond gedrag gemakkelijker te maken (bijvoorbeeld voorzieningen van waterzuivering en rioleringen, om hygiëne
te bevorderen en zo bijvoorbeeld infectieziekten tegen te gaan).
Regelgeving, controle en sancties: Hiermee wordt geprobeerd gezond gedrag af te dwingen (bijvoorbeeld Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit). Gaan ervan uit dat mensen het ‘gezonde’ gedrag niet vrijwillig zullen vertonen.
Green en Kreuter (2005) definiëren gezondheidsbevordering als?
Als ‘een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die (samen)
gezond gedrag en gezonde leefcondities stimuleren’. Het gaat dus ook om fysieke, sociaal-culturele, politieke, en economische, condities die het
gezonde gedrag of rechtstreeks de gezondheid kunnen beïnvloeden. Juist de combinatie van de verschillende soorten middelen, van voorlichting, voorzieningen en regelgeving, lijkt essentieel voor effectieve
gezondheidsbevordering. Juist de combinatie van voorlichting met voorzieningen en regelgeving geeft de meeste kans op succes.
Wat zijn ontwikkelingen van de laatste decennia op gebied van gedrag en omgeving?
De laatste decennia wordt de rol van de omgeving – de fysieke, sociaal-culturele, politieke en economische omgeving – als risicofactor voor ongezondheid en als determinant van ongezond gedrag steeds meer benadrukt.
In het kader van bevordering van gezond gedrag spreken we nu van een ecologische benadering van voorlichting naast een educatieve benadering. De opvattingen binnen de gezondheidsvoorlichting over de rol van individueel gedrag zijn daarmee ook veranderd. Vroeger de nadruk
vrijwel uitsluitend op voorlichting aan individuen met riskant of ongezond gedrag, nu veel genuanceerder gedacht over de doelgroepen van gezondheidsvoorlichting.
We kunnen op vijf niveaus doelgroepen onderscheiden met daarin de personen die beslissingen nemen. Welke 5?
.
1. Individueel niveau (zoals personen die risico lopen, risicogedrag vertonen of patiënten)
2. Interpersoonlijk of groepsniveau (zoals ouders, vrienden, leerkrachten, hulpverleners)
3. Organisatieniveau (zoals directeuren van scholen, managers in bedrijven)
4. Lokaal niveau (zoals opinieleiders in wijken of dorpen, redacteuren van lokale kranten)
5. Samenlevingsniveau (zoals landelijke politici en ambtenaren of besturen van vakbonden)
Welke van de 5 niveaus is het belangrijkst?
Het gaat uiteindelijk om de gezondheid van de eerste doelgroep, mensen die risico lopen, risicogedrag vertonen of patiënten. In veel gevallen zijn het echter anderen die een zekere mate van controle hebben over de omgevingscondities, en zij zijn daarom medeverantwoordelijk voor het (on)gezonde gedrag en de gezondheid van die doelgroep. Mensen worden beïnvloed door wat er in hun buurt beschikbaar en verkrijgbaar is. Een
combinatie van aanpak en activiteiten zal het meest effectief zijn. Met voorlichting kan dan worden geprobeerd individuen en groepen te motiveren. We onderkennen tegenwoordig het belang van de omgeving voor de individuele gezondheid en het belang van de beslissers die verantwoordelijk zijn voor die omgeving. Bovendien onderkennen we het belang van verschillende soorten interventies om individuen op alle vijf niveaus van
doelgroepen tot gezonder gedrag te stimuleren: voorlichting, voorzieningen en regelgeving.
Wat is een gezondheidsbevorderaar?
In Nederland werd gezondheidsvoorlichting eerder vaak aangeduid met de oorspronkelijke naam GVO: gezondheidsvoorlichting en -opvoeding.
Vanwege de preventie van geestelijke en gedragsstoornissen is deze term later aangevuld tot GVO/ Preventie. Gezondheidsvoorlichting is onderdeel van het werk van veel beroepsgroepen. Functionarissen voor wie het een hoofdtaak is, worden tegenwoordig gezondheidsbevorderaar genoemd, GB’er, en zijn bijvoorbeeld werkzaam bij GGD, in ziekenhuizen, landelijke organisaties en als docent.
Wat kun je vertellen over het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering
Wanneer gezondheidsvoorlichting stapsgewijs en planmatig wordt ontwikkeld, geimplementeerd en geëvalueerd is de kans op succes groter. Er zijn daarom diverse protocollen of
planningsmodellen ontwikkeld die de GB’er kunnen helpen bij de ontwikkeling van interventies. Het model is sterk geïnspireerd door en gebaseerd op de inzichten uit het zogenaamde Precede- Proceed Model van en het Intervention Mapping-protocol en anderen.
Het gebruik van het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering (MPGG) is te vergelijken met het oplossen van een puzzel. Het model dwingt de voorlichter om op een deductieve wijze gewenste uitkomsten (gezond gedrag, gezondheid) terug te voeren naar oorzaken en oplossingen.
Wat zijn de 6 stappen van planmatige gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering?
.
1. Analyse van gezondheidsproblemen
Wat zijn de belangrijke gezondheidsproblemen waarmee een doelgroep wordt geconfronteerd. Dit kan ook nog breder worden getrokken naar een analyse van kwaliteit van leven. Deze vraag is belangrijk omdat voorlichters zich niet altijd realiseren dat gezondheid slechts één van de factoren is die van invloed is op de kwaliteit van leven. Andere factoren zijn bijvoorbeeld veiligheid, discriminatie en armoede. De gezondheidstoestand van een bevolking of groep beschrijven we aan de hand van verschillende indicatoren zoals: sterfte, prevalentie, incidentie en ernst van ziekten, maar ook aan de hand van indicatoren die kwaliteit van leven meten.
2. Analyse van gedrag
Gericht op de analyse van mogelijke gedragsoorzaken van gezondheidsproblemen en gedragsoplossingen om die problemen het hoofd te bieden. Gedrag van het individu kan bijdragen tot gezondheid. In deze fase moet het belang van gedrag voor het gezondheidsprobleem en mogelijke
oplossingen worden geanalyseerd. Vaak gaat het om gedrag van de mensen met het gezondheidsprobleem of risico op het gezondheidsprobleem zelf. Maar vaak gaat het ook om gedrag van mensen die zelf niet direct risico lopen, maar wiens gedrag wel het risico van andere mensen mede
beïnvloed. Omgevingscondities worden immers vaak mede bepaald door het gedrag van zogenoemde beslissers (zoals politici). Gedrag van deze beslissers kan dus, via omgevingscondities, van invloed zijn op het risico en op het risicogedrag van individuele personen.
3. Analyse van determinanten van gedrag
De determinanten van gedrag worden geanalyseerd. Globaal onderscheiden we persoonlijke determinanten en omgevingsdeterminanten.
4. Interventieontwikkeling
Op basis van de inzichten uit voorafgaande stappen, kunnen we een interventie ontwikkelen om de determinanten van gedrag en het gedrag zelf te veranderen. Het kan dan gaan om interventies direct gericht op gedragsdeterminanten van het risicogedrag zelf, of op het gedrag van ‘beslissers’
die de omgevingsdeterminanten weer kunnen beïnvloeden. Het uiteindelijke doel is een verbetering van gezondheid en kwaliteit van leven. Het Intervention Mapping-protocol staat centraal en voor een goede toepassing daarvan is een analyse van theorieën en methodieken voor
gedragsverandering die bij gezondheidsvoorlichting kunnen worden toegepast, van groot belang.
5. Interventie-implementatie (uitvoering zoals bedoeld) en disseminatie (planmatige verspreiding of invoering) van de interventie. In de praktijk komt het regelmatig voor dat zorgvuldig ontwikkelde interventies niet juist en niet op voldoende grote schaal geïmplementeerd
worden. Vaak omdat men bij de ontwikkeling van een interventie onvoldoende rekening houdt met de wensen van degenen van wie wordt verwacht dat zij de interventie gaan uitvoeren en gebruiken en omdat programmaontwikkelaars er vaak ten onrechte van uit dat een goed programma
zichzelf verkoopt.
6. Evaluatie Het is belangrijk dat interventies worden geëvalueerd om na te gaan of de interventie de gewenste resultaten heeft (effectevaluatie), en of deze is
uitgevoerd zoals gepland (procesevaluatie). Bij voorkeur vindt de evaluatie stapsgewijs plaats waarbij de interventie eerst kleinschalig wordt uitgeprobeerd en onder gecontroleerde omstandigheden wordt getoetst, daarna op grotere schaal getest, en waarbij ook de eventuele
implementatie en disseminatie wordt onderzocht.
Wat is een manier om van meet af aan adequaat te anticiperen op implementatieproblemen?
Een manier om van meet af aan adequaat te anticiperen op implementatieproblemen is het vormen van een verbindingsgroep (linkage group), een groep waarin zowel de programmaontwikkelaars als degenen die het programma gaan uitvoeren, vertegenwoordigd zijn. Daarnaast is het verstandig om een goed inzicht te hebben in de determinanten van implementatiegedrag van potentiële gebruikers. Op basis daarvan kan een
strategie worden ontwikkeld om de implementatie van een programma te bevorderen.
Hoe pas je de 6 stappen van het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering toe?
In theorie begint het model ook echt bij stap 1: een analyse van de gezondheid van een bepaalde doelgroep. In de praktijk gebeurt dit echter lang niet altijd. In de praktijk is vaak al bij voorbaat een keuze gemaakt om een interventie voor beïnvloeding van een bepaald gezondheidsprobleem of
een bepaald gedrag te ontwikkelen, en is het begin veeleer gelegen in een nadere analyse van het al gekozen en afgebakende gezondheidsprobleem en risicogedragingen. Interventies ter bevordering van gezond gedrag zijn vaak complexe programma’s, samengesteld uit interventies met verschillende (intermediaire) doelgroepen om persoonlijke en omgevingsdeterminanten van ongezond en gezond gedrag zo te beïnvloeden dat gezond gedrag wordt gestimuleerd en ongezond gedrag wordt ontmoedigd of onmogelijk gemaakt. Een dergelijke programma richt
zich niet alleen op de uiteindelijke doelgroep, de mensen met ongezond gedrag, maar betrekt hierbij bij voorkeur de hele gemeenschap van mensen en organisaties die direct of indirect invloed op dat gedrag hebben.
Het MPGG is geen keurslijf. De essentie van het model schuilt in het stellen van de juiste vragen, en het stapsgewijs komen tot de juiste beslissingen. In de loop van een voorlichtingsproces bestaat het gevaar dat deze vragen te weinig aan bod komen. Het planningsmodel helpt om
die vragen wel, én in de juiste volgorde én op het juiste moment, te stellen. Het planningsmodel kan daarom wel gezien worden als een richtlijn en
een checklist. Wat zijn veelvoorkomende valkuilen van het planningsmodel?
Valkuil 1: Een niet bestaand probleem
Wanneer er een voorlichtingsprogramma wordt ontwikkeld voor een probleem dat bij nader inzien niet of nauwelijks bestaat. Het is en blijft essentieel om altijd zorgvuldig na te gaan hoe ernstig een probleem is, en hoe vaak het voorkomt, als een campagne wordt overwogen om na te
gaan of het de moeite echt waard is.
Valkuil 2: Het verkeerde gedrag
Wanneer interventies ontwikkeld worden gericht op gedrag waarvan de relatie met het probleem onbekend of onzeker is.
Valkuil 3: De verkeerde gedragsdeterminanten
Wanneer interventies worden ontwikkeld die zich richten op determinanten die voor de doelgroep niet relevant zijn. De determinanten die voor de voorlichter belangrijk zijn, zijn voor de doelgroep zelf zelden het belangrijkst. Interventies die zich richten op de verkeerde determinanten hebben
geen effect, of zelfs ongewenste effecten.
Valkuil 4: De verkeerde interventie
Het komt voor dat de keuze voor een soort interventie niet adequaat is voor het onderliggende probleem en determinanten.
Valkuil 5: De verkeerde implementatie
Wanneer de ontwikkeling van een interventie onvoldoende aandacht heeft voor implementatie.
Valkuil 6: Evaluatie
Bij de evaluatie van een gezondheidsvoorlichtingsinterventie kan gekeken worden naar het effect op bekendheid met de interventie, op verandering in gedragsdeterminanten of verandering in gedrag. De valkuil schuilt in het onjuist kiezen van dit ‘evaluatieniveau’. Evaluatiematen moeten op het
juiste niveau worden gekozen, aansluitend bij de doelstellingen.
Er zijn veel valkuilen voor GB’ers. Een planningsmodel draagt ertoe bij dat de voorlichter dergelijke fouten kan vermijden.
Wat kun je vertellen over gereedschappen voor planmatige gezondheidsvoorlichting en het belang van theorie?
Planmatige voorlichting is een systematische activiteit. Het planningsmodel helpt om in die planning de juiste stappen te nemen. Voor het ontwikkelen van de interventie hebben we voldoende gegevens nodig over het gezondheidsprobleem, over gezond en ongezond gedrag, over de persoonlijke en omgevingsdeterminanten van gedrag en over de mogelijkheden voor implementatie en evaluatie. Pas daarna kan de GB’er op professionele wijze een interventie ontwikkelen. GB’ers maken bij de verschillende analyses en de daarop gebaseerde interventieontwikkeling gebruik van drie gereedschappen: literatuur, theorieën over gedrag en gedragsverandering, en aanvullend onderzoek. Voor een antwoord op elke
mogelijke vraag die wordt opgeworpen door het planningsmodel, kan gebruikgemaakt worden van die gereedschappen van de GB’er.
Voor een antwoord op elke mogelijke vraag die wordt opgeworpen door het planningsmodel, kan gebruikgemaakt worden van die gereedschappen van de GB’er. Daarbij kan
welke procedure worden doorlopen?
- Definieer zorgvuldig de vraagstelling.
- Inventariseer de direct beschikbare kennis; brainstorm over mogelijke voorlopige antwoorden.
Vaak is er binnen of nabij het team dat een interventie ontwikkelt kennis aanwezig waarmee de vraag (voorlopig) beantwoord kan worden. In dit stadium kunnen experts geconsulteerd worden om de werkelijke ernst of omvang van een vermeend volksgezondheidsprobleem in kaart te
brengen en kan ook een brainstorm worden georganiseerd om een voorlopige inventarisatie van gedragsdeterminanten of interventiemogelijkheden te maken. In dat laatste geval wordt, bij voorkeur samen met anderen, op basis van beschikbare kennis, inzichten, ervaringen en wellicht intuïtie,
een lijst met voorlopige antwoorden gemaakt. Hierbij moet getracht worden steeds goed duidelijk te maken waarom dit antwoord een goed antwoord zou kunnen zijn. Hier schuilt een gevaar, want voorlopige antwoorden kunnen erg afhankelijk zijn van welke experts geconsulteerd worden, of met wie een brainstorm wordt georganiseerd. Voorlopige antwoorden moeten in vervolgstappen gecheckt worden. - Desk research: zoek literatuur, statistieken of andere documentatie die direct of indirect de vraag kan beantwoorden. Over veel vragen en antwoorden is al veel gepubliceerd. De wetenschappelijke literatuur is een belangrijke bron van valide informatie. En soms zijn
de relevante publicaties ook alweer samengevat in systematische reviews of meta-analyses. De kunst is om via desk research de juiste bron te vinden.
Vooral ter onderbouwing van de eerste twee stappen in het MPGG zijn veel systematische reviews en meta-analyses beschikbaar, en ook over determinanten van gedrag en interventiemogelijkheden verschijnen steeds vaker goede systematische reviews. Welke soorten reviews worden besproken?
Een systematische review is een
systematische inventarisatie van de wetenschappelijke literatuur over een bepaald onderwerp, waarbij een duidelijke, liefst gestandaardiseerde, gestructureerde methode van literatuur zoeken, selecteren, analyseren en rapporteren wordt gehanteerd. Ook worden ‘beschrijvende (narrative) reviews’ gepubliceerd. Ook dit zijn samenvattingen van de literatuur, maar hoe de samengevatte literatuur is gezocht en geselecteerd blijft soms onduidelijk, of is niet systematisch. Hierdoor blijft het vaak onduidelijk of de review een valide samenvatting van de beschikbare kennis geeft of eerder een mening van de auteurs weergeeft. Bij een meta-analyse worden de resultaten uit verschillende gepubliceerde studies niet samengevat, maar opnieuw gezamenlijk geanalyseerd.
Dan is er nog een vierde, vijfde en zesde stap. Welke zijn dit?
- Zoek empirisch ondersteunde theorieën die direct of indirect de vraag kunnen beantwoorden.
Een wetenschappelijke theorie of model is net als een systematische review gebaseerd op integratie van wetenschappelijk bewijs, maar is ook vaak
een interpretatie en generalisatie van dat bewijs en daarmee ‘subjectiever’. Voor de verklaring van gezond gedrag zijn dan ook verschillende theorieën beschreven. Op basis van dergelijke gedrags- en gedragsdeterminantentheorieën kunnen hypothesen geformuleerd worden en
voorspellingen gedaan worden over welke gedragsdeterminanten bij welke doelgroepen belangrijk zijn voor welke risicogedragingen. Theorieën
over gedragsverandering kunnen helpen om voorspellingen te doen over welke strategieën en methodieken ingezet kunnen worden voor beïnvloeding van welke determinanten. Het zoeken en toepassen van inzichten uit theorieën is een lastig maar tevens zeer zinvol gereedschap. In de praktijk blijkt vaak dat voorlichters niet goed met theorieën uit de voeten kunnen. Verstandig gebruik van theorieën kan erg behulpzaam zijn bij het oplossen van praktische problemen. Theorieën zijn echter abstracties van de werkelijkheid. Een theorie is dus niet meer en niet minder dan een systematische samenvatting en interpretatie van inzichten uit de (onderzoeks)praktijk. Een specifieke vraag kan vanuit diverse theorieën worden belicht, en al die gezichtspunten kunnen suggesties opleveren voor het antwoord op de vraag. Dat hoeven geen theorieën te zijn die de voorlichter al kent; het kunnen ook theorieën zijn die in deze procedure voor het eerst toegepast worden. - Doe aanvullend onderzoek.
Ga na welke vragen wel en welke niet beantwoord zijn bij het gebruik van de eerste vier gereedschappen en welke antwoorden aanvullende ondersteuning nodig hebben. Probeer de resterende antwoorden en ondersteuning voor voorlopige antwoorden te vinden via aanvullend onderzoek. - Leid antwoorden af en pas deze toe.
Leid uit (de combinatie van) literatuuronderzoek, theoretische inzichten en de aanvullende onderzoeksgegevens in de ontwikkeling, uitvoering en/of
evaluatie van de interventie.
Wat is ethiek?
Ethiek is het systematisch denken over normen en waarden met betrekking tot menselijk handelen. Ethiek gaat over verantwoordelijk handelen, in de zin van verantwoorden aan anderen. Voorlichters moeten kunnen uitleggen wat hun ethische keuzen zijn en hun argumenten moeten gesteund
worden door anderen.
Gezondheidsvoorlichting kan een aantal onbedoelde en negatieve ‘neveneffecten’ hebben. Wat zijn de belangrijkste negatieve bijeffecten van gezondheidsvoorlichting?
- Gevoelens van angst en schuld
Het bewustmaken van ongezond gedrag is een veelgebruikte strategie als eerste stap in gedragsverandering. Als mensen leren dat ze zich
ongezond gedragen, maar ze niet in staat zijn om hier wat aan te veranderen kan angst of schuld bestaan en leiden tot een lagere kwaliteit van leven. - Stigmatisering
Gezondheidsvoorlichting over ongezond gedrag kan mensen die dat gedrag vertonen een negatief stigma geven. -
Vergroten van gezondheidsverschillen
Gezondheidsvoorlichting komt vaak beter terecht bij hoger opgeleiden, sluit vaak minder goed aan bij minderheidsgroepen, en kan soms gemakkelijker toegepast worden door mensen die de financiële middelen hebben om voor gezond gedrag te kiezen. Dit kan leiden tot grotere
verschillen.
Wat kun je vertellen over autonomie en evidence based medicine?
Gezondheidsvoorlichting is gericht op het stimuleren van vrijwillige gedragsverandering. Hiermee komen we op autonomie: behelst de individuele vrijheid om te leven zoals men dat wil. In eerste instantie lijkt gezondheidsvoorlichting autonomie te vergroten: door gezondheidsvoorlichting kan
men beter geïnformeerde autonome keuzen maken. In de praktijk is dit echter lang niet altijd het geval geweest in termen van promotie van gezondheid of gezond gedrag, niet in termen van promotie of autonomie. Dit leidt soms tot een paternalistische gezondheidsvoorlichting, en dit is
ook wel het ‘medische model’ van gezondheidsvoorlichting genoemd. In de medische wereld heerst de evidence based medicine: medische interventies worden eerst streng getoetst en alleen als ze effectief zijn in termen van gezondheidswinst worden ze toegelaten en op grotere schaal toegepast. Dit geldt tegenwoordig ook voor gezondheidsvoorlichting.
Wat kun je vertellen over het hoger-onderwijsmodel?
Bunchanan zet tegenover dit medische model van gezondheidsvoorlichting met paternalistische kenmerken een geïnformeerde-keuzemodel
‘hoger-onderwijsmodel’. In dit model zou gezondheidsvoorlichting gericht moeten zij op het stimuleren van optimaal geïnformeerde autonome
keuzen over gezond en ongezond gedrag. Interventiemethodieken mogen niet doelbewust de autonomie van de doelgroep aantasten, bijvoorbeeld
door eenzijdige informatie te geven.
Er zijn omstandigheden waarbij beperking van autonomie acceptabel wordt gevonden. In dat geval wordt paternalisme acceptabel gevonden. Welke?
- In eerste plaats kan Autonomie beperkt wanneer mensen niet goed meer functioneren of wegens gebrek aan inzicht in eigen risico. Het ingrijpen in de autonomie van het individu is dan juist in het belang van dat individu.
- Wanneer het gedrag van de een de gezondheid van anderen schaadt of kan schaden.
Gezondheidsvoorlichting zou in principe moeten proberen mensen hun eigen verantwoordelijkheid te laten nemen en ze te motiveren en in staat te
stellen tot gezondere keuzen. Programma’s om de vaardigheden daartoe te bevorderen vormen een belangrijk element in veel gezondheidsvoorichtingsprogramma’s.
Er zijn enkele wetten die gelden voor GB’ers die onderzoek doen naar gezondhiedsgedrag en daarbij interventies willen implementeren en evalueren. Welke?
- Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek en mensen (WMO)
Deze wet regelt de rechtsbescherming van zieke en gezonde proefpersonen en heeft betrekking op wetenschappelijk onderzoek waarbij personen aan handelingen worden onderworpen of hen gedragsregels worden opgelegd. - Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)
Indien een GB’er mens gebonden onderzoek verricht waarbij persoonsgegeven worden verzameld, valt het onderzoek zeer waarschijnlijk onder de Wbp. Dit betekend dat de onderzoeker persoonsgegevens volgend de richtlijnen dient te verzamelen, verwerken en te beveiligen. - Gedragscode persoonsgegevens
Om ervoor te zorgen dat onderzoekers handelen in de juiste lijn is de gedragscode persoonsgegevens opgesteld. Deze beschrijft hoe onderzoekers
dienen om te gaan met onderzoeksgegevens. - De Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening
Voor iedereen die wetenschappelijk onderzoek doet, geldt deze wet. In de gedragscode worden de principes van goed wetenschappelijk onderzoek beschreven. Daarbij gaat het om zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid van onderzoek.
Verder met begrippenlijst. Wat is gezondheidsbevordering?
Informatiebrochures, bijsluiters, folders of tv-spotjes. Een vakterm voor een breed scala aan activiteiten
waarbij sprake is van een vorm van educatie of informatieoverdracht om te stimuleren dat mensen zich
‘gezonder’ willen en kunnen gedragen. Het is een onderdeel van gezondheidsbevordering: een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die gezond gedrag en gezonde leefomstandigheden stimuleert.
Het gaat steeds om:
- Problemen waarbij gedrag en gedragsverandering op de een of andere manier een belangrijke rol
speelt.
- Activiteiten die gebaseerd zijn op een zorgvuldige analyse van de oorzaken van het gedrag en
gedragsverandering.
- Geprobeerd gedrag te beïnvloeden op basis van theorieën over gedrag en gedragsverandering.
- Activiteiten worden zorgvuldig geëvalueerd.
Hiermee proberen we mensen te motiveren tot, te trainen in, en te helpen bij gezond gedrag. Op min of meer
vrijwillige gedragsverandering gebaseerd. Het gaat vaak om een combinatie van dit soort activiteiten. Daarom
wordt meestal gesproken van voorlichtingsinterventies of voorlichtingsprogramma’s.
Wat is Gezondheidsvoorlichting volgens de WHO?
De combinatie van leerervaringen ontwikkeld en ontworpen om mensen en gemeenschappen (communities) te helpen om hun gezondheid te bevorderen.
Wat is Gezondheidsbevordering?
Is gericht op het begrijpen en veranderen van de fysieke, sociaal-culturele, economische en politieke omgeving (sociologie, politicologie, economie beleidswetenschappen).
Een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die (samen) gezond gedrag en gezonde leefcondities stimuleren’. Het gaat dus ook om fysieke, sociaal-culturele, politieke, en economische, condities die het gezonde gedrag of rechtstreeks de gezondheid kunnen beïnvloeden.
Wat is Primaire preventie?
Richt zich op het voorkomen van een gezondheidsprobleem of categorie van aandoeningen. Richt zich op het
wegnemen van oorzaken of risicofactoren voor aandoeningen. Primaire preventie is alleen mogelijk als de
oorzaken van het probleem voldoende bekend zijn en deze oorzaken te beïnvloeden zijn.