Geschiedenis: examen 2 Flashcards

1
Q

In welke eeuw kwam het nationalisme sterk voor

A

19de eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 kenmerken van het nationalisme

A

Nationale vrijheid ,
Nationale eenheid,
Nationale grootheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Toon aan de hand van het verhaal van Ambiorix aan dat historische gebeurtenissen binnen het nationalisme soms gebruikt/misbruikt kunnen worden.

A

Omdat mensen hem als de goede persoon wilden laten zien → Held
Geschiedenis terughalen van vroeger, zo laten ze het beter klinken en halen ze alleen maar goede argumenten boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toon aan de hand van onderstaande kaart van Oostenrijk-Hongarije tijdens de 19de 20ste eeuw aan dat nationalisme verscheurend kan werken.

A

Eerst was Oostenrijk- hongarije 1 maar door etnische groepen protesteerde waardoor Hongarije en Oostenrijk gesplitst zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke 2 tijdvakken plaatsen we het modern imperialisme?

A

Nieuwste tijd → 19e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het imperialisme

A

Streven naar gebiedsuitbreiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef 2 redenen waarom de industriële revolutie het imperialisme mee veroorzaakte.

A

Goedkope grondstoffen om fabrieken te laten draaien,
Nieuwe grote afzetmarkten nodig om producten buiten te verkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

“Europese landen zagen het imperialisme vooral als een kans om Afrikaanse landen te beschaven.” Klopte deze visie? Gebruik de kolonie Congo als voorbeeld.

A

Leopold || weet dat de Congolezen slecht behandeld werden maar ze kiezen toch voor het geld → Congolezen zitten verstrikt in de rubbere handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

“Een kenmerk van imperialisme is de christelijke bekeringsijver.” Wat bedoelt men met deze stelling?

A

omdat ze christelijk zijn hebben hun voorrang in dingen te mogen beslissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de industriele revolutie

A

producten worden niet langer handmatig geproduceerd maar met machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar en wanneer begon de industriele revolutie

A

Engeland, midden 18de eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de gevolgen vd industriele revolutie

A

Meer mensen werken in de landbouw , verstedelijking, Productie van goederen op kleinere schaal en Groei van het proletariaat (arme arbeidersklasse)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verliep de industriele revolutie snel of traag

A

Traag → Omdat de meeste mensen in de landbouw zaten, duurde de overstap op machines langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat het politiek idee van het socialisme/communisme inhield. Waarom is het logisch dat dit idee populair werd tijdens de Industriële Revolutie?

A

Socialisme: Werkgevers en werknemers gelijk,
Waarom populair: Willen werknemers een ster geven,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is het nationalisme ontstaan

A

Na Napoleon kwam het congres v Wenen: volk hoopt op eigen naties (nationalisme) en volksoevereiniteit (liberalisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Toon aan dat de Industriële Revolutie niet alleen voor de groei van fabrieken zorgde, maar ook op andere vlakken in de samenleving impact had.

A

Het vervoer ging sneller: zo vond men ook de stoomtrein en stoomboot uit.

17
Q

Wat is een beluik

A

Een beluik is een arbeiderswoning die heel klein was, weinig hygiëne had en dus slechte leefomstandigheden bood.

18
Q

“De Industriële Revolutie zorgde voor een verstedelijking in de 19de eeuw.” Leg uit wat deze stelling betekent.

A

Door de oprichting van fabrieken in de stad trokken veel mensen naar de stad om er te wonen.

19
Q

Was het 19de-eeuwse België een échte democratie? Licht je antwoord toe en gebruik hierbij de juiste historische term.

A

Neen, er was het cijnskiesrecht waarbij alleen de rijken mochten stemmen.

20
Q

Welke nieuwe politieke ideologie zal zorgen voor een verandering van de toestand van de arbeiders?

A

Het socialisme

21
Q

Waarom was het in het 19de-eeuwse België zo moeilijk om de sociale situatie van de arbeider te verbeteren?

A

Enkel de rijken mochten stemmen. Zij stemmen enkel op andere rijken. Zo zijn er enkel rijke mensen (= rijke burgers) aan de macht die enkel wetten in hun voordeel stemmen.

22
Q

Wat is de voornaamste eis van het socialisme

A

Algemeen stemrecht voor iedereen.

23
Q

Wat bedoelt men met de stelling dat ‘de vrouw’ enkel een rol in de private sfeer mocht spelen?

A

In het huishouden thuis had de vrouw wel wat te zeggen. Buitenshuis had ze geen inspraak

24
Q

Waarom waren de ideeën en pamfletten van de politica Emilie Claes zo revolutionair voor de 19de eeuw?

A

Ze pleitte voor vrouwenrechten, durfde problemen aanklagen …men was dit niet gewend van vrouwen.

25
Q

Hoe dwongen de arbeiders en de socialistische Belgische Werkliedenpartij een beter stemrecht af in het 19de-eeuwse België?

A

Ze gingen staken

26
Q

Toon met 2 voorbeelden aan dat het Algemeen Meervoudig Stemrecht niet volledig democratisch was.

A

Vrouwen mochten niet stemmen en de rijke burgers hadden nog altijd meer stemrecht dan de arme

27
Q

Was de christelijke Katholieke Partij tijdens de 19de eeuw goed bevriend met de socialisten?

A

Nee, ze waren vijanden