Aardrijkskunde: examen juni Flashcards
Wat zijn de 6 luchtsoorten
cT, cP, cA, mT, mP, mA
Welke luchtsoort is cT
continentaal tropische lucht
Welke luchtsoort is cP
continentaal polaire lucht
Welke luchtsoort is cA
continentaal arctische lucht
Welke luchtsoort is mT
maritiem tropische lucht
Welke luchtsoort is mP
maritiem polaire lucht
Welke luchtsoort is mA
maritiem arctische lucht
Wat is een luchtsoort
Een luchtmassa met specifieke kenmerken op het vlak van temperatuur en vochtigheid
Wat zijn isobaren
Lijnen die de punten met dezelfde luchtdruk
verbinden
Beschrijf het verband tussen een laag drukgebed en de kans op neerslag
In een lagedrukgebied stijgt de lucht, waardoor die onderweg afkoelt, de waterdamp condenseert en wolken worden gevormd. Er valt neerslag uit de wolk als de druppels of ijskristallen groot
genoeg worden.
Beschrijf het verband tussen een hoog drukgebed en de kans op neerslag
In een hogedrukgebied daalt de lucht, waardoor die onderweg opwarmt, eventuele druppels verdampen en
wolken dus verdwijnen.
Welke weerkenmerken beïnvloeden de luchtkwaliteit?
Windrichting, windsnelheid, neerslag en luchtdruk.
Wat zijn frontale depressies
lagedrukgebieden
met verschillende fronten
Wat is een warmtefront
Wanneer de warme lucht uit het zuiden richting de koude lucht beweegt
Wat is een koufront
Als de koude lucht de warme wegduwt
Wat is een front
Het grensvlak tussen beide luchtsoorten