geschiedenis Flashcards

1
Q

kenmerken stadstaat Ur

A

verdedigingsmuren, grote tempel, groot paleis, plaatsen voor ambachten/beroepen, godsdienstige ruimte, kunstmatige watervoorziening, veel bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken dorp Halicar

A

verdedigingsmuren, godsdienstige ruimte, plaatsen voor ambachten/beroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe kun je aan de bouwwerken duidelijk zien dat er ongelijkheid in de stadsraat heerste

A

de tempel en paleis zijn veel groter dan de andere gebouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom was een stadstaat altijd afhankelijk van een ruraal gebied

A

in de stad is het moeilijk om voedsel te kweken, ze gebruikten de gebieden rond de stad om aan landbouw te doen en om voedsel te voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verklaar waarom mesopotamie ook weestromenland en een stroomcultuur genoemd wordt

A

tweestromenland: mesopotamie werd gevorms door twee rivieren stroomcultuur: de beschaving ontstond aan grote rivieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom ontstonden stadstaten net hier

A

de rivieren zorgden voor voldoende water in het vlakke gebied om aan landbouw te doen dit ging moeilijker in moerassen of heuvels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe kun je om kaarten zien dat bepaalde stadstaten in het oude nabije oosten heel machtig werden

A

sommige stadstaten zoals babylon veroverde andere gebieden en vormde een rijk onder leiding van een koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in het oude nabije oosten groeiden, de stadstaten kenmerkten zich door een, gebouwen zoals, maar gebieden bleven een grote rol spelen omdat ze, leverden aan de, soms werden bepaalde, dat ze omiggend gebieden en andere steden

A

bepaalde nederzettingen aan grote stromen tot stadstaten, grote bevolkings dichtheid, stadsmuren en toegangspoorten, paleizen en tempels, de verdere ontwikkeling van ambachten… , rurale,voedsel, stadsbewoners, stadstaten zo machtig, veroverden en zo een rijk vormden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de wettekst van ur-nammu oefende invloed uit op alle maatschappelijke domeinen vb:

A

politiek: woning als heerser samenleving
cultuur: god geeft de macht aan de koning
sociaal: verschil tussen man en vrouw bij overspel
economisch: boetes bij overtreding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom was er in mesopotamie sprake van priester-koning

A

koning kreeg macht van god en was priester, soms omschreven als plaats vervanger van god

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat streefde de koning na door de wetten en de rechtspraak vast te leggen

A

zo werd duidelijk wat mocht en niet mocht in de samenleving en welke straffen er werden opgelegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kun je uit de wettekst afleiden dat ur een patriarchale samenleving was

A

de mannen van boven staan en dat er dan ongelijkheid ontstond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

producten die invoer of uitvoer waren uit mesopotamie

A

invoer: hout, parels, ivoor
uitvoer: tin, koper, graan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom werd een standaard van inhoudsafmetingen en het gewicht van munten zo belangrijk

A

om de handel eerlijk te laten verlopen, belangrijk voor de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mesopotamie

A

vruchtbaar gebied waar veel stadstaten zich ontwikkelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

oude nabije oosten

A

periode wanneer schrift ontstond, samenleving Nabije oosten bestudeert

17
Q

oude Nabije oosten

A

gebied met o.a mesopotamie, oude egypte, huidige turkije

18
Q

priesterkoning

A

een priesterkoning is iemand die ook een godsdienstige functie opnam en zijn macht lreeg van goden

19
Q

rechtspraak

A

toezicht op de toepassing van de wetten

20
Q

ruraal gebied

A

landbouw gebied die bestaat uit een stad en het omliggend gebied

21
Q

het rijk

A

groot gebied onder heerser zoals een koning

22
Q

stroomcultuur

A

beschaving die ontstond aan een groot rivier

23
Q

tweestromenland

A

andere naam voor mesopotamie