Geriatrie Flashcards

1
Q

4 domeinen die kwetsbaarheid bepalen

A
  • Somatisch
  • Sociaal
  • Functioneel
  • Psychisch

–> Domeinen kunnen invloed hebben op elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar let je op als je interview houdt met een oudere om kwetsbaarheid vast te stellen?

A
  • snelheid en manier van opstaan
  • loopsnelheid, loophulpmiddel
  • vermagering
  • niet meer buiten komen
  • hoe wordt medicatie ingenomen (week doos, baxter)
  • wordt incontinentie materiaal gebruikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is geriatrisch syndroom?

A

Een syndroom waarbij 1 of meer symptomen het gevolg zijn van meerdere aandoeningen tegelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij ouderen: wat is er veranderd aan absorptie

A

Hogere pH in de maag (wordt gecompenseerd door vertraagde maaglediging) vanwege minder aanmaak maagzuur of gebruik van maagzuurremmers

Kleiner resorberend darmoppervlak (wordt gecompenseerd door langer verblijf in de darmen)

Verminderd actief transport door transporters/carriers

  • verminderd actief transport van VitB12, ijzer en calcium doordat de zure omgeving van de maag minder is geworden
  • het eventuele effect van verhoging van de zuurgraad van het maagsap op de absorptie van zure stoffen, zoals acetylsalicylzuur, kan teniet worden gedaan door een tragere maaglediging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij ouderen: wat is er veranderd aan de distributie

A

Toename vetmassa

Afname vocht en spiermassa

Lipofiele geneesmiddelen (diazepam): grote Vd, lange t1/2 door ophoping vetweefsel => langere (bij)werking, lagere onderhoudsdosis.

Hydrofiele geneesmiddelen (digoxine): kleine Vd, hoger plasmaconentratie => lagere oplaaddosis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij ouderen: wat is er veranderd aan de metabolisme

A

Vermindering doorbloeding leverfunctie; afname levermassa

Verlaging first-pass effect
NB. Gevoeligheid voor metoclopramide en opiaten

Vermindering activiteit CYP-enzymen (m.n. fase-I-reacties) => voorkeur voor gnm die geïnactiveerd worden door fase-II-reacties.
NB. Bij benzo’s LOT (lorazepam, oxazepam, temazepam => glucuronidering)

  • Er is geen verminderde 2e fase, omdat de capaciteit van de lever zo groot is
  • Er is verminderd first-pass metabolisme (metoclopramide en opiaten)  komt door verminderd doorbloeding van de poortader en dus dat de lever minder goed doorbloed is. Maar er is zelden dosisaanpassing hiervoor nodig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij ouderen: wat is er veranderd aan de eliminatie

A

Verminderde nierfunctie (gem. afname met 1 mL/min. per jaar)

Implicaties:

  • verhoogde toxiciteit (NSAID’s)
  • verlengde werking (clavulaanzuur, ciprofloxacine)
  • hogere dosering (furosemide)
  • therapiefalen (nitrofurantoïne, moet namelijk in de blaas terecht komen en als dat niet door de nieren kan worden gefilterd dan komt het niet in de blaas terecht, accumuleert ergens anders en kan tot toxiciteit leiden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Farmacodynamiek

A

Verhoogde receptorgevoeligheid voor

  • psychofarmaca
  • opiaten
  • anticholinergica
  • DA-agonisten.

Verminderde receptorgevoeligheid voor

  • β-agonisten
  • β-blokkers
  • insuline.

Verminderd vermogen tot aanpassing homeostase (verminderd dorstgevoel, orthostatische tolerantie en T-regulatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke type antihypertensivum is theoretische het meest effectief bij ouderen?

A
  • Thiazide, zijn minder effectief bij verminderde nierfucntie
  • Betablokkers, minder receptorgevoeligheid
  • ACE-remmer, ACE enzym is minder actief bij hoge leeftijd en grijpt dus aan op iets wat minder goed werkt en dus minder effect
  • Calciumantagonisten (zoals amlodipine en nifidipine?), JA?, geen nierfunctie te bepalen of calcium en is makkelijker te monitoren.

Iemand die heeft al jaren een antihypertensivum die goed werkt. Maar ze worden ouderen en de effectiviteit kan worden verminderd. Bijwerkingen worden prominent en dan wil je hier dus switchen naar aan calciumantagonist.

  1. Ca antagonist (gezien gunstig bijwerkingenprofiel)
  2. ACE-remmer (gezien ouderen vaak aandoeningen hebben zoals hypertensie, verminderde NF… ACE-remmer gunstig daarbij)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorkeur antidepressiva bij ouderen

A

SSRI

  • Citalopram
  • Sertraline

TCA
- Nortryptyline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Belangrijke parameters:

  • TTB (time to benefit)
  • NNT (number needed to treat)
A

TTB:
hoe lang duurt het voordat mijn behandeling effect zal hebben. Dus tijd tot statisch significant voordeel. behandeling t.o.v. placebo in populatie. Ook koppelen aan levenverwachting.

  • Bijvoorbeeld statines: na 1-2 jaar risicoreductie op CV eindpunten
  • Na 5 jaar satisctisch significant Bisfosfonaten bij osteoporose: TTB 0,5-1jr (NNT 20-100).

NNT:
hoeveel moet je behandelen voordat er een event kan worden voorkomen.
- NNT = 1/ARR (absolute risico reductie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Deprescribing

A

Staken of verlagen van medicatie die niet meer passend is bij de individuele patiënt

(Her)overwegen preventieve medicatie (lange termijn)
Bijv CVRM, osteoporoseprofylaxe

Continueren medicatie met effect op QoL (korte termijn) Bijv pijnstilling, hartfalen, Parkinson

(Starten voorkomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Als je gaat stoppen met geneesmiddel, Bij twijfel… afbouwen –> welke geneesmiddelen bijna altijd afbouwen

A

Bij twijfel afbouwen, mits

  • Geen acute / ernstige bijwerkingen
  • Geen noodzakelijke start interacterende medicatie

Altijd afbouwen:

  • Bètablokkers (verhoogd risico MI, plotseling overlijden)
  • PPI’s (rebound reflux)
  • Antidepressiva (onttrekkingsverschijnselen)
  • Corticosteroïden (HPA-as, Addisoncrisis)…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Behandeling (pre-) terminaal hartfalen

A

Korte termijn / symptoomverlichtend

  • Diuretica
  • Nitraten
  • Opiaten

Middellange termijn

  • Bètablokkers
  • ACE-remmers / ARB’s

Lange termijn

  • Spironolacton / eplerenon
  • Digoxine bij sinusritme
  • Amiodaron
  • Ferrofumaraat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Spironolacton bij ouderen

A

Meestal niet om hartfalen zelf te behandelen, maar meer om hypokaliemie van lisdiuretica tegen te gaan!

lisdiuretica:

  • bumetanide
  • furosemide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bekende bijwerking betablokkers bij ouderen

A

bradycardie
orthostase
tintelende en koude vingers

17
Q

ACE-remmers bekende bijwerking

A

hyperkaliemie

18
Q

betablokkers, nitraten NOOIT direct stoppen

A

altijd afbouwen

- kan altijd reboundklachten geven anders (hartkloppingen)

19
Q

Welk geneesmiddel bijwerking perifeer oedeem

A

AMLODIPINE (=dihydropiridine, werkt vooral op de vaten)

- liever verlagen of staken

20
Q

tekenen hartfalen

A

dyspneu
oedeem
kan niet liggen –> vocht in de longen, drukt op de borst tijdens liggen
kortademigheid

21
Q

Oude patient met korte levensduur –> ga je starten met ACE remmer, wat wil je weten

A

Time to Benefit –> in dit geval half jaar tot een jaar

- Onthoud die termen

22
Q

geneesmiddelen met bijwerking duizeligheid

A

pragabaline
oxybutinine
glimepiride

Alle SU-derivaten kunnen hypoglycemie geven

23
Q

Dosering chronisch PCM

A

3x per dag 1000 mg

- dus max. 3g/dag

24
Q

Naproxen en Ascal gunstiger bijwerkingenprofiel bij trombo-embolische processen

A

Diclofenac en de Coxibs remmen meer COX2, dan COX1 –> dit geeft verhoogd risico op trombo-embolische processen
- Ascal en naproxen remmen vooral COX1, vandaar de gunstigere bijwerkingenprofiel

*bij oudere patienten met hartfalen en AF dan liever diclofenac omzetten naar naproxen!!

25
Q

hoe kan je nierfunctie het bestt bepalen

A
  1. inuline (patient moet opgenomen worden)
  2. 24-uurs urine (ook lastig, verzamelen is lastig)
  3. schatten met formules
26
Q

Wanneer statine stoppen

A

Overweeg stoppen:

  • bij geringe geschatte levensverwachting (<1 jaar)
  • bij kwetsbare ouderen met mogelijke bijwerkingen
27
Q

wat kan ook vallen veroorzaken

A

hydrochloorthiazide –> want kan hyponatriemie geven en dat kan leiden tot vallen (ze wiebelen in hun balans)
(naast de verlaging van de bloeddruk)

28
Q

gebruik bisfosfonaat …. jaar herevalueren

A

elke 5 jaar gebruik herevalueren
- DEXA scan maken bij ouderen om te bepalen of iemand alendroninezuur moet gebruike >4 punten, dan wel
+ alendroninezuur hele lange halfwaardetijd, werkt max een jaar nog door

29
Q

verschil fase 1 en fase 2 reacties in de lever

A

fase 1

  • reductie/hydrolyse/oxidatie
  • CYP enzymen
  • richt zich vooral op lipofiele geneesmiddelen

fase 2

  • omvat conjugatie reacties
  • vooral bij polaire stoffen

*let op bij benzo’s alleen de LOT gaan via fase 2 reacties, de andere via fase 1 CYP3A4 (let op bij ouderen dus LOT)

30
Q

Welke ppi kies je bij ouderen

A

Volgens Ephor [3] zijn binnen de protonpompremmers pantoprazol en rabeprazol de voorkeursmiddelen voor de behandeling en preventie van gastro-oesofageale refluxziekten, ulcuslijden en eradicatie van Helicobacter pylori. Redenen hiervoor zijn een aangetoond beter effect bij ouderen en een minder groot interactiepotentieel in vergelijking met esomeprazol, lansoprazol en omeprazol. Ephor adviseert echter wel, net als het NHG [4]), om bij ongecompliceerde gastro-oesofageale refluxziekte of maagklachten eerst een antacidum of een H2-receptorantagonist toe te passen.

  • Omeprazol door CYP3A4 gemetaboliceerd (IA met rifampicine conazol etc.)
31
Q

Bij systemisch prednisolon (cortico) gebruik…

A

fractuurpreventie 1e keus met bisfosfonaat

- indien patient RYGB heeft ondergaan Denosumab of zolendroninezuur