Geriatrie Flashcards
4 domeinen die kwetsbaarheid bepalen
- Somatisch
- Sociaal
- Functioneel
- Psychisch
–> Domeinen kunnen invloed hebben op elkaar
Waar let je op als je interview houdt met een oudere om kwetsbaarheid vast te stellen?
- snelheid en manier van opstaan
- loopsnelheid, loophulpmiddel
- vermagering
- niet meer buiten komen
- hoe wordt medicatie ingenomen (week doos, baxter)
- wordt incontinentie materiaal gebruikt
Wat is geriatrisch syndroom?
Een syndroom waarbij 1 of meer symptomen het gevolg zijn van meerdere aandoeningen tegelijk
Bij ouderen: wat is er veranderd aan absorptie
Hogere pH in de maag (wordt gecompenseerd door vertraagde maaglediging) vanwege minder aanmaak maagzuur of gebruik van maagzuurremmers
Kleiner resorberend darmoppervlak (wordt gecompenseerd door langer verblijf in de darmen)
Verminderd actief transport door transporters/carriers
- verminderd actief transport van VitB12, ijzer en calcium doordat de zure omgeving van de maag minder is geworden
- het eventuele effect van verhoging van de zuurgraad van het maagsap op de absorptie van zure stoffen, zoals acetylsalicylzuur, kan teniet worden gedaan door een tragere maaglediging.
Bij ouderen: wat is er veranderd aan de distributie
Toename vetmassa
Afname vocht en spiermassa
Lipofiele geneesmiddelen (diazepam): grote Vd, lange t1/2 door ophoping vetweefsel => langere (bij)werking, lagere onderhoudsdosis.
Hydrofiele geneesmiddelen (digoxine): kleine Vd, hoger plasmaconentratie => lagere oplaaddosis.
Bij ouderen: wat is er veranderd aan de metabolisme
Vermindering doorbloeding leverfunctie; afname levermassa
Verlaging first-pass effect
NB. Gevoeligheid voor metoclopramide en opiaten
Vermindering activiteit CYP-enzymen (m.n. fase-I-reacties) => voorkeur voor gnm die geïnactiveerd worden door fase-II-reacties.
NB. Bij benzo’s LOT (lorazepam, oxazepam, temazepam => glucuronidering)
- Er is geen verminderde 2e fase, omdat de capaciteit van de lever zo groot is
- Er is verminderd first-pass metabolisme (metoclopramide en opiaten) komt door verminderd doorbloeding van de poortader en dus dat de lever minder goed doorbloed is. Maar er is zelden dosisaanpassing hiervoor nodig.
Bij ouderen: wat is er veranderd aan de eliminatie
Verminderde nierfunctie (gem. afname met 1 mL/min. per jaar)
Implicaties:
- verhoogde toxiciteit (NSAID’s)
- verlengde werking (clavulaanzuur, ciprofloxacine)
- hogere dosering (furosemide)
- therapiefalen (nitrofurantoïne, moet namelijk in de blaas terecht komen en als dat niet door de nieren kan worden gefilterd dan komt het niet in de blaas terecht, accumuleert ergens anders en kan tot toxiciteit leiden)
Farmacodynamiek
Verhoogde receptorgevoeligheid voor
- psychofarmaca
- opiaten
- anticholinergica
- DA-agonisten.
Verminderde receptorgevoeligheid voor
- β-agonisten
- β-blokkers
- insuline.
Verminderd vermogen tot aanpassing homeostase (verminderd dorstgevoel, orthostatische tolerantie en T-regulatie)
Welke type antihypertensivum is theoretische het meest effectief bij ouderen?
- Thiazide, zijn minder effectief bij verminderde nierfucntie
- Betablokkers, minder receptorgevoeligheid
- ACE-remmer, ACE enzym is minder actief bij hoge leeftijd en grijpt dus aan op iets wat minder goed werkt en dus minder effect
- Calciumantagonisten (zoals amlodipine en nifidipine?), JA?, geen nierfunctie te bepalen of calcium en is makkelijker te monitoren.
Iemand die heeft al jaren een antihypertensivum die goed werkt. Maar ze worden ouderen en de effectiviteit kan worden verminderd. Bijwerkingen worden prominent en dan wil je hier dus switchen naar aan calciumantagonist.
- Ca antagonist (gezien gunstig bijwerkingenprofiel)
- ACE-remmer (gezien ouderen vaak aandoeningen hebben zoals hypertensie, verminderde NF… ACE-remmer gunstig daarbij)
Voorkeur antidepressiva bij ouderen
SSRI
- Citalopram
- Sertraline
TCA
- Nortryptyline
Belangrijke parameters:
- TTB (time to benefit)
- NNT (number needed to treat)
TTB:
hoe lang duurt het voordat mijn behandeling effect zal hebben. Dus tijd tot statisch significant voordeel. behandeling t.o.v. placebo in populatie. Ook koppelen aan levenverwachting.
- Bijvoorbeeld statines: na 1-2 jaar risicoreductie op CV eindpunten
- Na 5 jaar satisctisch significant Bisfosfonaten bij osteoporose: TTB 0,5-1jr (NNT 20-100).
NNT:
hoeveel moet je behandelen voordat er een event kan worden voorkomen.
- NNT = 1/ARR (absolute risico reductie)
Deprescribing
Staken of verlagen van medicatie die niet meer passend is bij de individuele patiënt
(Her)overwegen preventieve medicatie (lange termijn)
Bijv CVRM, osteoporoseprofylaxe
Continueren medicatie met effect op QoL (korte termijn) Bijv pijnstilling, hartfalen, Parkinson
(Starten voorkomen)
Als je gaat stoppen met geneesmiddel, Bij twijfel… afbouwen –> welke geneesmiddelen bijna altijd afbouwen
Bij twijfel afbouwen, mits
- Geen acute / ernstige bijwerkingen
- Geen noodzakelijke start interacterende medicatie
Altijd afbouwen:
- Bètablokkers (verhoogd risico MI, plotseling overlijden)
- PPI’s (rebound reflux)
- Antidepressiva (onttrekkingsverschijnselen)
- Corticosteroïden (HPA-as, Addisoncrisis)…
Behandeling (pre-) terminaal hartfalen
Korte termijn / symptoomverlichtend
- Diuretica
- Nitraten
- Opiaten
Middellange termijn
- Bètablokkers
- ACE-remmers / ARB’s
Lange termijn
- Spironolacton / eplerenon
- Digoxine bij sinusritme
- Amiodaron
- Ferrofumaraat
Spironolacton bij ouderen
Meestal niet om hartfalen zelf te behandelen, maar meer om hypokaliemie van lisdiuretica tegen te gaan!
lisdiuretica:
- bumetanide
- furosemide