Geneeskunde les 4.4 Flashcards

1
Q

Wat is de volgorde van het spijsverteringskanaal

A

Mond
pharynx
oesophagus
maag
darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van het spijsverteringsstelsel

A

het vervoeren en verteren van voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van de mond

A

vertering op een mechanische en chemische manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe doet de mond aan mechanische vertering

A

door de kauwen, met druk en trek krachten wordt het voedsel afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe doet de mond aan chemische vertering

A

door enzymen in het speeksel wordt zetmeel naar glucose verteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk enzym zorgt voor de chemische vertering in de mond

A

amylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke problemen kunnen er in de mond onstaan

A

gingivitis (ontstoken tandvlees)
stomatitis (ontstoken mondslijmvlies)
mondkanker
cariës (gaatjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor kunnen problemen in de mond ontstaan

A

minder speeksel
antibiotica
hartmedicatie
antidepressiva
zuurtegraad in de mond veranderd plosteling
er zijn minder bacteriën aanwezig als normaal door een verandering in het ph
slechte mondhygiëne
roken
eetgewoonten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de oorzaak van stomatitis

A

bacteriën - streptokok,
- syphillis
virus - herpes
gist - candida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn risicofactoren voor mondkanker

A

roken en alcoholgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de functie van de oesophagus

A

transporteert voedsel naar de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de functie van de gastro oesophagale sfincter

A

dat voedsel niet terug komt naar de mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn mogelijke aandoeningen van de slokdarm

A

oesofagus carcinoom (kanker)
oesophagus varices (spataderen)
hernia diafragmatica (glijbreuk)
oesofagitis (ontsteking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn symptomen van oesofagus carcinoom

A

dysfagie (pijn en moeite bij slikken)
globus gevoel (het gevoel dat eten niet kan zakken)
hoesten
reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn risicofactoren van een oesofagus carcinoom

A

roken en alcoholgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de oorzaak van esophagus varices

A

levercirrose of kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn symptomen van oesophagus varices

A

hematemesis (bloedbraken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de oorzaak van hernia diafragmatica

A

aangeboren of overgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn symptomen van hernia diagragmatica

A

refluxklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is de oorzaak van oesofagitis

A

gastro oesofageale reflux
te dik zijn,
zwanger zijn
hernia diagrammatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van de maag

A

voedsel op een mechanische en chemische manier breken

productie van de intrensieke factor

22
Q

hoe wordt voedsel mechanisch afgebroken in de maag

A

mengen en kneden van verschillende spierlagen

23
Q

hoe wordt voedsel chemisch afgebroken in de maag

A

pepsine breekt eiwitten af
maagzuur breekt: - bindweefsel
celwanden
bacteriën af

24
Q

hoe breekt maagzuur deze verschillende componenten af

A

door de lage ph van HCL (maagzuur)

25
Q

Wat is de functie van de intensrice factor in de maag

A

Vitamine b-12 loskoppelen uit de voeding de IF koppelt dan aan de vitamine waardoor het opgenomen kan worden door de maag

26
Q

Benoem een aantal aandoeningen in de maag

A

gastritis (maagontsteking)

Ulcus (maagzweer)

gastro- enteritis (maag-dramonsteking)

27
Q

Wat veroorzaakt gastritis

A

infectie
medicatie (NSAID’s)
alchohol gebruik
galrefluxen

28
Q

wat veroorzaakt een ulcus

A

infectie (H.Pylori)
medicatie (NSAID’s)
een verhoogde maagzuur waarde

29
Q

Wat is de oorzaak van gastro-enteritis

A

voedselvergiftiging
allergieën
infammatory bowel disease

30
Q

Waaruit bestaat de darm

A

duodenum (12 vingerige darm)

jejunum (nuchtere darm)

ileum (kronkeldarm)

colon (dikke darm)

31
Q

Benoem een aantal aandoeningen in de darm

A

appendicitis (blinde darm ontsteking)

coeliakie (gluten intolerantie)

diverticulitis

ziekte van Crohn

colitis ulcera

dikke darm kanker

32
Q

Wat is de oorzaak van appendicitis

A

bacteriële infectie (e.coli)

33
Q

Wat zijn symptomen van appendicitis

A

pijn rondom de navel

misselijk,

braken

lichte koorts

34
Q

Wat is de oorzaak van coeliakie (gluten intolerantie

A

1% van de gevallen komt door erfelijke factoren. anders is het een auto immuun ziekte

35
Q

wat zijn symptomen van coeliakie

A

diarree

krampen

ondervoeding

verminderde voedingsstoffen opname

36
Q

Wat is de oorzaak van diverticulitis

A

verminderde vezels in het dieet, waardoor je heel hard moet persen

37
Q

welke symptomen vertoont een darmobstructie

A

koliekpijn,
obstipatie,
fecaal braken

38
Q

Wat zijn de symptomen van het prikkelbare darm symdroom

A

buikpijn
obstipatie diarree

39
Q

wat is de oorzaak van het prikkelbare darm syndroom

A

deze is onbekend, vermoed wordt dat voeding en stress factoren zijn die invloed hebben op dit.

40
Q

welke organen zijn accessoire organen

A

lever

galblaas

alvleesklier

41
Q

Wat is de functie van de lever

A

produceert gal

42
Q

wat is de functie van de galblaas

A

slaat gal op

43
Q

wat is de exocriene functies van de pancreas

A

geeft pancreas sap af aan het duodenum

44
Q

wat is de endocriene functie van de pancreas

A

maakt insuline en glucagon

45
Q

wat zijn mogelijke aandoeningen in de lever

A

hepatitis A tm E
levercirrose
leverkanker

46
Q

wat zijn mogelijke aandoeningen van de galblaas

A

cholelithiasis
cholecystitis

47
Q

wat zijn mogelijke aandoeningen van de pancreas

A

pancreatitis
alvleesklierkanker

48
Q

Wat is de definitie van ondervoeding

A

acute of chronische toestand waarbij ee tekort of disbalans van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare nadelige effecten op de lichaamssamenstelling, het functioneren en de klinische resultaten

49
Q

welke vormen van ondervoeding kennen we

A

wasting (starvation)

cachexie (uiteren)

sarcopenie (spierverlies)

50
Q

wat is de oorzaak van wasting

A

niet meer willen eten dit kan sociaal psychologisch of medisch liggen

51
Q

wat is de oorzajkvan cachexia

A

metabole ontregeling door ziekte