Geneeskunde 1A HC week 2 Flashcards
Wat zijn de 4 ethische principes en wat betekenen zij?
- Niet-schaden: schade moet proportioneel zijn (voordelen groter dan nadelen) en subssidiair zijn (minst schadelijke ingreep moet gekozen worden)
- Weldoen: je moet iemands welzijn bevorderen
- Respect voor autonomie: vrij van dwang en drang kunnen kiezen en dus zelf beslissen over het leven
- Rechtvaardigheid: gelijke gevallen gelijk behandelen en ongelijke gevallen ongelijk
Wat is belangrijk bij gespreksvaardigheden?
De wijze waarop je het vraagt is belangrijker dan wat: open vragen, sociaal contact en de toon.
Empathie heeft positieve gevolgen:
patiënt is tevreden, voelt zich serieus genomen, geeft meer informatie en de therapietrouw is hoger.
Welke soorten arbeid kan het lichaam leveren?
Korte intensieve arbeid en duur arbeid
Wat is het verschil tussen ATP verkrijgen op anaerobe wijze of op aerobe wijze?
Aeroob is met zuurstof, anaeroob zonder en anaeroob is zonder mitochondriën en vindt dus plaats in het cytosol
Wat is energiehuishouding en welke 2 mechanismen zijn er?
ATP-huishouding, ATP is een vorm waarin ons lichaam energie opslaat.
ADP + Pi –> ATP
ATP –> ADP + Pi
Wat is ‘turn-over’ van ATP en welke stoffen worden hiervoor gekataboliseerd?
Het proces van verbruik en (her)aanmaak van ATP. De cel wil de hoeveelheid ATP maximaal houden. Ze genereren energie door het katabolyseren van koolhydraten, vetten en eiwitten.
Op welke manier gaat de ATP-synthese als het energieverbruik duratief is?
D.m.v. de mitochondriale oxidatieve fosforylering
Wat is er bijzonder aan het mitochondrion?
Het heeft een binnen en buitenmembraan en in het binnenmembraan vindt specifiek transport plaats waardoor een protonengradiënt kan ontstaan
Welke belangrijke omzettingen gebeuren bij aerobe ATP synthese, welke stappen zijn hiervoor nodig en met welke moleculen kan aerobe ATP synthese plaatsvinden?
Omzetting van O2 –> H2O d.m.v. H2. Hiervoor worden elektronen op NADH en FADH2 getransporteerd, deze H+-en worden weer gebruikt voor de omzetting. Bij verplaatsing van H+-en kan ADP + Pi (moet toegevoegd worden) –> ATP gebeuren.
Het is mogelijk met glucose, vetzuren en glycogeen
Wat zijn de basisstappen in de aerobe ATP-synthese van glucose?
- Glycolyse: glucose wordt omgezet in 2 pyruvaat moleculen in het cytosol, dit levert 2 ATP
- Pyruvaat gaat het mitochondrion in en wordt omgezet naar acetyl CoA
- Acetyl CoA doorloopt de citroenzuurcyclus waarbij ATP ontstaat en elektronen aan NADH en FADH2 worden gebonden (basis elektronentransportketen)
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de aerobe ATP-synthese van glucose en die van vetzuren?
Als eerst moet een vetzuur worden omgezet in vetzuur CoA, wat zelfs ATP kost en daarna nog naar acetyl CoA, waar al elektronen aan NADH en FADH2 worden gebonden.
Acetyl CoA verloopt hierna wel gewoon de citroenzuurcyclus waarbij NADH en FADH2 worden gevormd (elektronentransportketen).
Wat zijn de stappen van NADH in de elektronentransportketen en hoeveel ATP levert het?
- NADH geeft elektronen af aan eiwitcomplex I
- Complex I pompt protonen tegen het concentratiegradiënt over het mitochondriale binnenmembraan
- Elektronen worden doorgegeven aan eiwitcomplex III en IV
- Bij complex IV worden elektronen afgegeven aan zuurstof
- ATP-synthase kan nu protonen met de gradiënt mee pompen en hiermee van ADP met Pi ATP vormen
Het levert per molecuul NADH 2,5 ATP
Wat zijn de stappen van FADH2 in de elektronentransportketen en hoeveel ATP levert het?
- FADH2 geeft elektronen af aan eiwitcomplex II
- Complex II pompt protonen tegen het concentratiegradiënt over het mitochondriale binnenmembraan
- Elektronen worden doorgegeven aan eiwitcomplex III en IV
- Bij complex IV worden elektronen afgegeven aan zuurstof
- ATP-synthase kan nu protonen met de gradiënt mee pompen en hiermee van ADP met Pi ATP vormen
Het levert per molecuul FADH2 1,5 ATP
Waarom kan NADH wat ontstaat bij de glycolyse niet naar de elektronentransportketen en welke twee mechanismen zijn er om dit op te lossen?
NADH kan niet door het mitochondriale binnenmembraan.
Malaat-aspartaatshuttle en glycerol-3-fosfaatshuttle
Wat is de vereenvoudigde werking van de malaat-aspartaatshuttle?
- In de hartspier: aspartaat –> oxaalacetaat
- Oxaalacetaat neemt elektronen paar op en malaat ontstaat, elektronen paar komt van: NADH –> NAD+ (gereoxideerd)
- Malaat gaat door het mitochondriale binnenmembraan in het mitochondrion
- Malaat wordt omgezet in oxaalacetaat en elektronen worden afgegeven aan NAD+ in het mitochondrion (NAD+ –> NADH)
- Oxaalacetaat –> Aspertaat
- Aspertaat gaat door het mitochondriale binnenmembraan naar het cytosol en kan opnieuw gebruikt worden
Wat is de vereenvoudigde werking van de glycerol-3-fosfaatshuttle?
- In de skeletspier: DHAP –> glycerol-3-fosfaat waarbij elektronen van NADH worden opgenomen
- Glycerol-3-fosfaat zet aan de andere kant van het membraan FAD+ –> FADH2, maar gaat zelf niet door het membraan
Wat is het verschil tussen de malaat-aspartaatshuttle en de glycerol-3-fosfaatshuttle?
De malaat-aspartaatshuttle levert uiteindelijk meer ATP dan de glycerol-3-fosfaatshuttle, want NADH levert per molecuul 2,5 ATP en FADH2 maar 1,5 ATP
Wanneer wordt anaerobe ATP-synthese ingezet?
Wanneer er niet genoeg zuurstof voor oxidatieve fosforylering is en/of er in een korte tijd zeer grote hoeveelheden NADH moet worden gevormd
Wat zijn de basisstappen van de anaerobe ATP-synthese van glucose?
- Glycolyse: glucose wordt omgezet in 2 pyruvaat moleculen in het cytosol, dit levert 2 ATP
- Ontstane pyruvaat gaat NIET naar de mitochondriën, maar wordt omgezet in lactaat. Hierbij wordt NADH terug omgezet naar NAD+ zodat de glycolyse door kan gaan
Wat is het nut van creatinefosfaat?
Het kan zorgen dat ADP snel wordt gefosforyleerd. Het kan met ADP een evenwichtsreactie aangaan, waarbij creatine en ATP worden gesynthetiseerd. Evenwicht kan hersteld worden (bij grote afname ATP) door meer ATP aan te maken.
Wat is de volgorde van energiegebruik?
- Verbruik creatinefosfaat
- Anaerobe glycolyse met lactaat/lactose productie
- Aerobe glycolyse
- Vetzuuroxidatie (lange duur lichte inspanning)
Wat is AMP en wat doet het?
Allosterische activator van PFK (fosfofructokinase) en katalyseert anaerobe glycolyse. Dit gebeurt als ADP + ADP –> ATP + AMP. AMP is geen energierijke verbinding (energiecrisis molecuul).
Wat is de trigger van de mitochondriale ademhalilng (ATP-synthese)?
ADP presentatie in de matrix van het mitochondrion. Dit ADP is in het cytosol ontstaan door ATP-verbruik en getransporteerd/gediffundeerd naar de matrix. Eigenlijk start ATP-verbruik dus het hele proces van ATP-synthese.
Wat zijn de voordelen en nadelen van een aerobe ATP reactie (mitochondriale ademhaling)?
V: Grote ATP-opbrengst en het oxideert ook vetzuren die in grote hoeveelheden aanwezig zijn.
N: De reactie komt zeer traag op gang.
Wat zijn de voordelen en nadelen van een anaerobe ATP reactie (glyco(geno)lyse)?
V: Er is een grote snelheid van ATP-synthese
N: Er treed verzuring op en per molecuul glucose is er weinig ATP opbrengst
Wat zijn de voordelen en nadelen van een creatinefosfokinase reactie?
V: Er is een zeer grote snelheid van ATP-synthese
N: Er is slechts een kleine voorraad creatinefosfaat en de ATP-opbrengst is klein
Wat zijn promotors en wat doen ze?
Regulerende DNA-sequenties, zo’n 100 basen lang en aan het begin van een gen. Bepalen waar en in welke richting de transcriptie plaatsvindt. Hebben een TATAA-box rond de 30 basenparen.
Wat doen algemene transcriptiefactoren?
Zijn betrokken bij alle eiwit-coderende genen. (TF II A-J) herkennen de promotor aan de TATAA-box en zorgen dat RNA-polymerase op de goede plek bindt en koppelt.
Wat bepalen enhancers en waar liggen ze?
Bepalen hoe vaak de transcriptie start. Kunnen overal liggen op en rond het gen, behalve op de promotor. Ze versterken de transcriptie.
Wat bepalen enhancers en waar liggen ze?
Bepalen hoe vaak de transcriptie start. Kunnen overal liggen op en rond het gen, behalve op de promotor.
Waaraan binden specifieke transcriptiefactoren en wat doen ze?
Ze binden aan enhancers. Ze kunnen bij contact met RNA-polymerase II de polymerase starten. Bij dit contact wordt de ‘hendel’ van RNA-polymerase gefosforyleerd.
Wanneer ontstaat looping/lusvorming van DNA en wat bepaald dit?
Ontstaat als een enhancer, specifieke transcriptiefactor en RNA-polymerase binden.
Hoe dichterbij de enhancer bij de promotor ligt, hoe kleiner de lus, hoe vaker een transcript wordt gemaakt.
Hoe ligt genetische informatie opgeslagen (chromatine, histonen, etc.)?
DNA heeft een dubbele helix structuur en zit om histonen gewikkeld, een verbinding van DNA en histoneiwitten heet een chromatine. Een chromosoom is opgebouwd uit deze chromatine. Een mens heeft 22 paar chromosomen + 1 paar geslachtschromosomen
Welke soorten RNA-polymerase zijn er en welke soort RNA maken zij?
RNA-polymerase I: transcriptie van (de meeste) rRNA genen
RNA-polymerase II: transcriptie van eiwit-coderende genen mRNA
RNA-polymerase III: vorming van tRNA en sommige rRNA genen
Wat maakt de binding van genregulatoreiwitten mogelijk en welke soorten zijn er?
Verschillende eiwitten met verschillende soorten DNA-bindingsdomeinen (of onderlinge bindingsdomeinen)
1. Zinkvingereiwitten (binden in grote groeven van DNA)
2. Helix-lus-helixeiwitten
3. Leucine zipper en waterstofbruggen tussen base- en restgroep van aminozuren in een eiwit.
Welke domeinen hebben genregulatoreiwitten en wat doen deze?
- DNA-bindingsdomein: maken de binding aan een enhancer in DNA mogelijk.
- Activeringsdomein (RNA-polymerase-II-activeringsdomein): positieve invloed op de activering van RNA-poly..-II en promotor
- Dimerizeringsdomein: 2 genregulatoreiwitten aan elkaar, stevigere en specifiekere binding aan DNA
- Ligandbindingsdomein: binding met de (kern)receptor, waardoor deze van vorm verandert en actief wordt
Waar liggen zinkvingers en waar zorgen ze voor?
Hun alfa-helixen kunnen basen in het DNA herkennen –> Ze gaan in de grote groef liggen –> Aminozuur steekt naar binnen en kan aan specifieke basen binden (waterstofbruggen)
Door meerdere zinkvingers in 1 genregulator eiwit kunnen langere sequenties worden herkent, waardoor de binding sterker wordt.
Waar zitten steroïdhormonen en wat is hun functie?
Zitten vrij in de circulatie en kunnen makkelijk door het celmembraan.
Bindt aan een kernreceptor waardoor hij van vorm veranderd –> kan actief door eiwitten het celmembraan van de kern in worden getransporteerd –> kan hier de transcriptie beïnvloeden
Wat zijn kernreceptoren en wat doen ze?
Grote familie zinkvingers. Vormen homo- en heterodimeren (twee aan elkaar gebonden eiwitten).
Hebben een specifiek DNA-respons element waardoor ze als receptor dienen.
Een binding van een ligand aan de receptor kan transcriptie reguleren.
Waarom kunnen eiwitmoleculen niet zomaar naar celcompartimenten?
Celcompartimenten zijn van elkaar gescheiden door membranen. Eiwitmoleculen kunnen deze lipidebilaag niet passeren, want ze zijn geladen en te groot voor passieve diffusie.
Welke 3 transportmechanismen zijn er voor eiwitten?
- Receptorbinding door signaalpeptide
- Porie-eiwitten (translocator)
- Transport vesicles (membraanblaasjes)
In welke stappen verloopt het eiwittransport naar de nucleus?
- Eiwit wordt gemaakt in ER en gemodificeerd in Golgi
- Eiwit wordt door Golgi in een vesicle getransporteerd naar de nucleus
- Eiwit bindt met de receptor van een kernporie
- Signaalpeptide van het eiwit gaat een interactie aan met de receptor
- Porie-eiwit verandert van vorm
- Getransporteerde eiwit kan de nucleus in