gedrag in evolutie & ontwikkeling Flashcards
categorieën van fobieën
- fobie
- irrationele angst
- toenamge door verhoogde stress
- stress ≈ onzekerheid
- door corona vooral bij jongeren
- communicatie wijze van overheid kan jongeren beïnvloeden - categoriën
- animal phobias vb anatidaefobie in NY = voor eenden
- fears related to natural environment
- fears related to medical issues
- situational phobias
- other
eenvoud & complexiteit in gedrags ontwikkeling
ethiologisch-evolutionaire visie
- veel gedragingen zijn genetisch bepaalt
- gedrags genetica = genen bepalen gedrag
- epigenetica = genen x bewegingsfactoren bepalen gedrag
- epigenomen zetten genen aan/uit
- vb: vroegere functionele gedragingen maar nu niet meer
- lateraliteit = dominantie = niet- & genetische aspectengedrag
=> vereenvoudigen van gedrag
niet bij
- dynamic systems visie
- transactionele visie
specifieke effecten gedrag
1) non-lineaire effecten = invloed op gedrag vanaf bepaalde drempelwaarde of onder
2) interactie-effecten = effect 1 factor afhankelijk van andere
–> multi factioriële interactie-effecten
3) synergetische of katalyserende effecten = effect 1 factor veranderd als medierende factor erbij komt
4) indirecte causaliteit = het effecte van een factor die via een andere factor verloopt
5) context effect = vb salliantie = afh van context
6) ontogenese = individuele ontwikkeling <=> fylogenese = soortelijke ontwikkeling
gedragsontwikkeling bestuderen
- tijd
- transversaal = cross-sectioneel = verschillende leeftijden bestuderen
- longitudinaal = kinderen opvolgen in verloop van tijd
- longitudinaal met time-lag = meerdere groepen uit verschillende tijdsperiodes - soorten metingen
- observatie = gestandaardiseerde- & participerende
- screening = algemene ontwikkelingstesten
- differentiaal- of fijndiagnose = specifieke testen
- dynamische diagnostiek = leertesten met extra hulp = vaak tijdens revalidatie
–> hoe snel leren uit extra hulpmiddelen
- narratieve diagnostiek = beschrijven van kind idpv scores - verklaren van ontwikkeling
- externe oorzaken vb: extra stimulering versnelt taalontwikkeling
- biologische - vb: hormonen tijden puberteit
- distale gebeurtenissen vb: vroegere omgeving
- proximale - vb: recente gebeurtenissen
ontwikkeling verklaren
- corrolatie
- perfecte = 1, geen = 0
- vb: corrolatie tussen 10-12 > 5-12
- jong = pyschomotorische testen
- oud = verbale testen
- ouder = meer individuele verschillen naar boven - habituatiesnelheid
- baby’s op shoot
- slimme Hans effect = subtiele signalen
- aandacht neemt af door geen veranderingen
- kleine weizigingen = hogere aandacht meten - kwaliteit gegeneraliseerde bewegingen kind
- variatie, complexiteit & elegantie = voorspellen van mogelijke parese
- tot leeftijd van 3 maand = fidgety-leeftijd
- ouder & abnormale bewegingen = monotoon, stereotiep & niet vloeibaar
APGAR-score
- appearance: wit = laag, roos = hoog
- pulse: geen = laag, 100/min = hoog
- grimace: geen/slap = laag, huilen = hoog
- activity: slap = laag, flexie++ = hoog
- respiration: geen = laag, huilen = hoog
<7
- perinataal zuurstoftekort
- verhoogde kans neurlogische afwijkingen tot 15%
- perinatale asfyxie = uitzonderlijke gevallen = extreem lage score
leeftijd bij ontwikkeling
1) chronologische leeftijd = kalender - = letterlijke leeftijd
2) gecorrigeerde chronologische leeftijd = conceptieleeftijd vb: te vroeg geboornen
–> vooral bij jonge kinderen
niet beschikken over werkelijke leeftijd = maturiteitsindex
- ossificatie = verbeendering van groeischijven
- skeletale leeftijd = vooral beentjes hand & pols
- seksuele leeftijd
- dentale leeftijd
ontwikkelingsfasen
- cognitieve stadia
0-1 sensomotorisch
2-3 pre-operationeel preconceptueel
4-5 pre-operationeel intuïtief
5-11 concreet-operationeel
11+ = formeel operationeel - psychoseksuele stadia
0-1 orale fase
2-3 anale fase
4-5 fallische fase
5-11 latentie fase
11+ = genitale fase - continuïteit & stabiliteit
- stabiliteit in onderliggende corelatie vb a zal altijd hoger als b
- universele synchroniteit = ontwikkeligscurve van een gedragsdomein is voor alle mensen hetzelfde
–> vb: eerst kruipen voor praten
- interindividuele synchroniteit = gelijke verhouding van ontwikkeling tussen 2 personen
tijdschalen
- evolutie
- fylogenese = geheel van levende wevens
- antropogenese = van de mens als soort
- sociogenese = menselijke maatschappij
- ontogenese = 1 mens binnen eigen levensloop - groei
- 20% van levensduur
- lange rijping = meer adaptatie & flexibiliteit - juveniele periode = periode van leren
- kunstmatig verlengen tot vrij lang na geslachtelijke rijpheid
- stimulatie op tot na 20 te blijven leren in westerse wereld
–> komt overeen met rijping van frontale kwab
ontwikkelingsinvloeden
genetische
- individueel
- familiaal
- fylogenetisch = de mens als soort
–> typische reflexen, hersenstructuur voor taal, oog & gelaatsfixatie, objectpermanentie: wegnemen object wilt zeggen dat die er nog is
erfelijkheidsindex = metingen bij paren
–> soorten paren met verschillende familie banden
hoogste bij identieke tweelingen die samen opgevoedzijn
- scheiden = lagere correlatie
=> erfelijkheidsindex = verschil x 2
teratogene factoren = monsterlijk
- tijdens zwangerschap aanpassingen die lijden tot zeer ernstige afwijkingen
- farmcaeutische middelen, drugs alchohol, chemische stoffen straling, cafeïne
- afh van: periode, dosis, leeftijd, erfelijkheid, interactie met andere factoren, fitheid moeder
overeenkomsten in invloeden
- gedeelde & ongedeelde invloeden
- vb gedeelde invloed: genetica van identieke twijling
- vb ongedeelde invloed: omgevingsinvloeden tijdens opgroeien
- leidt tot verschillen in gedrag, competenties, intresses, … - normatieve leeftijdsgebonden -
- biologische en sociale determinanten ≈ chronologische leeftijd - normatieve historisch gebonden invloeden
- biologische en sociale determinanten ≈ maatschappelijke historische tijd
- economische depressies, epidemies, oorlogen… - niet-normatieve invloeden
- biologische en sociale determinanten die niet bij de meeste mensen op bepaalde leeftijd in bepaalde cultuur voorkomen
- veranderen van job, scheiding, verhuizen
gevoelige perioden
- gevoelige/kritische periode
- eerste 3 levensjaren
- groter effect van invloeden
- TAB transiet adaptive behavior vorming
- mogelijkheid van afstelling & vorming van brein
- vb: intstrument & talen
- verklaring stimulatie van kleuterschool - visual cliff onderzoek
- visuele afgrond simuleren met dambordpatroon
- bedekt met glas
- afgrond zien maar voelen dat echte grond is
- ouder = aarzelen door ervaringen = TAB - imprinting van eendjes
- hecting van eendjes aan rode laarzen
- TAB van rode moeder poten - attachment zoogdieren
- 2 poppen met & zonder haar
- meer affectie voor haar tussen 1-3j
hospitalisme & marasme
- verwaarlozing
- emotioneel jonger als 2j -> regressie sociaal, emotief, cognitief & fysiek vlak
- kan leiden tot dood
- motorisch = inbakenen = zelfde effecten - john bowlby = ontbreken vaste verzoringingsfiguur tussen 6maand & 3 jaar
- 1e trimester = primitief hectingsgedrag = naar eender wie lachen
- 2e = voorkeur voor enkele vertrouwens personen
- 3e = angst voor vreemden
kast & wolvenkinderen
genie curtiss = 2-14 jaar vastgebonden & geisoleerd van anderen
amala & kamale
het wilde kind van averyon in frankrijk
individuele reactiebreedte
= verschil tussen arm & stimulerend milieu
- onderlinge verschillen door snelheid, efficentie, capaciteit van leren
interactie tussen factoren: sociale competentie
- ouderlijke controle & - warmte
- controle = curvilineair = niet teveel & niet te weinig
- warmt = lineair = meer is beter
transactie = dynamische interactie
- tussen omgeving = ervaling & aanleg = rijping
- meerdere factoren bepalen meerdere eigenschappen = 1 groot verbonden net
evocatieve interactie = aanvangskenmerk van kind lokt ander gedrag van ouder uit = leiden naar bepaalt fenotype
- voor 5j geadopteerde baby’s = hogere intelligentie
- vb robuste baby = meer spelen = meer gespierd
actieve interactie = keuze van kind om iets te doen dat leid tot ander fenotype
goede opvoedingsstijl
signalen opmerken & juist interpreteren
- kennis over ontwikkeling van kinderen
- positieve verwachtingsstijling
= observatie-sensitiviteit
groei & rijping
- tot 23j
- rijping van frontale & temporale kwab
- priming = beinvloeding van subliminale prikkels
- combinatie van assimatie (leren) & accomodatie (aanpassen) - function follows structure = Gesell
- bepaalde rijping moet plaats vinden voor bepaalde ontwikkelingen
- kind loopt pas bij voldoende spierkracht - differentiatie & integratie = Werner
- bepaalde handelingen/omgevingsfactoren kunnen rijping bevorderen
- door leeftijd fijnere handgreep: na 12 maanden de pincet greep
vb: jong talen leren
+ door jaren bewegingen integreren in andere handelingen vb: schrijven
rijpingspatronen
- maturatie = myelinisatie
- cefalocaudaal = vanuit hoofd & proximodistaal = vanuit hersenstam
- betere geleiding tussen bepaalde handelingen - volume toename van organen
- hersenen factor 4
–> al sinds geboorte grote hersenen = moeilijke bevalling
- andere organen = factor 20 - groeispurten
- asychrone groei
- kind: hoofd = 1/4 lengte & 30% volume
- volwassenen = 1/8 & 10%
- “slungels” van tiener = ongelijke groei ledematen - flexie naar extensie van neonatus
- tijdens geboorte lang in flexie stand gezeten
- evolutie naar extensie door biologische klok
–> te vroeg gebornen = overstreching = vroegere strech zorgt voor holle rug
- nu minder
lateralisatie van motoriek
vb: links/recht dominant
- niet enkel motoriek maar ook hersen organisatie & waarnemingen
motorische
1) mechanismen voor goede ligging geboorte
- keizersnede = daling geboorte sterfte
- afwijking ligging = motorisch gedrag voor beter ligging
- positie afh van hand gericht naar ruggengraad = minder plaats = minder dominant
–> proximale verklaring ≈ hypothese
2) ultieme verklaring
- 1 zeer krachtige kant voorbij gevecht
- straffing voor linkerhand schrijvers
3) ATNR = asymatric tonic neck reaction
- kind tijdens slapen: arm wegtrekken = hoofd draaien naar gestrekte arm
- mechanisme van kijken naar bewegend hand
4) beginnen lopen
- evenwicht bewaren kandelaars houding met 2 armen
- destabiliseren van handvoorkeur bij BEGIN van wandelen
perioden met sterke groei
- embryonaal
- maandkwadraat
- ontstaan van organen - vroeg-foetaal = maand x 5
- laat-foetaal
- gewichtstoename: 600-3200
- SGA small for gestational age <1500
- IUGR intra-uteriene groeirestrictie
- AGA appropriate foor gestational age
- hoge sterfte cijfers bij lage gewichten - pubertyse
- asynchrone groei
- skelet -> spier -> gewicht -> kracht
- culturele invloeden
- pubertas praecox/trada = vroeg/late pubertijd
- in middelbaar grote verschillen
- minder gevolgen door medicatie/hormonen
ontwikkeling van hersenen
- celmigratie, differentiatie, aggregatie, myelinisatie & synapsproductie
- rijping van bepaalde hersenzones
- ervaring afwachtende structuren
–> minimale vorming van rijping -> snellere rijping bij bepaalde prikkelingen vb: taal - hersenplasticiteit & regernatie vermogen
–> door lange rijpingstijd: hoog revalidatie vermogen
hemisferische specialisatie
functies niet enkel in 1 hersenhelft terug te vinden
–> niveaus van gradatie binnen zelfde structuren maken verschil
vb: taligheid linkerhelft & ruimte rechterhelft
startcapaciteit
vroege waarnemingen
1) visueel
- net geboore kinderen kunnen korte momenten van oogcontact hebben
- saccadische -> soepele volgbeweging
- toename breedte hoek
- binoculair dipete zicht
- toename van flexibilteit in focus
2) auditief
- schrikreacties vb: huilen bij etenwillen
–> zachtjes terugpraten = geruststellen
- oriëntatierust vb: geluid van bladeren waarop gestapt wordt = gevaar
- geluid localisatie vanaf 4 maand
- slectieve inhibitie van aandacht vanaf 6 maand
intersensorische integratie
- tast x zicht
- op 1 maand
- voelen van figuur
- kinderen = orale expolartie dooe gevoelige mondzone - zicht x auditief
- op 4 maand
- aandacht op passende bij verschillende geluiden
- voordeel niet dubben van films - proptioceptie x zicht
- evenwicht houden
- bewegende wanden kamer = vallen - orgaan van Jaboson = vomeronasaal orgaan
- feromonen geproduceerd bij stress/angst
- orgaan meet aantal
oorsponkelijke functies
- voorplantingsbevorderdend
- aantrekkingsverhogend vb: ronde lichaamsvormen
- selectie vb: compitiefparingsgedrag
- voorplantigsdaad vb: erogene stimulatie - overlevingsbevorderend
- beschermend vb: hoofd haar tegen koude
- lichaamsfuncties vb: fight of flight
- leren vb: language acquisition device
- sociaal vb: glimlach - instictueel gedrag ≠ aanleren
- rigide & stereotype mechanismen vb: fight of flight
- vaste gedragspatronen = fixed action patterns
hecting
1) harry harlow
- apenjong hect aan moeder door contact zachte vacht
- baby’s slapen beter in armen van ouders
2) thoman & graham
- couveuse kinderen = ademend pluche beertje bij zich
- beter ontwikkelen
= kangoeroemethode
3) primaire hecting
- wenen
- brabbelen
- motorisch = gijpen, achternalopen, omhelzen = moro-reactie
ontwikkeling bij baby’s
- geboorte
- normaal = moment met zo weinig mogelijk problemen
- mensen = erg groot hoofd in verhouding tot lichaam
- prematuriteit stimuleren voor hogere plasticiteit - evolutie
- werktuigen = merg eten = ontwikkeling hersenen
- vlees bakken = sneller & meer
- minder kauwen = vaker orthodontie - neonatale gedrag patronen
- intuitive parenting behaviot
- oogcontact, lachen, taalleren
- stap & grijpreactie
- stap reactie eerder mechanisme voor zichtels te positioneren in buik = stampen
- verdwijnen door TAB
gedragspatronen bij volwassenen
- geslachtsgebonden gedrag
vb: vrouwen in groep naar toilet bij mensen die ze niet kennen
–> mannen niet
= evolutionair: vrouwen minder sterk & kwetbaardere positie - terriotrium gedrag = plassen tegen een boom
- hormonaal gedrag
- groepsgedrag
- jachtgredrag = plassen op vlieg van toiler
- adaptie aan natuurlijke habitat
–> stressomgeving zou niet natuurlijk mogen zijn
soorten leerprocessen
1) imprentingsmechanismen = ganzen volgen ouder
2) klassieke conditionering
3) operante conditionering
4) observeren & imiteren
5) latent leren
6) gericht leren & oefenen
klassieke conditionering
- respondent leren
- pavloviaanse mechanismen
- reacties die er al zijn door fysiologische bassis
- associaties vormen met andere - associatie mechanismen leidt tot koppeling
- anticipatie op prikkels
- stimulus-substitutie = zelfde reactie op andere reactie
- ook zonder effectieve reden: neutrale stim + ongecontroleerde stim + respons = geconditioneerde stim + respons - specifiek
- extenctie = uitdoven
- stimulus generalisatie = uitbreiding naar gelijkaardige stimuli
- stimulus discriminatie = vernauwing
- andere prikkels & sensoren = symbolisch & imaginair
toepassingen van klassieke conditionering
algemeen
- conditionering seksuele responsen vb: fetisjisme
- reclame = koppeling van bepaalde prikkels aan merken
- ontstaan van fobieën/pathologische angst door stimulus generalisatie
therapeutisch
- stressreductie bij baby’s vb: horen rustige hartslag ≈ baarmoeder
- behandeling van alcholisme met aversietherapieën vb: samen met braakmiddel
- desensitisatie van fobieën
vaak voorkomende fobieën
agorafobie = angst om een vertrouwde en veilige omgeving te verlaten
claustrofobie = angst voor kleine ruimtes
aichmofobie = angst voor scherpe, puntige voorwerpen
arachnofobie = spinnenangst
therapie
- systhematische desensitisatie
- flooding exposure = head onn
intrumentele conditionering
= operant leren
- throndike, skinner & watson
- gedragingen die toevallig/spontaan opdruiken systematische belonen
–> vaker voorkomen
- experiment met rat die hendel indrukt
gedrag bij stimulus + positieve consequentie
specifieke aspecten
- extintie
- stimulusdiscriminatie = prikkel onderscheiding
- negatieve bekrachtiging = escape of avoidance learining
–> vermijden van negatieve prikkel
- primaire & secundaire bekrachtiging
- paritele bekrachtiging
token therapie
gewenning door bloodstelling
= flooding experiance
- lang blooedstellen aan angst zal prikkel na een tijd minder worden
mensen hebben neiging om angt te vermijden = omgekeerd effect: angst vergroten
= vermijdingsleren
shaping & chaining
chaining = sequentie van gedragingen opbouwen waarbij voorgaande gedrag als cue dient voor volgende
vb: danspasjes
-> shaping = aanleren van gedrag door constant dichter bij een gewenst gedrag komen door belongingen = succesieve approximatie
soorten prikkel
positieve prikkel geven = positieve bekrachtiging
–> belonging
negatieve prikkel geven = toedienings of toepassingsstraf
–> straf
postieve prikkel wegnemen = onthoudings of deprivatie straf
–> straf
negatieve prikkel wegnemen = negatieve bekrachtiging = ontsnappings/vermijdingsleren
–> beloning
observationeel leren
- observatie-imitatie
- leren door enkel de observatie
- mentaal opslaan van gedrag zonder bekrachtiging
- non-trail learning = zonder oefenen - plaatsvervangende bekrachtiging
- persoon die handling uitvoert krijgt beloning
- leren om ook te doen voor belonging - bobo-doll experiment
- kinderen keken naar filmpje waar volwassenen op pop slaan
- kinderenkomen in kamer met zelfde pop = zelfde handelingen uitvoeren
invloedfactoren bij observationeel leren
- aandacht
- geheugen
- visualisatie
- werkelijk reproduceren
- oefene met feedback
- motivatie
vb: gedrag van model, groepen, identifietisvorming
–> kinderen groter onnadenkende imitatie
spiegelneuronen
= structuur die zorgt voor betere immiatie
- doelgreicht gedrag
- inleven in anderen
- imiteren van gedrag
- aanleren van gedrag
- belaven van het zien van gedrag
- beheersen van sociaal gedrag
- inspeleen op gedrag van anderen
latent leren
- cognitieve exploratie
- door habituatie & exploratie
- arousal/aandacht = zelfregulerende nood aan sensorische informatie & gerichtheid op informatie verwerking - selecteive aandacht door novelty effect
- hogere aandacht door nieuwe dingen
- betekenis verlening
- globaal & detailwaarneming
- geheugen
- gewenning