gastro-enterologie Flashcards

1
Q

van slokdarm tot dunne darm

A

mond
- kauwen & speeksel toevoegen
–> amylase = gedeeltelijke afbraak van zetmeel

slokdarm = oesofagus = spierbundel die farynx verbindt met maag
1) bovenste oesofagale sfincter
- openen bij slikken
- bewust
- na dit punt geen controle meer over voeding
2) slokdarm
- voortbewegen door peristaliek = contractiegolf
3) onderste/lage oesofagale sfincter
- voorkomen van reflux
- druk mee door diafragma

maag = zakvormig orgaan
- kneden van voedsel tot kleine partikels
- verteringssappen = maagzuur = HCl
–> productie van maagmucosa door pariëtale cellen = 1 -> 1,5 L/dag = hydrateren voedsel
- gestimuleerd door histamine, gastrine & acetylcholine
- muscus = bescherming van maagwand tegen zuur
- gastrinproductie door zien & ruiken van eten
–> maagzuur & pepsinogeen
- maagevacutatie afh van vast/vloeibaar, grootte & compositie = vetten drijven = traag

doudenum = 12 vingerige darm
1) D1 = bulbus duoden = ommiddelijk na pylorus = maaguitgant
2) D2 = afdalende deel
3) D3 = horizontaaldeel tot hoek van treitz

lever = verzameling van galsappen = vertering van vetten
- kleine galwegen -> linker & rechter grote galweg = drainage -> hoofdgalweg & galblaas -> D2: papil van Vater

pancreas = productie trypsine, amylase & lipase
-> vertering van eiwitten, zetmeel & vetten
- pancreas -> ductus van wirsung -> papil van vater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dunne darm & colon

A

dunnedarm
1) korte duodenum
2) hoek van Treitz
3) jejunum
4) ileum
5) ileocaecale klep
4m lang 200m2 opp door
- mucosaplooien = valvula conniventes
- villi = uitstulpingen & crypten = instulpingen
- mircovilli = bortselzoommembraan
- chyme (na maag) verteren
–> pancreassectreties: alfa-amylase, proteasen & lipase
–> galzouten uit lever
–> darmsecreties: entrokinase, peptidase & discacharidase

dikke darm
1) caecum
2) colon ascendens
3) hepatische hoek
4) colon transversum
5) splenische hoek
6) colon descendens
7) sigmoïd
8) rectum
- waterresobortie tot 1500ml
- fermentatie door microbiota voor
1) koolhydraten = resistent zetmeel, raffinose, stachhhyose, sorbitol & xylitol
2) vezels = (hemi)cellulose, ligine & pectine
3) eiwitten -> aminen, ammoniak & CO2
–> flatus = scheten = waterstof, methaan, CO2, alchohole, vluchtige vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

histologische doorsnede GI

A

GI = gastro-intestiale tractur

1) muscusa = secretie & asorptie
- 1 lagig epitheel
- lamina propria
- musculares muscosae
2) submuscula = transport
- bloed & lymfevaten
3) musculares = bewegingen & peristaltiek
- binnenste circulaire spierlaag = verandering in dikte
- buitenste longitudinale spierlaag = verandering in lengte
4) serosa = vlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

algemene funties GI

A

1) transit = peristaltiek = transport = motiliteit
mond = sec
slokdarm = sec
maag = tot 4u
dunnedarm = tot 8u
dikkedarm = tot 40u

2) digestie = door secretie van sappen
- speeksel
- maagzuur & slijm
- verteringsenzymen
omzetting van koolhydraten, eiwitten & vetten tut bruikbare stoffen
vezels kunnen niet verdeert worden door (hemi)cellulose, lignine, resistente zetmeel & pectine

3) absoprtie
- selectieve opname
- bescherming tegen toxische & overbodige invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

endoscopie

A

= toestel voor visueel onderzoek van GI

  1. oesofago-gastro-duodenoscopie = gastroscopie
    - 1m vanaf mond = tot D2 jejenum
    - geen/lichte verdoving: keelanesthesie met xylocaïne
    - CO2 inspuiten voorbetere zichbaarheid
    - + therapeutische procedures zoals maagbloedingen
  2. coloscopie
    - 1,3m vanaf anus = tot klep van bauhin
    - voorbereiding = laxeermiddel
    - lichte/volledige verdoving
    - therapeutische procedures zoals colontymor, ontstekingen & poliepen
  3. pil voor volledige lengte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beeldvorming

A

1) echografie = geluidsgolven
2) radiologische X-straling = actuut
3) barium onderzoek = vervangen door endoscopie
4) CT-scan
5) MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

GOR1

A

= gastro-oesofageale reflux
= terugvloeien van zure maaginhoud in slokdarm

fysiologische reflux = 20 keeer per dag, minder als 4% van 24u
pathologische reflux = meer
natuurlijke bescherming = alkalisch speeksel (HCO3), 2e peristaltiek, hoge druk LOS & diafragma

1) symptomen
- pyrosis = branderig gevoel achter borstbeen vooral na maaltijden, vooroverbuigen, snachts & bij zwangerschap
- zure regurgitatie = maaginhoud in keelholte
- dysfagie = moeite zakken van eten
- odynofagie = pijn achter borstbeen tijdens passage
–> door litteken vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

GOR2

A

2) pathogenese
- hiatus hernia = door diafragma vaak bij obesitas
- transient ongepaste relaxaties = onspannen van LOS aangedreven door hogere druk (volle maag of spannende kleding

3) diagnose
- pryosis
- zure regurgitatie
- endoscopie: erosis & ulcertaties door maagzuur = refluxoesofagitis

4) complicatie
bij langdurig bestaal: barrettoesofagus = vervangen van epitheel door cilindrisch geordend epitheel = in darm
–> 40X meer kans op kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behandeling voor GOR

A

1) hygiëno-diëtische maatregelen
- voeding die druk LOS doet verlagen vermijden: koffie, alchohol, chocolade, munt, vet, tabak, …
- vetrijke & grote maaltijden
- vermageren
- spannende kledij & voorovergebogen vermijden
- hoofdijde bed verhogen

2) zuurremmende medicatie
- antacida = zuur neutraliseren
- H2-blokkers = zuursecretie verminderen = teveel bijwerkingen: verboden
- protonpompinhibitoren = best

3) chrirugie = 90% gunstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

acute gastritis

A

1) ziekte
- inflammatoir door muscosa = reactie op toxische prikkel
- door alcohol, apsirine, infecties of NSAID’s = niet-steroïdale anit-inflammatoire middelen (vb: ibuprofen, dictofenar, aspirine, …)
–> infecties viraal of bacterieel: 1 bacterie = helicobaterpylori
- vaak voorkomen bij kinderen door nieuwe virussen

2) symptomen
- pijn in maagstreek = epigastrium = net onder sternum & 10e rib
- braken bij kleine hoeveelheden voeding

3) diagnose
- klinische basis door symptomen
- endoscopie = ontstoken maagwand (gezwollen & rood) & erosies
–> soms bloedingen vb door aspirine

4) therapie
- spontaan overgaan na vermijden oorzakelijk product
- zuurremmende producten:
–antacida = zuur neutraliseren
– H2-blokkers = zuursecretie verminderen = teveel bijwerkingen: verboden
– protonpompinhibitoren = best

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ulcus pepticum 1

A

1) ziekte
- onderbreking van muscosa
- maagulcera = ulcus ventriculi = minder voorkomend
- doudenum ulcera = ulcus bulbi = meest voorkomend
- door onevenwicht van:
– agressie = maagsap = HCl & pepsine = productie in slijmnapcellen
– verdediging = bijten van maagsap aan maagwand = productie in parietale cellen

2) oorzaken
- NSAID’s vooral bij aanwezighet acetylsalicylzuur & aspirine
- infectie met helicobater pylori: infactie feco-oraal of oro-oraal
–> vaker voorkomend bij allochtone populatie door zoektocht in België
- extra risicofactoren = roken, stress & familiaal voorkomen

3) symptomen
- epigastrisch gelokaliseerde hongerpijn = verbeterd door voedselinname (maagsappen bijten minder)
- pijnstillers van NSAID’s lijden tot geen symptomen = complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ulcus pepticum 2

A

4) diagnose
- endoscopie = onderbreking muscosa + erosies

5) complicaties
- bloeding door het aanvreten van een bloedvat = in submucosa
–> nog extremer bij bloedverdunners
–> grote & oppervlakkige bloedvaten in bulbus
- perforatie door buikholte = extreme buikpijn = chirurgie
–> hoge buikspierspanning & vermindering peristaltiek

6) behandeling = onderdrukking van maagzuursecretie door proton-pomp-inhibitioren

7) preventie
- antibiotica voor H. pylori
- NSAID’s vermijden & als echt noodzakelijk dan simultaan met protonpompinhibitoren geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

soorten bloedverlies

A
  1. braken
    - hematemesis = rood bloed = actueel
    - koffiegruisbraken = donderbloed = al verwerkt
  2. stoelgang
    - melena = zwarte = langzame verwerking
    - rood bloed = doorlopend = kan met spuiten door drukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

muscus productie

A

1) membraanfosfolipide + fosfolipase = arachidonzuur
–> membraanfosfolipides komen vrij door afbraak van maagzuur

1e mogelijkheid = normaal
2) arachidonzuur + cyclo-oxygenase 1 = prostaglandines
3) fsyiologische gevolgen
- activatie voor meer slijm tegen HCl
- bloedplaatjes laten aggregeren
- gloneruli in nier = vasodilatatie

2e mogelijkheid = bij ontstekingen vb reuma
2) arachidonzuur + cyclo-oxygenase 2 = thrombexane
3) fysiogische gevolgen
- hogere celdeling in syinciale cellen
tegengaan = anti-Cox2 = NSAID
–> probleem = niet anti-cox2 specifiek: ook cox1 voor maag, bloed & nier = onevenwichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

malabsorptie

A

= heterogene groep van syndromen
- gestoorde digestie of absorptie van 1 of meerdere voedingsbestanddelen
- door aantasting in diffusie van de darmwand of verkeerde productie van enzymen door de pancreas
- altijd in dunne darm
- mogelijk voor alle voedingsstoffen of selectief voor enkele

1) lactase deficiëntie
2) coeliakie = glutenintolerant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lactase deficiëntie

A

= lactose interolerantie
≠ lactose allergie ≠ koemelkeiwit allergie

1) ziekte
- lactose zit voornamelijk in melk & wordt afgebroken door lactase in de darmcellen
- natuurlijke, genetische daling in lactase tussen 2-20 jaar
- hoeveelheid daling bepaalt ernst van deficientie
- westen = 5% te weinig, azië & afrika ≈ 100%

2) klachten
- normaal: lactose -> galactose + glucose in dunne darm
- geen lactase: vertering in colon door bacterieën
–> gevolgen
- water aantrekking in dikke darm door suiker = diarree
- flatus, opgeblazengevoel & buikpijn = door fermentatie = H2, CO2 & CH4
–> gelijkaardig aan prikkelbare-darmsyndroom: onderscheiden is moeilijk

3) diagnose = H2-ademtest et lactose
1) eten van lactose
2) afh van soort omzetting verschillen in concentraties
3)
- normaal = constante lage concentratie H2
- deficiëntie = na 1u-1u30 stijging H2 concentratie

4) therapie = dieet
- mijden veel dierlijke melkproducten
–> hoeveelheid afh van persoon tot persoon
- niet volledig vermijden want: Ca, Vit D & B2 & eiwitten
- sojamelk & soja afgeleiden
- lactase pillen of druppels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

coeliake 1

A

= glutenovergevoeligheid
= gluten-intolerantie
= spruw
≠ gluten overgevoeligheid

1) ziekte
- gliadine = eiwit in tarwe, gerst, rogge & haver (als gecontamineerd)
- 1/200 personen in europa (genetische predispositie)
- auto-immuunziekte

2) pathologie
- aantating duodenum & proximaal dunne darm
- verlies van villi = verkleind absorberend oppervlak & minder enzymen
- grotere aantasting = meer symptomen
- vanaf geboorte of opbaren tijdens levensduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

coeliake 2

A

3) symptomen
- progerssieve vermagering
- diarre, flatulentie & abdominale opzetting
verschillende malabsorpties
- Fe & folium zuur => anemie = bloedarmoede
- vit B => neurologische afwijkingen
- Ca, P & vit D => osteomalacie & osteoporose
- vit K => bloedingen
- vit A => nachtblindheid

4) diagnose
- biopie = atrofie opsporen
- bloedonderzoek = speficieke antilichamen opsporen
–> gliadine-antilichamen, anti-endomysium-antilichamen & tranglutaminidase-antilichamen

5) therapie = dieet
- GFD = gluten free diet = strict
- levenslang
- label
- hype rond glutenvrij = glutensensitiviteit/gevoeligheid maar geen coeliakie
- 38€/maand door de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

gluten dieet opkomst & mechanisme achter coeliakie

A

mesolithium 10.000 - neolithium 5.000 = settling
- maken van deeg & brood door graan (tarwe, gerst, …)
- meel binnen in graankorrel
– glutenines
– gliadine = aanleiding tot coeliakie = glijmiddel

1) gliadines
2) tussen cellen naar bloed
3) witte bloedcellen maken cytokines & activeren immuunsysteem
4) immuunsysteem werkt tegen darmcellen
5) atrofie van villi & licht dieper worden van crypten
6) verkleinen van darm opp. –> symtpomen bij halvering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verschillen ziekte van crohn & colitis ulcerosa

A

beide
- piekleeftijd rond 20j: genetische predispositie
- geen genezing
- oorzaak niet volledig bekent: iets van voeding -> cytokines activeren die leiden tot ontsteking = CIBD = chronisch inflammatoire darmziekte
- auto-immuunziekte

1) Crohn
- locatie = mond -> anus
- voorkeur = laatste deel ilium
- symptomen = buikpijn, koorts, krampen & obstructie
- diepte van onsteking = diep
- gewrichten = harde aantasting
- anus = harde aantasting
- colon wegname = geen genezing
- 5-ASA = geen effect
- roken = slecht effect

2) CU
- locatie = colon
- voorkeur = endeldarm(rectum) = laatste deel
- symptomen = diarree, bloed, slijm & aandrang
- diepte van onsteking = oppervlakking & groot
- gewrichten = aantasting
- anus = geen aantasting
- colon wegname = genezing
- 5-ASA = goed effect
- roken = goed effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ziekte van crohn

A

1) oorzaken
- genetische factoren = predispositie
- uitlokkende factor onbekend
- 5/10.000
- digestieve tractus van slokdarm tot anus
–> meest voorkomend in ileum, colon & aars

2) symptomen
- sluipend begin: moeheid, buikpijn & vermageren
- diaree met bloed, buikpijn
- verdunning van aangedane plaats
- anale letsels: kloven & abcessen
- extra-intestinale manifestatie = vooral gewrichtsaantasting
1) perifere artritis
- pauci-articulair
- grote gewrichten: knie, enkel & pols
- gepaard met opstoot van darmlijden
2) axiale aantasting = spondylarthopathie
- inflammatoire rugpijn
- ochtendstijfheid in rug & nek
- zelfde aantasting als spondylitis ankylosans = ziekte van bechterew
- onafhanklijk van darmziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

CU

A

colitis ulcerosa

1) symtomen
- 1/1000
- enkel in colon
- frequent slijmerige & bloederinge stoelgang
- urge & krampen
- koorts & vermageren
- hele colon = pancolitis, laatste deel = left sided-, distaal deel = proctitis

23
Q

genezing van crohn & cu

A

te volgen stappenplan

1) 5-ASA = 5-aminosaliculzuur-preparaten = enkel CU & enkel lichte vorm
- chronische vele jaren toedienen
- oraal, lavement of supo
- draaiien van patient voor gehele wand

2) cortisone
- kort & enkele keren
- voor ernistige opstoten
- bijwerkingen proberen vermijden

3) immunorepressiva = immuunsysteem onderdukken

4) biologicals
- monoclonale antilichamen tegen cytokines
- ook bij reumatologie
- weinig bijwerkingen maar duur => biosimilars = goedkoper
–> anti-TNF

5) chirurgie
- crohn = meest aangedane deel weghalen
–> geen terminale genezing
- CU = volledig colon weghalen & dunne darm x anus koppelen
–> terminale “genezing”

24
Q

bijwerkingen van cortisone

A
  • gestemswisselingen
  • wondes & tragere genezing
  • moonface = vochtophoping & verdikking
  • verhoogde bloeddruk & kans op oedeem
  • dunnere huid & dunnere bloedvaten
    –> striemen, acne & haar groei
  • osteoporose
  • spieratrofie
25
acute appendicitis
1) ziekte: ontsteking van de appendix --> 10 cm aan de caecumbodem 2) symptomen - last in maagstreek & rond navel --> later ook rechter fossa iliaca - koliekachtige pijn - misselijkheid & braken - koorts 3) therapie = chirurgische wegname van appendix 4) complicaties na 24-36u = perforatie van appendix -> buikvliesontsteking = peritonitis of abces rond appendix
26
IBS 1
= irritable bowel syndrome of PDS = prikkelbare darm syndroom of spastisch colon: niet meer 1) ziekte - 10% in belgië - meer bij vrouwen - voorkeursleeftijd = 20-40jaar - toegenomen gevoeligheid van volledige darm --> hypersensiviteit op uitrekking = pijn - 1/3 na infectie ander 2/3 = ??? - altijd eerst coeliakie uitsluiten = 5% 2) symtomen - abdominale ongemakke/pijn --> verbeterd na eten - abnormale stoelgang frequentie: meer als 3x per dag of minder als 3x per week - abnormale stoelgangconsitentie = hard of waterig - abnormale uitdrijving = blokkade of gevoel van onvolledige lediging - gevoel van urgentie - slijmverlies - abdominale opblazing - joggers diarree = 500m na vertrek
27
IBS2
3) diagnose = combinatie aanwezigheid symptomen & afwezigheid alamrsymptomen - leeftijd: 50+ - rectale bloedingen - gewichtsverlies - koorts - anemie - familiale geschiedenis van darmkanker - lichamelijke bevindingen --> coloscopie uitzetting van zakje in darmen - normaal = niet/licht voelen - IBS = heel erge pijn
28
therapie IBS
geen therapie maar vooral bestijden van symptomen 1) dieet 1) algemeen - vermijden van koffie, alchohol & tabak - vermijden van gasproducerende stoffen = stoffen die door bacteriën in het colon worden verwerkt --> FODMAPS = fermenteerbare oligo/di/monosaccariden and polypoli ≈ gluten&lactosevrij 2) specifiek - uitlokkende elementen - voedingspatroon 2) medicamenteus - laxeermiddel bij obstipatie - loperamide bij diarre - antispasmodica bij pijnlijke krampen vb FODMAP = fructose - toegevoegd in fruitsappen & veel in appels, peren & honing - opname door gekoppelde fructose x receptor = bepekrte capaciteit = iedereen deels fructose intolerant - sucrose = glucose x fructose
29
acute infectieuze diarre
1) voedselintoxicatie 2) reizigersdiarree 3) antibiotica 4) viraal
30
voedselintoxicatie
1) syptomen - misselijkheid - diarree - braken 2) oorzaken 1) staphylococcus aureus - slecht bewaarde zuivelproducten vb mayonaise in slaatjes & gebakken met slagroom - voedingsrijk aan eiwit, zout & suiker vb hesp - groepen die ziekt worden - na 4-12u explosieve maar milte symptomen 2) clostridium perfringens - in vlees - leid tot nausea, braken, waterige diarree & krampen 3) salmonella-species - in gevogelte met eieren - na 1-2 dagen 4) escherichia coli - hamburgers, gecontamineerd water & halflauw voedsel 3) therapie - houd van zelf op - vochttoediening voor vochtverlies - geen antibiotica - loperamide vermijden maar kan wel
31
reizigersdiarree
= turista 1) oorzaken - besmet water - feaco-orale overdracht 70% = escherichia coli of virussen 20% = shigella rest = giardia lamblia & andere zeldzame infecties 2) preventie - voedselhygiëne: boil, cook & peel - handhygiëne - antibiotica af te raden --> korte zakenreizen bij hoge risico landen --> mensen met grote gevolgen (hartpatiênten, rolstoelpatienten, sporters) - vaccinaite tegen tyfus = 3 keer om de 48u net voor maaltijd = 2 weken bescherming 3) therapie - vocht - vasten heeft geen nut - loperamide = 1-4 keer per dag --> behalve bij bloederige diarre of koorts = aantoning colonitis - antibiotica bij diarre & koorts
32
diarre & antibiotica/virussen
1) antibiotica - medicamenten = afsteven van colonflora - diarree na antibiotica = clostridium difficile --> door gegeven door onhygiënische hulpverleners 2) viraal --> vooral rota/noro virus = vocht verlies - droge huid = niet verstrijkende huidpoliepen - droge tong - wenen zonder tranen - minder urine = droge pampers vaccin op leeftijd 2 & 3 maand een dosis, na 6 maand niet meer = risico op darminvaginatie
33
dikkedarm kanker
- dunne kanker = weinig voorkomend 1) colonpoliepen = voorloper --> altijd poliepen als voorloper: elke dikke darm kanker kan bij de juiste opsporing tegengegaan worden <=> niet elke poliep wordt kwaadaardig - uitpuling van darmlumen - opsporen door coloscopie = verwijderen - 50 jaar = 25% -> 70j = 35% - 10 jaar vooraleer kwaadaardig worden 2) coloncarcinoom - 5% 1) oorzaken - omgevingsfactoren: weinig vezels & groenten, vetiname & gebruik van rood vlees - genetische facotren = familiaal verband - beschermende factor = aspirine = hogere bloeding = snellere diagnose
34
dikkedarm kanker 2
2) symptomen - algemeen = bloedverlies --> anemie - specifiek --> rectum = veranderd stoelgangpatroon: blokkade of valse aandrang --> rechter deel = enkel symptomen bij groot worden - mogelijke metastasen via bloed (v. porta) & lymfe naar lever 3) diagnose = coloscopie & bevolkinsonderzoek 4) behandeling - chirugie voor darmkanker - chemo & radiotherapie voor metastases = adsuvent - palliative chemotrapie bij gevordere fases 5) prognose - 90% bij oppervlakkige tumoren - 60% bij diepere tumoren --> vroegtijdige prognose
35
bevolkingsonderzoek
iFOBT = immunochemische fecaal occult bloedtest - 50 tot 74 jaar om de 2 jaar - doek op toilet -> met staaltje stoelgang in flesje - positief resultaat bij bloed --> coloscopie: mogelijke oorzaken - aambeien = speen - stoma = darm door brikwand - poliepen/carcinomen = weghalen --> postief resultaat ≠ kanker + screeningcoloscopie om de 10 jaar voor 100% zekerheid --> tijd vooraleer poliep kwaadaardig wordt 5% heeft bloed in stoelgang - 46% heeft geen problemen - 50% heeft minstens 1 poliep - 4% heeft coloncarcinoma -- 75% in vroeg stadion met positieve prognose = veel hoger cijfer als latere, natuurlijke opsporing = door onderzoek voorlopers & vroegere stadia tegenkomen bij eerstegraadsverbanden = leeftijd van diagnose - 10 voor verwandschap
36
werking colon & factoren die beïnvloeden
1) 1,5-2 l vloeistof aan blinde darm, voornamelijk slijm van dunne darm 2) absorptie van water door dikke darm door crypten van lieberkühn 3) halfvaste materie in rectum 4) type 3 stoelgang = 200g reflexen 1) ortho-colisch reflex = verhoogde activiteit door beweging voornamelijk na ontwaken 2) gastro-colisch effect = verhoogde activiteit door maaltijd 3) caffeïne = verhoogde activiteit 4) fysieke activiteit = verlaging activiteit 5) roken: verhoogde werking endeldarm door nicotine termen - transit = door darmen = normaal 30u maar heel variabel - evacuatie = stoelgang - continentie = op gepaste momenten
37
anatomie van anorectum
ZIE TEKENINGEN P46 1) rectum = einde van colon 2) anaal kanaal = 3cm -> omlegen door bekken bodemspieren 3) anus = buitenkant 4) interne anale sfinter - kringspier rond anaal kanaal = 1e spier van binnen uit - verdikking van circulair spierweefsel van spijsverteringsstelsel --> gladspierweefsel -> oncontroleerbaar & onuitputbaar --> constante tonus voor evacuatie voorkomen 5) levator ani & externa anale sfinter - kringspier rond anaalkanaal = 2e spier van binnen uit - bekken bodemspier - dwarsgestreeptspierweefsel -> controleerbaar & uitputbaar --> samentrekken bij inhouden 6) puborectalis - enkele cm boven anaal kanaal verbonden naar os pubis - samentrekken = hoek verkleinen = darmkanaal stoppen - dwarsgestreeptspierweefsel -> controleerbaar & uitputbaar --> samentrekken bij inhouden onderzoek met vinger 1) visueel: gesloten anus, geen faecale resten, huidgevoeligheid 2) vinger kootje = standaardtonus van intere anale sfincter voelen 3) knijpen = tonus van externe anale sfinter voelen 4) dieper & knijpen = tonus puborectalis voelen --> vergelijken met normaal
38
continentie
= stoelgang op gepast momenten evacueren 1) evacuatie = expulsie - buikpers = rechte & schuine buikspieren samentrekken - diafragma - contractie rectosigmoïd - ontspannen van sfincters 1) automatisch lagere contractie van interne sfincter door vulling van endeldarm = recto-anaal-inhibitorisch reflex 2) dalen faeces tot IN anaalkanaal 3) samentrekken externe anale sfinter & puborectalis 4) faeces uit anaalkanaal duwen 2) continentie = uitstel afh van - combinatie druk van interne & externe sfinter - consitentie feaces --> diarree = moeilijker te houden - anorectale hoek door puborectalis - juiste sensatie in anodermis & rectum - compliantie --> minder compliantie = sneller vullen, drang = door vulling - mogelijke kinesitherapie bij continentie patiënten: externe sfincter & gewaarwording --> nooit starten van kinesitherapie bij diarree
39
obstipatie 1
1) ziekte - <2 defecaties per week - gevoel van blokkage/hevig persen - noodzaak tot digitale evacuatie - gebruik van laxativa of enemata 1x/week 2) risicofactoren - vrouwen (niet verklaard: uitstelgedrag) - hoge leeftijd - immobilisme - lage socio-economische status/onderwijs - lage calorie & vezel inname - depressie, seksueel & fysiek geweld - chronisch ziekten - multifarmacie - jonge kinderen (gedragsproblemen)
40
obstipatie 2
3) evaluatie - uitdrijvingsstoornus = onvolledige deficatie, frequente drang, hard persen, uren op toilet, nood aan suppo's, ... - trage transit type = geen, weinig, 1 keer om de week --> dag boek van patiënten 4) behandeling - conservatief: meer vocht, meer calorieën, bewegen, meer vezels samen met vocht (kiwi, groente, bruinbrood, ...) --> teveel vezels = winderigheid, opgeblazen gevoel, rommelingen - medicamenteus: laxeermiddelen: vezelpreparaat of osmotisch - biofeedback: 5-10 keer = heraanleren van juiste defecatie --> mensen met animus - manier van toilet gaan: hurkzit & broek tot enkels
41
oorzaken obsipatie
- organisch: fissuur, kanker, ... zorgt voor verstopping - functioneel: trage colontransit, uitdrijfstoornissen, ... - medicamenteus: codeïnehoudende pijnstillers, antidepressiva, pyschofarmaca, ijzerpreparaten, laxativa (sennahoudende producten) - metabool: diabetes, hyperthyreose, hypokaliëmie, hypercalcemie, zwangerschap - neurogeen: parkinson, ruggenmerglaesie, multipesclerose, PDS
42
anismus & encopresis
1) anisimus = bekkenbodemdyskinesie - opspannen van externe anale sfiner & m. puborectalis bij persen - moeilijke & pijnlijke defecatie - rectum niet volledig ledigen - elke leeftijd --> revalidatie = biofeedback: 68% succesvol 2) encopresie - vaak bij kinderen & ouderen - te volle endeldarm --> continu verlies van stoelgang door RAI-reflex - toenemend bij kinderen & jongens
43
lever
situering: rechts net onder diafragma, nog beschermd door ribben werking 1) spijsverteringsstelsel 2) bloedvaten 3) v. porta = hollepoort ader 4) vertakkingen in lever = kanaaltjes tussen levercellen (sinusoïden) 5) opname & verwerking van venen 6) afstaan van metabolieten aan bloed of galvocht bloed: 1) subhepatische venen venen 2) hepatische venen 3) vci gal: 1) galkanaaltjes 2) galblaas (opstapeling bij nuchterheid, vrijgeven bij vertering) 3) galsappen naar duodenum gal = vetvertering - galzouten - cholesterol - bilirubine --> moet in evenwicht zijn
44
bilirubine
= afbraakstof van hemoglobine --> erythrocyten: turnover van 120 dagen 1) erythrocyten 2) naar milt 3) heam wordt door macrofagen omgezet 4) bilirubine 5) binding met albumine = indirect bilirubine 6) naar lever 7) glucuronyltranferase = glucorunzuur x bilirubine = direct bilirunine = geconjugeerd bilirubine 8) naar gal >&> bloed normaal 1mg% waarvan 0,8% indirect 9) in dikke darm = stercobiline = reden bruine stoelgang
45
syndroom van gilbert
gele verkleuring in ogen door bilirubine - niet schadelijk <=> icertus = geelzucht = schadelijk --> ook gele verkleuring huid - autosomaal recessief - 5% v/d bevolking - minder werking enzym voor vorming van direct bilirubine = teveel in bloed - risicofactoren: vasten, alcohol, inspanning, ziektes - onschuldige symptomen - tot 2,5% bilirubine (normaal 1) --> verhoging van indirect bilirubine = geen gevolgen neonatale geelzucht = permature kinderen - enzym nog niet matuur & optimaal - onder blauw licht
46
acute hepatitis
= leverontsteking 1) oorzaken - infectieuze oorzaak: epstein-Barr, hepatitis A/B/C - toxisch: alcohol, paddenstoelen, geneesmiddelen (paracetamol, dafalgan, hoge dosissen (zelfmoord pogingen)) 2) symptomen begin = anorexie, nausea, spierpijn, moeheid, afkeer bepaalde voeding gevolg = icertus (geelzucht), donkere urine & bleke mastiek stoelgang, jeuk --> bilirubine in hoge concentraties door leverfalen 3) diagnose - hoge concentratie bilirubine - verhoogde leverenzymen in bloed (transaminasen) - virussen & gevormde antilichamen 4) complicaties - fulminante hepatitis = levernecrose die leidt tot levercoma, vaak bij HBV --> lever transplanatatie - chronische hepatits = positieve levertesten voor langer als 6 maand, vaak bij HBV & HCV --> levercirrose & kanker
47
vergelijking HAV, HBV, HCV
besmetting: A = faeces B&C = bloed & sex overdracht: A = faeco-oraal, B = drugs & soa, C = 1990 risico: A = reizigers, B = moeder op kind, C = bloed tranfuus voor 1990 incubatie: A = 2-6w, B = 2-6m, C= 1-5m icertus: A = ++, B & C = asymptomatisch leverfalen: A = --, B = 15%, C = 80% chronisch & kanker: A = --, B = +, C = ++ diagnose: A = HAV-AB, B = antistoffen, C = RNA vepalen immuniteit: A = +, B & C = ja, maar... therapie: A = spontaan, B & C = medicijnen bij chronische gevallen preventie: A = elektief vaccin bij zorg & reizigers, B = vaccin voor zorg & seks-industrie, C = geen vaccin
48
mechanisme hepatitis
1) zwellen levercellen 2) afrukken galkannaal 3) slechte afloop naar darm 4) opstapeling van bilirubine - ontbreken bilirubine in stoelgang = mastieke stoelgang - icertus - jeuk door ophoping van galzouten - direct bilirubine in nieren = donkere urine
49
hepatitis A
1) oorzaken - faeco-oraal --> besmet drinkwater, voedsel, hygeïne - risico: reizigers - incubatie: 2-6w --> besmettelijk: laatste week incubatie & eerste 5 ddagen icterische fase 2) verloop = 4 weken - algemeen viraal syndroom & icertus - soms fulminant verloop = leverfalen - erger verloop bij ouderen - geen verloop naar chronisch, wel langdurige testen 3) diagnose = bloedonderzoek - HAV antilichamen --> levenslange immuniteit 4) behandeling - spontaan - lever niet extra aantasten: alcohol, medicatie, hygiëne 5) preventie - vaccinatie --> booster voor zorg & reizigers voor HAV-endemische gebieden
50
hepatitis B
1) oorzaken - parenterale weg = bloed: naalden, tatoeafe, piercing - seksueel contact - perinataal = moeder op kind --> door manier van overdracht = mogelijke co-infectie met HIV - incubatietijd = 2-6m 2) klinisch - vaak asymptomatisch - klassieke hepatitis - 85% genezen binnen 3 maand, rest chronisch --> hoger risico voor cirrose & kanker + besmettelijk tot 3 maand 3) behandeling - acuut: 4weken herstelverlof, alchohol afgeraden voor 4 maand, passieve immuniteit aan omgeving - chronisch: alcohol verbier, alfa-interferon & specifieke antivirale medicatie --> echografie & bloedonderzoeken voor leverkanker 4) preventie: vaccinatie - systematisch op babyleeftijd --> extra: medici, nierdialysepatienten, homo's, seksindustrie, hemofilie - vermijden bloed & sekscontact
51
diagnostische testen bij hepatitis B
5 testen virus 1) HBS-Ag hepatitis B surface antigen --> op virus 2) HBS-Ab hepatits B surface antilichaam 3) HBE-Ag hepatitis B extra antigen --> vrijkomen tijdens delen 4) HBE-Ab hepatitis B extra antilichaam 5) HBV-DNA aanwezigheid acute & chronische hepatitis: HBS-Ag +, HBS-Ab -, HBE-Ag +, HBE-Ab -, HBV-DNA + spontane genzeing: HBS-Ag -, HBS-Ab +, HBE-Ag -, HBE-Ab +, HBV-DNA - gezonde drager: HBS-Ag +, HBS-Ab -, HBE-Ag -, HBE-Ab +, HBV-DNA (+) prikaccident --> vaccinatie = geen probleem --> ander = passieve immunisatie & vaccin = antilichamen inspuiten
52
hepatitis C
1) oorzaak - perenteraal maar heel weinig niet via naalden --> bloedtranfuus voor 90% - 35% onduidelijk --> co-infectie met HIV mogelijk - incubatie = 1-5m 2) symptomen = assymptomatisch 3) verloop - 80% chronisch - minder aggresief --> cirrose & kanker (gemiddeld na 10j) 4) diagnose - viraal RNA & antilichamen in bloed --> nog infectieus bij aanwezigheid intilichamen 5) behandeling - specifieke medicatie & regelmatige screening tegen leverkanker 6) preventie - logisch hygienisch gebruik
53
galstenen
1) mechanisme - te grote hoeveelheid cholesterol in gal = verkalken 2) risico groep = 4F's female, fat, over fourty & fair (blank) 3) symptomen - vaak assymptomatisch - migratie van galblaas door ductus custicus = obstructie --> galkoliek = pijn in leverstreek tot enkele uren - vooral bij (vettig) eten: samentrekken van galblaas - blijvend = secundaire infectie = koorts - migratie naar hoofdgalweg = icertus 4) diagnose = klinische vermoeden -> echografie 5) therapie - NSAID voor pijn - galblaas mat kijkoperatie (laparoscopie) wegnemen