allergieën & infecties Flashcards
alergie algemeen
≠ intollerantie
1) allergie
- 1/3 mensen
- hypersensitiviteit reactie van immuunsysteem = mogelijk schadelijk
- prikkel = allergeen
- toename in prevalentie: meer hygiëne & minder contact met microben
–> eerste levensjaar: meer contact met microben = minder kans op latere allergieën
- bevorderende factoren: genetische predispositie, geen broers of zussen, niet naar kinderdagverblijf, westerse samenleving
alergie pathofysiologie
- eerste contact
- aanmaak van IgE door lymfoïd weefsel
- binding op mastcellen in huid & slijmvliezen
- tweede contact
- vorming antilichaam x antigen complex op mastcellen
- degranulatie mastcellen
- vrijkomen mediatoren
- histamine = vasodilatie & hogere cappilaire permeabiliteit
- leukotriën = aantrekking neutrofielen & eosinofiele = vorming arachidonzuur
- verhoogde klierexretie = traanogen & lopende neus
soorten allergieën
- lokale van gebonden IgE
- neus = allergische rhinitis = neusloop, niezen, jeuk, verstopping
- ogen = - conjuctivis = roodoog, jeuk, tranen, gezwollen
- luchtwegen = astma = hoesten & kortademig
- huid = aptische dermatitis = rood & jeuk
- acuut/chronische contacteczaam
- mond = voedselallergie = oedeem in lippen = quincke-oedeem & huiduitslag - atopie
- vroegtijdige hypersensitiviteits reacties
- bij kinderen vb: melkkorsten door koeienmelk
- familiaat voorkomen - allergenen
- inhalatie = huisstofmijt, dierenepitheel & pollen
- contact = latex & nikkel
- voedsel
- medicatie = vooral antibiotica
allergische rhinitis
= hooikoorts
1) allergenen
- graspollen = stuifmeel
–> verhoging door polluctie & opwarming van aarde = langer & vrouger
- katten & hondenepitheel
- huisstofmijt
2) symptomen
- 15min = neusloop & niezen
- overgaan in verstopte neus
- contact verbroken = mediatoren natuurlijk afbreken = symptomen verwijderen
3) geassocieerde symptomen
- allergische conjuctivitis
- 1/10: astma symptomen
- oraal allergiesyndroom: 50% van mensen met AR
–> tintelingen & jeuk bij rauwfruit & groenten
–> vaak kruisallergie met pollen
- hoofdpijn & verminderde reuk-smaak
4) diagnose
- symptomen
- subcutane huidpriktesten: allergie = lokale huidpapel
–> vooral voorarm of rug = dunnere huid = snellere reactie
5) therapie
- vermijden van allergeen
- topische antihistaminca: neusdruppels, oogdruppels of pillen
- topische corticoïden bij hardnekkige vormen
- immunotherapie
immunotherapie bij pollen
als andere therapie niet helpt
1) 16x allergeen in 16weken toendienen
2) aanmaak van IgG
3) 3 jaar verdergaan met 1x per maand
4) 80% remedie
≈ vaccin
anaflyaxie
1) ziekte
- nooit bij eerste keer: 3/4e keer
- overdreven/levenbedreigende overgevoeligheid
- bronchospansmen = dyspnoe = kortademigheid
- hypotensie = lagebloeddruk (niet door bloedverlies)
–> shock
- oedeem van stembanden & tong = stridor
2) allergenen
- hymenopteragif = wesp, bij & hommel
- voeding = scampi, schaaldieren, noten
- geneesmiddelen = penicilinne
- latex = handschoenen, medisch materiaal, condooms
3) therapie
- milde symptomen = antihistamenica & observatie patiënt
- milde symptomen + gezwollen tong/oogleden = antihistamenica, cortisone & observatie
- kortademigheid = adrenaline inhalatie of intramusculair
- shock = adrenaline intramusculair, zuurstof of intensieve zorgen
–> volwassen = 0,30mg, kind = 0,01 ml/kg
zelftoediening = epipen
4) preventie
- vermijden activiteiten op steken = buitenhuis eten, bloodvoetswandelen, tuinieren, …
- desensibilisatie/immunotherapie = opklimmende doses voor toleratie
–> allergen blokkerende IgG aanmaken
klinisch beeld anaflyaxie
vb: wespen- & bijengif
- normaal = lokale reactie = roodheid & pijn
- uitgebruik = groter = 25% mensen
- graad 1
- huidsymptomen vb: urticaria
- gezwollen tong - graad 2
- kortademigheid
- piependa ademhaling
- darmklachten - graad 3 = effectieve schock & bewustzijnverlies
- graad 4 = hart/ademstilstand
afh van
- aantal & interval van steken
- ernst van vorige reacties
- leeftijd: oudere > kind
- insect: bij > wesp
algemeen infecties
1) relatie mens & micro-organismen
- onschadelijke micro-organismen
- symbiose of commensalisme = alle plekken verbinding met huid
–> vb: huidflora = reden stikend zweet, anders geurloos of 1/2 in kamer geprikt door muggen = specifieke geuren
- schadelijke = pathogeen
–> ziek maken of doden
2) effect van mirco-organismen
- virulentie = ernst
- barrieren: ciliën inluchtwegen, maagzuur, huidbarrière
–> celiën verdwijnen door roken
- immuniteitsysteem
3) voorkomen
- grootste oorzaak dood in ontwikkelingslanden
- grotere verspreiding door: armoede, hygiëne, overbevolking, gebrek aan therapie & mobilitiet mensen
- westers = verdwijnen door hygiëne of betere controle door antibiotica
–> overgebruik = antibiotica-resistente bacterieën
groepen van micro-organismen
1) prionen
2) virussen
3) bacteriën
4) eukaryoten
prionen
- meest eenvoudig
- recent ontdekt
- enkel eiwitten
- niet doodbaar = boven 140° = niet haalbaar
- creutzfled-jacob = degeneratieve hersen ziekte
–> bij eten van besmet rundvlees
virussen
1) structuur
- DNA of RNA virussen
- DNA/RNA kern omgeven door eiwit kapsel
–> soms ook nog door eiwitenvelop
- gastheer nodig voor replicatie
- kleiner als 200nm
2) mechanisme
- RNA inplanten in menselijke cellen
- delen van menselijke cellen
- activatie van virus
- enorme replicatie van virus
2) voorbeelden
- hepatitis A, B & V virus = hepatitis
- herpes simplex = koortsblaazen
- herpes zoster-varicella = windpokken & zona
- influenzavirus = griep
- hiv = aids
- Epstein-Barr-virus = klierkoorts
- rubellavirus = rubella
- mazelen virus = mazelen
- poliovirus = kinderverlamming
bacteriën
1) structuur
- zowel DNA & RNA
- geen celkern = prokaryoten
- autonome replicatie door ribosomen
- groter als virussen
2) voorbeelden
- heamophilus influenza = luchtweg & longinfectie
- escherichia coli = blaas & nierinfectie
- salmonella = darminfectie
- neisseria gonorrheae = gonorree
- neisseria mengitidis = meningtits
- myobacterium tuberculosis = tbc
- streptococcus pyugenes = vleesetende bacterie
3) onderverdeling
- gramkleuring = grampositief & gramnegatief
- staafvormig = bacillen
- ronde = kokken
–> streptokokken = ketting, diplococcen = per 2
- anaeroben & aeroben
eukaryoten
= meest gesofisticeerd
1) protozoa
- 1 cellig
- plasmodium vivas = malaria
- trichomonas vaginalis = vaginitis
- giardia lamblia = darminfectie
2) fungi
- schimmels & gisten
- enkel aanwezig bij verminderde weerstand
- candida albicans
–> overgroei door antibiotica of slecht gereguleerde diabetes
- aspergillus
- cryptococcus
3) wormen
- darmklachten
- enterobuis vermicularis = oxyuren of aarsmaden
- taenia saginata = lintworm
- ascaris lumbricoides
voorbeelden eukaryotische worm infecties
1) enterobuis vermicularis = oxyuren of aarsmaden
- jeuk = aan aars krabben
- onder nagels = feaco-oraal of normaal verspreiden
- bacterie krijgen
–> alle beddegoed 2x wassen met 14 dagen tussen
2) taenia saginata = lintworm
- plat & breed: kop met schakels
- schakels afscheiden = feaces
- gebruiken als mest = verspreiden naar dieren & andere mensen
- weinig symptomen
- therapie = yomesan
3) ascaris lumbricoides
overdracht van infectie
1) endogene infectie = normale flora in steriele ruimten
- urineweginfectie door darmflora
- darmperforatie
- geen fysieke perforatie nodig bij onderdrukte immunitiet
2) lucht transport
- luchtweginfecties van persoon op persoon
- infectieuze druppels = droplet transmissie
- aerosolen vb: legionellose
3) faeco-oraal
- water, voeding of contact met fecaliën
- grote verspreiding door slechte toiler hygiëne in voedingsindustrie
4) vector vb: malaria in enopheles mug
5) direct contact
- seksueel = scabies (schurft) & ander soa’s
- bloedcontact = hepatits
- druggebruik intravneuz
- geboorte = veel wondjes = bloeduitwisseling moeder & kind
- naaldprikken
- slechte handhygiëne
pathogenese van infectie
1) microben in lichaam
2) binding op specifieke receptoren = inoculatie
–> elke micro-organismen heeft specifieke cel/orgaan waar effect uitvoert
3) infectie
- bacterieën = in weefsel
- virussen = in vel
4) vrijkomen van toxines & afsterven cellen
5) weefselschade
6) reactie door immuunsysteem = witteboedcellen & fagocyten
–> etter = neutrofielen: bacteriele infectie
7) productie van immuunstoffen vb: cytokines = ontsteking
8) klinisch beeld van infectie vb: koorts
koorts
1) ziekte
- effect van interleukines & TNF op hypothalamus (thermoregulatie centrum)
-> verhoging prostaglandinesynthese
–> verhoging temperatuur
= toepassing van aspirine
2) oorzaken
- infectie
- immunologische aandoeningen
- tumoren
- weefsel necrose
3) diagnose
- temperatuur meten: axillair = vaakst = 37°, sublinguaal = gevoeligst = 37,2 & rectaal = acuraatst = 37,5
- afwezigheid ≠ afwezigheid koorts: vaak bij bejaarden die aan koortswerende medicatie zitten vb: aspirine
4) neveneffecten
- stuipen bij jonge kinderen & plotse veranderingen
- toegenomen metabolsime = vermagering & spierzwakte
- zweten & vochtverlies = bloeddruk daling
- ouderen = acute verwardheid
5) behandeling
- paracetamol
- aspirine & NSAID’s
- afkoeling
- causaal maar meestal niet nodig door zelflimitatie
koorts bij jonge kinderen
1) jonger als 5 jaar
- vaak hoge koorst
- mogelijkheid tot stupes = seskes
- therapie bij koorts = suppo’s perdolan
- therapie bij stuipen = koud water bad
- door: otitis = oorontsteking, pyelonefritis door reflux & hersenvlies ontsteking = mengitis
-> stuipen houdes als 5 = wijst op andere onderliggende problematiek = dokter raadplegen
onderzoekingen bij infecties
1) ondervragingen naar eventuele bron van infectie
2) klinisch onderzoek
- lichamelijk onderzoek
- temperatuur
- afh van symptomen
- cultuur = perischaaltje
3) bloedonderzoek
- WBC & neutrofilie = bacterie
- leukopenie = viraal
- specifieke mirco-organismen (+urine, feces, sputum, etter, keel, …)
- serologie = antilichamen
–> IgG = afgelopen infectie
–> IgM = recente infectie
- DNA & RNA in bloed & ander lichaamsvochten
–> door PCR = polymerase chain reaction
4) beeldvorming
- longontsteking = thorax
- galblaasontsteking = abdomen
PCR methode
polymerase chain reaction
1) staaltje
2) transcriptase: RNA omzetting in DNA = enkel mogelijk met DNA
3) primer = polymerase
4) onderzoek naar DNA
- veel specifiek viraal DNA = positief
= altijd specifieke test
verloop van antistoffen
1) IgG
- stijgen bij infectie
- heel langzaam afnemen
- aanwezig ≠ huidige infectie
–> 2e onderzoek moet stijging aantonen = bewijs huidige infectie
- niet acute diagnose
2) IgM
- enkel aanwezig tijdens infectie
- acute diagnose
behandeling van infectie
1) antivirale middelen = virostatica
- heel specifiek
- enkel bij ernstig verlopende infecties
- acivlocir bij herpes
- aids
2) antibiotica
- enkel tegen bacterieën
- doden of verzwakken
- penicillines
- foutief gebruik = resistentie
–> ziekenhuis bacterie = verzamelnaam voor multiresistente bacteriën = MRSA of ESBL
- MRSA = methicilline resistente staphylococcus aureus
- ESBL = extended spectrum beta-lactamase
–> lactamae = afbreken beta-lactam = antibiotica
–> door overmatig gebruik bij kippen: meer antibiotica = langer leven
antibiotica resistentei
door overmatig gebruik & oncorrect gebruik
MSRA = methicilline resistente staphylococcus aureus
- screeninsprogramma
UZ: iedereen die 48u wordt opgenomen en
- 75+
- verblijven in zorginstelling
- voorbije jaar gehospitaliseerd
- verleden als MSRA positief geweest zijn
- contact hebben met vee
afname
- wissers in beide neusvleigen = tonsillenboog
+ openwonde = in wonde
+ urineweginfectie = urinestaal
+ hoest = sputumstaal
MSRA+ = contact & isolatiemaatregelen
- vb: handenwassen, bare below the elbows
gescheidenis vaccinatie
1e vaccin = pokken
–> nu volledig weg
1) koeien pokken = analoog van pokken
2) melkers in turkije worden minder ziek van pokken
3) toepassing = immuniteit
4) vocht vanuit koeienpokken subcutaan toedinen
vaccinatie
= 1e contact kunstmatig toepassen
= maken van antilichamen
afzwakking van antilichamen = 2 dossisen toedienen + boosters
- nooit voor 2 maand: immuniteit door moeder & slecht immuunsysteem
- kinderen = toedienen van hexavalent = 6 vaccin’s in 1 spuit
1) verzwakt toxine van bacterie = anatoxine
- bij tetanus & difterie
- ziekte = gif van bacterie
- gif onschadelijk maken maar bacterie wel toedienen
2) verzwakte bacterieën of virussen
- door verhitting, bestraling of genetische manipulatie
- inactivering van virus maar intacte eiwitstructuur
- soms milde reacties = niet bij zwangere vrouwen, verminderde immuniteit
- bof, mazelen & rubella virussen
- bacterieel = tegen buiktyfus & tuberculose
3) delen van een virus of bacterie
- injecteren virus zonder genetisch materiaal
- geen vermenigvuldiging
- pneomokokken & meningitis
4) genetische vaccins
- boodschapper mRNA los of in ondschadelijk virus
- synthese door cellen zelf = mens zelf
- herkenning eiwit = immuunreactie
- mRNA los = Pfizer & biontech moderna
- in virus = AstraZeneca, Johnson&Johnson & spoetnikvaccin
banale virale infecties
= infecties op kinder leeftijd
- spontaan overgaan
- antistoffen vooraleer kleuterschool opgevat
- vooral lucht & darmweginfecties
–> griepaalsyndroom
1) adenovirussen
- acute keelonstekinge = faryngitis
- kan overgaan in laryngitis
- subtypes
2) rhinovirussen = rhinitis
- klassieke verkoudheid
- 100 types = geen vaccinatie
- enkel mogelijk bij mensen & chimpansees = receptoren voor virussen
3) rotavirussen
- gastro-enteritis bij kinderen
- milde respiratoire symptomen
- braken, kooerts & diarree
–> opletten voor dehydratatie
- epidemieën van diarre
enkel ondersteunende behandeling
mazelen
1) ziekte
- significant onderdruk door vaccinatie = bijna verdwenen
- opflikkering door minder nauwgezette programma’s & niet gevolgde boosters
- door paramyxogroep = RNA-virus
- overzetting door druppels tijdens hoesten & niezen
2) symptomen
- incubatie periode van 10d
- rhinits, conjugtivitis, hoesten & koorts
- diffusie vlekkerige uitslag: niet jeukend & geen blaasjes
- begin achter oren -> hele lichaam
- koplikvlekjes in mond = pathognomonisch
3) complicaties
- 1/3
- otities, encefaltitis & pneumonie
- kan leiden tot sterfte
geen specifieke behandeling
geen herval
bof
= dikoor
1) voorkomen
- in 2012 opkomt bi Gentse studenten populatie
- 1/5 niet immuun: geen effect vaccint & missen booster op 12/13j
- door paramyxovirus = overdracht door luchtdruppels
2) symptomen
- koorts, spierpijn & hoofdpijn
- zwelling van parotis = zichtbaar
–> oorpijn bij openen mond
3) complicatie = teelbalontsteking = orchitis
–> kan leiden tot onvruchtbaarheid door atrofie van testikels
- soms ook hersenvliesontsteking & eierstokontsteking
geen specifieke behandeling
rubella
= rode hond
- rubellavirus
- oligo-symptomatische infectie met weinig klachten
- besmetting klieren achter oren & hals
- diffuus vlekkerige uitslag
- verdwijnen van symptomen na enkele dagen
tijdens zwangerschap = mogelijkheid tot doofheid & blindheid
–> medische reden voor abortus
soorten herpes
herpes = acute infectie gevolgd door latente aanwezigheid
-> opflakkeringen door gedaalde weerstand
groep 1
- HSV 1 herpes simplex type 1 = aangezicht ≠ soa
- HSV 2 herpes simplex type 2 = geslachtsorganen = soa
- HZV hepres zoster-varicella
groep 2 = CMV cytomegaalvirus
groep 3 = EBV Epstein-Barr-Virus
reactivatie na latente vase
- groep 1 = vaak, 2 = bij gedaalde immuniteit, 3 = heel weinig
HSV 1
HSV 1
- 70%
- 1/3 = regelmatige koortsblazen
- primo-infectie = via mond of huid = onopgemerkt
–> stomatitis = pijnlijke blaasjes in mond die kunnen opbreken = ulcera & daarna korstjes
- latent aanweig in ganglion op n. trigeminus = 5e hersenzenuw
–> volgt weg van zenuw = blaasjes rond mond
- reactievatie door stress, infectieziekten, koorts, zonlicht, …
–> herpes labialis = koortsblazen
- redieven meestal op primaire inoculatie plaats = meestal rond mond
+ keratoconjuctivitis = oogslijmvlies ontsteken
+ encefalitis = hersenontsteking
HSV 1
HSV 2
- meestal wel symptomen
- ulceraties rond geslachtsorganen & anus
- in sacrale ganglia
erstig verloop = erstig gedaalde immuniteit vb: chemo & aids
3) therapie
- erstige primo = aciclovir
- recidiverende herpes labialis = niks
–> heel frequent = aciclovir
HZV
= herpes zoster-varicella
= wind/waterpokken
1) symptomen
- primo = kinderleeftijd = wind-pokken ≠ pijn
1) vesikels over gehele lichaam
2) openbarsten
3) kortsjes achterlaten
–> alle stadia voorkomen
- infectie op oudere leeftijd = ernstiger vb: longontsteking
2) verloop
- besmettelijk 2 dagen voor symptomen tot einde van symptomen
–> door luchttransport
- latent aanwezig in dorsale ganglia
- opflakkering bij verminderde weerstand = wind-pokken unilateraal op dermatomen van infectie = zona of gordelroos
- grote blazen op beperkte zonde & pijnlijk
–> kan lang aanhouden = postherpetische neuralgie = aciclovir
- soms op n. ophtalmicus = hoornvlies beschadigen
3) therapie = geen buiten aciclovir voor PN
- vaccin maar geen aanrading
CMV
cytomegaalvirus
1) symptomen
- primo = onopgemert
–> 1/2 = antistoffen voor CMV
- heropvlakkering bij erstige daling immuunsysteem: beenmerg of orgaantransplantatie & aids
–> preventief voor transplantatie mediactie anders zwage gevolgen
- mononucleose-achtige infectie
- aantastig mogelijk aan hersenen, netvlies, longen & GI
- langdurige vermoeidheid
- dikke klieren
2) complicaties
- zwangerschap + acute CMV = foetale CMV = blijvende gehoorproblemen & ontwikkelingsachterstand
- 10%
3) diagnose
- specifieke antilichamen aantonen
- PCR uit bloed of andere vochtes
- biopsie van aangetast orgaan
EBV
= Epstein-Barr-virus
= kissing dissease
= mononucleose
–> overdracht door speeksel & aerosol
1) symptomen
- koorts & keelpijn
- vergrootte lymfeklieren in nek & hals = klierkoorts
- vergrootting van milt = splenomegalie
+ soms hepatitis
- 5tal dagen koorts
- moeheid die meerdere weken/ maanden kan duren
2) verloop
- latent aanwezig aan B-lymfocyten
- reactivatie = zeldzaam: zware immunodepressie
3) diagnose
- specifieke antilichamen aantonen
- geen therapie
influenza
= griep
1) type A = pandemieën & endemieën
2) type B = kleine groepen mensen vb: scholen
3) type C = zeldzaam ziek
- speciale eigenschap: antigene veranderingen van RNA of AZ = tegen antilichamen van gastheer bescermen
–> elk jaar nieuwe griep
- infectie = druppels door hoesten/niezen tot max 2m & onrechtstreeks = 4u op voorwerpen
1) symptomen
- koorts
- algemen spierpijn in ledematen
- hoofdpijn & keelpijn
- droge hoest
- 5 dagen
- ouderen = surinfectie vb: longontsteking met H. influenzae of S. pneumoniae
2) therapie
- paracetamol
- bij surinfectie = antibiotica
- specifieke antivirale middelen = niet zo effectief
- normaal 1500doden/jaar
–> minder door gelijkaardige maatregelen corona
3) preventie = vaccin dat 1 jaar bescherming geeft
- 65+
- jongeren met: chronische aandoeningen aan hart of luchtwegen, diabetes, nierlijden, immunodepressie & zwangerschap = 2e trimester vaccineren
- installing & gezondheidssector = aangeraden
influenza naamgeving
HN-naam
H = hemaglutinube eiwit = vasthechten op cellen
N = neuraminidase enzym = celmembraan openbreken voor infiltratie & uitbreken
veranderen elk jaar = ander vaccin
1918 = spaanse griep = H1N1
1950 = Aziatische - = H2N2
1960 = HongKongse - = H3N2
2009 = Mexicaanse - = H1N1 = swine flu
seizoensgroep & vogelgriep
1) seizoensgriep
- voorkomen met vaccin
- vooral in winter
2) vogelgriep = influenza analoog
- alle dieren maar treft pluimvee & eenden vooral
- enkele jaren terug veel
- zuid-oost Azië
- beroepsfokkers van vogelte & varken + familie leden = vaccinatie
3) pandemische griep
- nieuw virus waarvoor mensen geen enkele weerstand hebben
- 2009: 1/H1N1 = mexiaanse griep = swine flu
- algemene maatregels: handenreinigen, niezen & hoesten bedekken
covid-19
= corona
1) 2002 = SARS = severe acute respiratory syndrome
2) 2012 = MARS = middle east respiratory syndrome
3) 2019 = SARS-COV-2 = covid-19
1) besmetting
- persoon op persoon
- indirecti: 48u overleven
- inoculatie via neus, mond, keel & oogslijmvlies
- incubatie van 5dagen waarin besmettelijk
2) symptomen = luchtwegen
- hoest, thoracale pijn & kortademigheid
- geur & smaakstoornissen
- vermoeidheid, koorts & spierpijn
- 30% ≠ symptomen, 50% mild
–> risicopersonen = ernstig = SARS & respiratoire ondersteuning
- afbraak door eigen immuunsysteem
3) therapie = sypportief
- monoclonale antilichamen bij verminderde immuniteit
- zuurstof bij hypoxie
- bloedverdunners tegen trombose
- cortinsoe = hyperactieviteit immuunsysteem onderdrukken
covid-19 mechanisme
overreactie immuunsysteem: overproductie cytokines
–> richten tegen luchtweg & longcellen
remming door cortisone door remming van immuunsysteem
overlijden door zuurstofinsufficientie & trombosen
ebola
= filovuris in sub-saharisch afrika
1) symptomen
- incubatie tijd = 2-21 dagen
- begin ≈griep & malaria = koorts, malaise, hoofdpijn, spierpijn, misselijkheid
- later = buikpijn door vergroting lever & milt & mogelijk conjuctivitis
- braken & diarree
- inwendige & uitwendige bloedingen
- mortaliteit = 60-90% = erg hoog
2) besmetting
- direcht contact door bloed& lichaamsvocht of voorwerpen gecontamineerd
- vooral tijdens 2e helft = braken & diarree
3) therapie
- symptomen behandeling
- patient isoleren
- vaccin recent
–> niet preventief: pas als lokale uitbraak bezig is
besmetting & prevalentie van HIV & AIDS
HIV = human immunodifeciency virus
AIDS = aquired immunodeficiency syndrome
begin = 1986
daling mortaliteit door schrik & therapie uitvinding
–> therapie = minder schrik = meer HIV
recent daling: nemen van prep preventief voor HIV
–> sterfte tegen 0
1) wereldwijd
- 2019 = 38milj
- vele niet weten
- 3 milj kinderen
- 1/2 subsahara afrika
- doden = 700.000
- opsporing door SWAB speekseltest als primaire methode
2) België
- top 5 europa nieuwe infecties
- 1/2 belgisch, 1/3 subsahara
- 80% mannen = 65% met MSM = mannen seks met mannen
3) besmetting
- seksuele overdracht: sperma & vaginale secretie
–> wereldwijd = heteroseksueel, westers = MSM
–> meer bij anale seks want meer wondjes
- kind op kind = vooral afrikaanse landen: 40% bij bevalling + borstvoeding
–> nekel bij niet behandelde moeders
- bloed&bloedproducten = ontwikkelingslanden = onvoldoende tests
- besmette naalden = 0,3%
- geen normale sociale ontacten of muggenbeten
ziekte HIV & AIDS
1) diagnose
- speeksel = minder gevoelig & minder specifiek
- anti-hiv antilichamen aantonen
- confimatietest nodig
- 3 weken tot maanden na infectie pas tevoorschijn
2) pathogenese
1. HIV-kapseleiwitten x T-helper lymfocyten = CD4
2. dubbelstrengig RNA intracellulair
3. omzetting tot DNA in lymfocyt door viraal reversed transcriptase
4. verdubbeling door lymofcytair polymerase
5. incorperatie van DNA
6. tot 10j geen effect
7. herschrijving naar RNA
8. replicatie virus
9. virale load stijgt = omgekeerd evenredig met lymfocyten
10. daling immuniteit
11. geen effect van antistoffen
antistoffen aanwezig maar geen effect -> seropositief
verloop van HIV & AIDS
grafiek virale load & CD4 /tijd
1) stijging van virale load & daling CD4
-> dipje kan griepaalsyndroom veroorzaken maar vaak assymptomatisch
2) terug recuperen CD4
3) daling & dal van virale load = 10j
4) poltse steiging = activatie virus
5) daling van CD4 permanent
6) onder 200 = aids
kliniek HIV & AIDS
1) acuut viraal syndroom = 2-4w
- seroconversie = asymptomatisch
- koorts, spierpijn, halsklierzwelling, keelpijn & huiduitslag
- neurologisch: hoofdpijn & nekstijfheid
- hoge virale load
2) asymptomatische fase = latente fase
- 10 jaar
- geen symptomen maar voortdurende virus replicatie
- stilaan dalen van CD4+
- lager 500-200 = aidsbeeld = stijging virale load
3) symptomatische fase = aids
- reactivaties van vorige infecties maar erger
–> herpes, tuberculose, canadida albicans
- orale candida = slokdarmontsteking = dysfagie (pijn bij slikken)
- schimmelinfecties
–> P. carnii = longinfextie
–> C. neoformans = mengitis
–> cryptosporidium = diarre
- kwaardaardige aandoeningen
–> lymfomen & kaposisacroom (bloedvatwand
behandeling HIV & aids
1) therapie
- vroeger = driemaandelijkse opvolging & behandeling starten vanaf stijging virale load & daling CD4 onder 500
- nu = antivirale middelen vanaf begin
- ART = antiretroverale therapie
–> terug betaald in België
+ geneesmiddelen = tussenkomst van verschillende replicatie fasen
–> 2 pillen per dag, vroeger = cocktails
2) preventie
- vaccin ≠ door wijzigingen in genetisch materiaal
- vooral vermijden overdracht
- besnijdenis meer hygeïne + beschermend door dikkere hoornlaag
- prikaccident = 4 weken PEP = post-exposure Prophylaxis
–> nooit recappen van naalden
–> 48u na accident tot maand volhouden: 80% doeltreffend
- PrEP = pre-exposure Prophylaxis =90%
–> verhindering binnendringen virus
–> elke dag pil of eventdriven = 24u voor anale seks tot 2 dagen erna
soa’s
= seksueel overdraagbare infectieuze aandoeningen
- frequenste infectie ziektes
- toename afgelopen decennium
- vooral mannelijk 15-30j
door
- geen condoom gebruik
- promiscuïteit
- MSM
- drugs- & alcohol gebruik
veel verspreiding door sommige zonder klinische tekens
HPV
= condylomata accuminata
= ano-genitale wratten
meest voorkomend
1) ziekte
- tropisme op plaveiselcellen
- papilloma virus = dsDNA
- veel verschillende types
–> 6 & 11 niet oncogeen
- wratten meestal aniogenitale = condylomata accilminata = geslachtsorganen, anale streek & mondslijmvlies
–> plaats afhankelijk van type vb type 16, 18 & 31 = anale kanker
- besmetting: venerisch & niet-venerisch materiaal = besmet materiaal
- blijft zitten bij 10% = chronische HPV infectie
2) therapie
- weinig subjectieve last
- soms groot maar soms ook bijna niet zichtbaar
- behandeling want hoog besmettelijk & evolutie naar carcinoom
- langdurige controles = uitstrijkje van baarmoeder
3) preventie = vaccin & safe sex
- condoom beschermt niet altijd
–> lagere kans op baarmoederhals kanker
- Ceravrix (16&18) & Gardasil 9 (6, 11, 16, 18, 31, 33, 45, 52 & 58) vaccin
- zowel jongens als meisjes
–> meisjes = tussen 10-13 2 dossisen of ouder zonder seksueel contact = 3 dossisen
–> jongens = 1 dosis in eerste secundair
syfilis
= leus
1) ziekte
- treponema pallidum = spirocheet
- condoom beschermt niet altijd
- incubatie van 3-4 weken
2) symptomen
primaire fase
- harde sjanker = verheen ucleratie
- meestal penis/anus
- plaats van doorboring
- geen pijn x lieszwelling
- 6 weken
secundiare fase
- huiduitslag & koorts
- 3 weken
- tot hier besmettelijk
latente fase = 2 jaar
tertiaire fase
- gymma = zachte huidgezwellen
- granulatie weefsel
- tot in CZ, hart, botten & BV
3) diagnose = serologie = antilichamen
4) behandeling = penicilin IM
–> geen immuniteit = reinfectie mogelijk
gonorree = druiper
1) ziekte
- neisseria gonorrheae = diplokok
- enkel mensen: slijmvliezen van urinaire trachtus, rectum & farynx
- vaak asymptomatisch
- 1/3 = associatie met chlamydia trachomatis
- huidige epidemie
2) symptomen
- incubatie = 2-5 dagen
- mannen: uretheriris = pijnlijke dysurie & etterverlies
–> homoseksueel = rectale infectie = anale pijn, slijmverlies & jeuk
- vrouwen: vaginale afscheiding & dysurie
–> 50% asymptomatisch
opsteigen naar baarmoeder & eileiders kan leiden tot onvruchtbaarheid
3) therapie = antibiotica (penicilinne) zowel patient als partner (alle soa’s)
maar meestal spontaan
chlamydia trachomatis
1) symptomen
- vaak asymptomatisch = verspreiden
- mannelijk: urethritis met dysurie & vochtverlies + rectitis bij anogentiale seks (speciaal type)
- etter uit penis = penis”melken”
–> 50% asymptomatisch
- vrouwen: 80% zonder klachten, vaginale afscheiding, dysurie & bloedafscheiding
2) diagnose = afschaping van muscosa door curette
–> serologie
3) therapie = antibiotica = tetracyclines
trichomonas vaginalis
1) ziekte
- geflagellerd protozoön
- vaginitis & toegenomen afscheiding bij vrouwen
- mannen ≠ symptomen
2) diagnose = vaginaal slijm zoeken naar flagellen
3) antibiotica bij man & vrouw
schaamluizen
= pediculosis pubis
- aan pubisbeharing
- eieren aan basis van haartjes
- jeuk
- aantonen door neten = eiren
- therapie = lokaal luisdodend middel
schruft
= scabies
- heel dicht op elkaar leven ≈ seksueel contact
- jeukende letsels op huid = rood & verheven
–> nachtelijke huid - tussen vingers, tenen, handpalmen, voetzolen, oksels & penis
- therpaie = lokale preparaten
apenpokken
= monkey pox
1) ziekte
- centraal & west-Azie
- zoönose
- natuurlijke verspreider = eekhoorns & apen
- eerst in congo
- 2022 = wersterse wereld bij MSM
- binnendringen via huid/slijmvlieswonjes & druppel infactie
2) symptomen
- onmiddelijk besmettelijk, incubatie = 7-14 dagen
- begin: koorts, hoofdpijn & gezwollen klieren
- later: huidletsels op handpalmen & voetzolen
- blaasjes & pappels die kunnen opengaan
- spontane genezeing
3) diagnose = PCR
4) therapie = isolatie
5) preventie
- smallpox = deels beschermd
- MP-vaccin voor MSM aangeraden