G Flashcards
1
Q
gangetje (z’n gangetje)
A
as usual
2
Q
gaten
A
to keep an eye on
3
Q
het gebit - het gebittenbakje
A
dentition / box for the dentition
4
Q
het gedoe
A
hassle / problema
5
Q
gedotterd
A
angioplasty
6
Q
het gedrag
A
behaviour
7
Q
het geduld
A
patience
8
Q
de gegevens
A
data / information
9
Q
het geheugen / het geheugenverlies
A
memory / memory loss
10
Q
het gehoor - het gehoorapparaat
A
hearing - hearing aid
11
Q
het gemak
A
comfortable
12
Q
het geneesmiddel
A
medicine
13
Q
geruststellen
A
to calm someone down
14
Q
het geval
A
the case
15
Q
de gevoelens
A
feelings
16
Q
het gevolg
A
the consequence
17
Q
het geweld
A
violence
18
Q
het gewicht
A
weight
19
Q
de gewoonte
A
habit
20
Q
het gewricht
A
joint
21
Q
het gezelschap
A
to keep someone company
22
Q
het gezicht - het gezichtsvermogen
A
face - vision