D Flashcards
1
Q
de dagdienst
A
day shift
2
Q
het dagprogramma
A
program of the day
3
Q
de dagtaak
A
tack of the day
4
Q
de darmklachten
A
intestinal complaints
5
Q
de decubitus/doorligwonden
A
ulcers
6
Q
degene/diegene
A
the one
7
Q
het dekbed
A
duvet / edredón
8
Q
de deken
A
blanket
9
Q
de depressie
A
depression
10
Q
de diabetes
A
diabetes
11
Q
de dialyse
A
dialysis
12
Q
het dieet - de diëtist
A
diet / dietician
13
Q
de dienst
A
shift
14
Q
doordringen
A
to realise
15
Q
doorgeven
A
to pass on / transmitir
16
Q
doorliggen (de doorligwonden)
A
estar encamado