Fysiologie Van De Ademhaling Flashcards

1
Q

Alveolaira ventilatie?

A

De hoeveelheid vérse lucht er per minuut in de alveolen stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe is het mogelijk dat we lucht in en uitademen?

A

Door drukverschillen cfr werking van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ventilatie?

A

Transport van lucht in en uit de longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Respiratoir minuut volume?

A

Hoeveelheid ingeademde lucht per minuut
30% is dood volume
70% is alveolaire ventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe komt gasuitwisseling tot stand?

A

Dit is gedreven door de concentratiegradient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn en wat doen irritosensoren?

A

Dit zijn sensoren in het epitheel vd bronchen ed, bij beschadiging van het epitheel worden deze geprikkeld en gaat de n vagus zorgen voor stijging van mucussecretie en bronchoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beta 2 receptoren in bronchen

A

Gevoelig voor adrenaline, zorgt voor dilatatie

Bv inspanning -> bronchen dilateren -> betere ventilatie alveolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Alfa receptoren in bronchen

A

Zorgt voor bronchoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is er in de longen geen netto filtratie van H2O zoals elders id circulatie?

A

Doordat de longcirculatie een significant kleinere HD heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Surfactant (wat, waar, waarom, functie)

A

Is van levensbelang
Geproduceerd door Pneumocyten type II
Het is een oppervlaktespanning verlagende stof waardoor de alveolen kunnen openen
Bestaat uit lipoproteinen met detergerende werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dode ruimte of Vd ?

A

Ruimte waar geen gasuitwisseling gebeurt, de lucht stroomt er enkel door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Statische functie surfactant

A

Dit is de inhiberende werking op de oppervlaktespanning en daarmee verbeteren van de lingcompliantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dynamische werking surfactant

A

Dit is de beperkte uitrekkingsmogelijkheid bij inspiratie doordat opp vd alveolen vergroot waardoor de dichtheid van surfactant verkleind en zijn werking op dat moment verliest -> bescherming tegen overrek
Hetzelfde bij expiratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bespreek de pleura

A

Visceraal blad, parietaal blad

Id pleuraholte zit smerend vocht en het is VACUUM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat dien de bloedvaten met slecht geoxideerde delen?

A

Vasoconstrictie zodat al het bloed naar goed geoxideerde plekken van de long stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hypoxemische pulmonaire hypertensie

A

Wanneer de O2 druk in heel de long te laag is -> overal vasoconstrictie -> enorme stijging weerstand -> re hart harder pompen zonder veel resultaat -> opstapeling bloed in venen -> oedeem in hals, hoofd, boeg, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Formule luchtstroom

A

F = delta P / R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Delta P

A

Is Palv - Patm

19
Q

Transpleurale druk

A

Dit is Palv - Ppl = Pt

Pt is de maat voor elastische krachten van de long, geeft trekkracht weer die de long moet openhouden

20
Q

Persen en zuigen

A

Dit is met gesloten glottis
Respectievelijk: enorme stijging druk (zelfs pos Ppl)
Enorme daling van Ppl

21
Q

Stridor

A

Is snurken

Expiratoir is meestal diep gelegen

22
Q

Dyspnee

A

Bemoeilijkte ademhaling

Meestal in bovenste luchtwegen

23
Q

Hoe beinvloedt luchtweerstand de longventilatie?

A

F = delta P / R
Bij weinig weerstand zal een klein drukverschil al een enorme stroom veroorzaken
Bv bij bronchoconstrictie -> meer weerstand -> minder luchtstroom

24
Q

Wat is longcompliantie?

A

Rekbaarheid van de long

Cl = delta Vl / delta Pt

25
Q

Van wat hang de compliantie af?

A

Van het elastische weefsel in long en thorax en de opp spanning vd alveolen

26
Q

Tidal volume?

A

Volume uitgewisselde lucht tijdens elke in en uitademing in rust, er blijft veel lucht in de long

27
Q

Expiratoir reserve volume?

A

Wat nog extra kan uitgeademd worden wanneer nodig

28
Q

Residueel volume?

A

Lucht dat obligatoir in longen achter blijft na expiratoir reserve volume

29
Q

Inspiratoir reserve volume?

A

Extra lucht die bovenop Vt kan ingeademd worden

30
Q

Vital capacity?

A

Totaal van inspiratoir en expiratoir reserve volume met tidal volume

31
Q

Totale longcapaciteit

A

Residual volume + vital capacity

32
Q

Hyperpnee

A

Meer en dieper ademhalen

33
Q

Polypnee

A

Frequenter ademhalen

34
Q

Vd inspiratie en expiratie hetzelfde?

A

Nee! Van inspiratie is dubbel zo groot

35
Q

Ventilatie/perfusieverhouding

A

Valv (alv vent) / Q (hoeveel bloed per minuut erdoor stroomt)
Verschilt per longregio
Geregeld door hypoxische VC

36
Q

Wat bepaald de partieeldruk van een stof in het bloed?

A

De opgeloste fractie in het bloed, de O2 gebonden aan eiwit doet niet mee
Belangrijk voor sensoren die daling PO2 opmerken, die kunnen bv anemie niet opmerken

37
Q

Wat is PO2 alv ong?

A

100 mmHg

38
Q

Bespreek O2 opname bij arbeid

A

Meer nood O2 -> stijging CO -> daling PO2 in a pulmonalis -> grotere concentratiegradient -> meer diffusie -> longventilatie stijgt om PO2 alv gelijk te houden!

39
Q

Hoe hebben capillairen een buffersysteem?

A

Bij rust is de gasuitwisseling reeds afgelopen aan de helft vd capillairen, zo kan bij arbeid de gehele lengte gebruikt worden voor meer intense uitwisseling

40
Q

Optimale gasuitwisseling bij arbeid

PO2 in bloed blijft ongewijzigd tijdens arbeid!!!!

A

Capillairen
Stijging CO
Gesloten longcapillairen open -> bloedstroom vertraagd -> betere diffusie
Diepe ademhaling -> diffusieafstand kleiner in alveolen
Grotere concentratiegradient

41
Q

Hoeveel ml O2 is er opgelost in het plasma bij PO2 100 mmHg?

A

3ml is opgelost
197 ml is gebonden aan Hb
Dus 200ml O2 per liter arterieel bloed
20% volume

42
Q

CO2 transport in het bloed op verschillende manieren

A

Opgelost in het bloed
Gebonden op bloedeiwitten (bv Hb)
Getransporteerd als HCO3-

43
Q

Bezenuwing AH spieren

A

Gebeurt door inspiratieneuronen NI
Bij diepe AH actieve expriratie door expiratieneuronen EN
Liggen in respiratie centrum met IC en EC
Respiratie centrum onder controle van pneumotactisch centrum (beinvloedt door PO2, PCO2, H+)

44
Q

2 soorten chemosensoren

A

Centrale meet H+
(In contact met IC en EC)
Perifere meten H +, pCO2, pO2 (connectie met AH centrum)