De Nier Flashcards

1
Q

Hoelang duurt het filteren van al het bloed?

A

20 min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functie juxtaglomerulaire cellen?

A

Productie renine -> omvormen angiotensinogeen -> angiotensine II -> vasoconstrictie thv arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar wordt het grootste deel vh water geresorbeerd?

A

Thv proximale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar in het buizen systeem gaan hormonen inwerken?

A

Distale tubulus en de verzamelbuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wordt de renale bloedvloei snel gewijzigd?

A

Ja bij de kleinste wijzigingen is er een grote impact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

HD in glomerulaire capillairen?

A

Hoger dan in normale capillairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HD in peritubulaire capillairen?

A

Is lager dan normale capillairen om de reabsorptie te stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

urine kan positief testen voor bloed, waarom? (Fysiologisch)

A

Doordat er kleine hoeveelheden Hb mee gefilterd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Filtratie
Reabsorptie
Secretie

A

3 hoofdprocessen vd nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

GFI

A

Hoeveelheid er per minuut naar kapsel v Bowman gefilterd wordt
Kf x netto filtratiedruk
Kf = permeabiliteit x tot opp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heeft de constrictie vd arteriolen effect op de filtratie?

A

Ja er zal altijd een daling zijn. Deze is sterk of zwak afhankelijk van welke arteriole contraheert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is pressure autoregulatie?

A

Kan schommelingen vd HD tussen 80-170 mmHg opvangen

Dus wnr arteriele Bd stijgt, stijgt weerstand vd afferente arteriole (door myogene reflex en macula densa signaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Effect van angiotensine II

A

Constrictie efferente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Neurale regulatie

A

Sympaticus zorgt voor constrictie afferente en efferente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Renal clearance

A

Hoeveelheid plasma dat per minuut geklaard moet worden om een hoeveelheid is urine te kunnen verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat raak je vooral kwijt aan tubulaire secretie?

A

H+ en K+

17
Q

Voor wat is secretie nog belangrijk?

A

Voor excretie van eiwitgebonden stoffen

18
Q

Nierbehandeling proteine

A

De kleine eiwitten gaan in de proximale tubulus met endocytose verwijdert worden

19
Q

Niervehandeling Na

A

Reabsorptie/ secretie ifv hoeveel opgenomen in GI of verloren aan zweet
Nodig voor 2nd actief transport

20
Q

Functie aldosterone

A

Na reabsorptie thv distale tubulus
H2O volgt
Wordt geactiveerd door angiotensine (laag bloedvolume)

21
Q

Functie ANP

A

Actief bij verhoogd bloedvolume -> strecht atria -> release hormoon -> verlaagd Na reabsorptie en verhoogd Na excretie

22
Q

Nierbehandeling Ca

A

Grootste deel gereabsorbeerd thv proximale tubulus (gestimuleerd door PTH)

23
Q

Nierbehandeling K

A

Alle K wordt gereabsorbeerd thv proximale tubulus

Kan ook K secretie zijn in distale delen gereguleerd door aldosterone

24
Q

Wat is concentratie recirculatie?

A

De permeabiliteit van de medullaire collectoren voor ureum dat diffundeert naar de lis ven Henle