Functie, bouw en werking van het zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Kenmerken levend organisme

A
  • Het kan zichzelf handhaven;
  • Het kan zich aanpassen aan uitwendige omstandigheden;
  • Het kan groeien;
  • Het kan zich vermenigvuldigen;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noodzakelijke dingen voor leven

A
  • (Selectieve) opname van stoffen uit de omgeving;
  • Metabolisme (anabolisme en katabolisme);
  • (Selectieve) afgifte van stoffen aan de omgeving;
  • Homeostase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Energie (transformatie) planten

A
  • Fotosynthese uit zonlicht met behulp van chloroplasten, komt zuurstof vrij
  • Andere planten en dieren nemen dit tot zich
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Energie (transformatie) dieren

A

Verbranding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Energie (transformatie) levende wezen zonder zenuwstelsel (ZS) zijn eencelligen (protozoa)

A
  • Spontaan en doelgericht gedrag;
  • Ontvangen van (bio-)chemische prikkels;
  • Kunnen ook groeien en ontwikkelen;
  • Kunnen alleen in water leven; ze moeten voor hun voortbestaan stoffen uitwisselen met de omgeving door middel van diffusie;
  • Nadeel van directe blootstelling aan water: protozoa zijn kwetsbaar voor veranderingen aan omgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Energie (transformatie) meercelligen

A

Bufferzone tussen uitwendig milieu en cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Concentratiegradiënten

A

Diffusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurd er bij dysfunctie zenuwstelsel?

A

Activiteit orgaanstelsels niet meer aangepast > grootheden op drift > MI (interne milieu) vervuild > geen uitwisseling meer > verstoring metabolisme cellen > afsterven cellen.
Injectie van KCl kan leiden tot dysfunctie zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functie ZS eencellige cel

A

Uitwisseling cel en externe milieu (uitwendig).
Extern milieu > veel water > concentraties van stoffen worden nauwelijks beïnvloed door opname en afgifte stoffen door de cel > concentratiegradiënten voor diffusie is constant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functie ZS hogere organisme

A

Cellen < > interne milieu (interstitieel vocht) < > bloed < > externe milieu;
Cellen zijn in contact met interne milieu (interstitieel vocht)
- Concentraties van stoffen in het inwendig milieu worden sterk beïnvloed door opname en afgifte van stoffen door cellen;
- Het moet continu ververst worden, anders is er sprake van vervuiling van het interne milieu (wanneer afvalstoffen toenemen, wordt de concentratie van de benodigde stoffen minder): de samenstelling van het inwendige milieu moet binnen grenzen blijven: homeostase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Belangrijke variabele interne milieu

A
  • Concentratie O2, CO2;
  • Concentratie voedingsstoffen, zout;
  • Concentratie afvalstoffen;
  • pH-waarde;
  • Temperatuur;
  • Watervolume & waterdruk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Homeostase in dit interne milieu door materiële uitwisseling. In het vegetatieve stelsel wordt deze uitwisseling door twee verschillende stelsels gestuurd:

A
  • Vegetatief zenuwstelsel: sympathisch (bij activiteit en stress) + parasympatisch (onbewust) > specifiek en snelle aanpassingen
  • Hormoonstelsel > langzamere aanpassingen en metabole functies

(ortho)Sympathisch: fight or flight
parasympatisch: rest or digest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vegetative verrichtingen die plaatsvinden:

A

Opname stoffen uit de omgeving:
- Tractus respiratorius: zuurstof;
- Tractus digestivus: stoffen en water.
Transport binnen het lichaam:
- Tractus circulatorius: stoffen.
Afgifte stoffen aan de omgeving:
- Tractus uropoieticus: stoffen en water;
- Tractus respiratorius: koolstofdioxide;
- Huid: warmte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Animale stelsel verrichtingen:

A

informatie-uitwisseling via tractus locomotorius (spieren en botten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vegetatieve stelsels sturen temperatuur en andere grootheden door activiteit van organen in het lichaam aan te passen en te coördineren. Het zenuwstelsel stuurt dus grootheden, door aanpassing (en coördinatie) van activiteit van orgaanstelsels:

A

Warme omgeving:
- Meer doorbloeding van de huid;
- Meer zweten;
- Luchtige kleding;
- Koude ventilatieruimte;
- Koele dranken.

Koude omgeving:
- Minder doorbloeding van de huid;
- Minder zweten;
- Warme kleding;
- Kachel aan;
- Rillen, klappertanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Functionele indeling van het zenuwstelsel

A
  • Vegetatief zenuwstelsel > autonoom, visceraal, onbewust, onwillekeurig;
  • Sympathisch: katabolisme, arbeid bevorderend (ergotroop), regelt rasponsen bij activiteit en stress.
  • Parasympatisch: anabolisme, voeding bevorderend (trofotroop), herstel van homeostase.

Sensoren vooral in vegetatieve organen; effectoren > gladde spieren, hartspierweefsel en endo-/exocriene klieren.

16
Q

Animaal zenuwstelsel

A

somatisch, cerebrospinaal, bewust, willekeurig

Sensoren vooral in zintuigen, huid, spieren, pezen, gewrichten, effectoren > dwarsgestreepte spieren

17
Q

Sturing door tegenkoppeling (negatieve feedback)

A

Dreigende storing deel tegengaan. Bij negatieve feedback is al (deels) een verstoring aanwezig, waarna het herstelproces in gang wordt gezet;
Zorgt ervoor dat dreigende afwijkingen van de norm in dynamisch evenwicht worden afgeweerd

18
Q

Open systeem

A

De gemeten afwijkingen van enorm van de geregelde grootheid heeft geen invloed op het proces waarmee de geregelde grootheid (bij. warmtetoevoer) kan worden beïnvloed.
Nadeel: schommelingen van de buiten temperatuur zorgen ook voor schommelingen van de binnen temperatuur.

19
Q

Gesloten regeling

A

Dreigende afwijking van de norm wordt gedeeltelijk afgeweerd: als nu een verstoring optreedt waardoor temperatuur in de broedstoof stijgt, dan neemt de automatische kleihoogte toe, wat zorgt voor een afname van de warmtetoevoer; binnentemperatuur stijgt minder dan in een situatie waarbij een open regelsysteem is

20
Q
A