french Flashcards

1
Q

de troef

A

l’atout (m)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de taalcursus

A

le cours de langue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de uitwisseling

A

l’échange (m)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het onderhoud, het gesprek

A

l’entretien (m)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de groepsgeest

A

l’ésprit d’équipe (m)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het vooroordeel

A

le préjugé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de vooruitgang

A

le progrès

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het dagelijkse leven

A

le quotidien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het verblijf

A

le séjour

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de vlotheid

A

l’aisance (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het vertrouwen

A

la confiance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de studies

A

les études (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de ervaring

A

l’expérience (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de opleiding

A

la formation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de sollicitatiebrief

A

la lettre de motivation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de beheersing

A

la maîtrise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de notie

A

la notion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de kans

A

la opportunité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

verwerven

A

acquérir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verbeteren

A

améliorer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

in de wacht slepen

A

décrocher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

meenemen

A

emmener

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

zich ontplooien

A

s’épanouir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het hoofd bieden aan (geconfronteerd worden met)

A

faire face à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
omgaan met
gérer
26
zich inzetten
s'investir
27
behalen
obtenir
28
beseffen
se rendre compte à
29
opstellen
rédiger
30
zelfstandig
autonome, débrouillard
31
sterk in
doué
32
verrijkend
enrichissant
33
extravert
extraverti
34
taal-
linguistique
35
rijp (voor personen)
mature
36
sociaal(voelend)
sociable
37
spontaan
spontané
38
gewaardeerd
valorisé
39
aangetrokken worden door
être attiré par
40
vlot spreken
parler couramment
41
afstand nemen
prendre du recul
42
la différence entre social et sociable?
social : la vie en société sociable : une personne qui est ouverte aux autres
43
dérivé de : l'aisance
être à l'aise
44
dérivé de : riche
la richesse / s'enricher
45
dérivé de : débrouillard
se débrouiller
46
dérivé de : les études
étudier
47
heimwee
le mal du pays
48
zorgeloos
paisible
49
geweldig
à merveille
50
het minpuntje
le bémol
51
pourrir (=)
gâcher
52
de kortere weg
le raccourci
53
de groepspot (budget)
les comptes des vacances
54
een handje helpen
donner un coup de main
55
de schaamte
la honte
56
het uurverschil
le décalage horaire
57
het inschepen
l'embarquement (m)
58
de check-in
l'enregistrement (m)
59
het cabinepersoneel
l'équipage de cabine (m)
60
de bemanning
l'équipage (m)
61
het reddingsvest
le gilet de sauvetage
62
het raampje (viegtuig, boot)
le hublot
63
het loket
le guichet
64
het zuurstofmasker
le masque à oxygène
65
het perron
le quai
66
de zitplaats
le siège
67
het vervoersbewijs
le titre de transport
68
het visum
le visa
69
de langeafstandsvlucht
la vol à longue distance
70
de hoogte
l'altitude (f)
71
de ticketautomaat
la borne libre-service
72
de inscheepskaart
la carte d'embarquement
73
de luchtvaartmaatschappij
la compagnie aérienne
74
de veiligheidsinstructie
la consigne de sécurité
75
de aansluiting
la correspondance
76
het drukverlies
la dépressurisation
77
de bestemming
la destination
78
de stewardess
l'hôtesse de l'air (f)
79
de nooduitgang
l'issue de sécours (f)
80
de spitsuren
l'heure de pointe (f)
81
de turbulentie
la turbulence
82
het spoor
la voie
83
de wagon
la voiture
84
landen
atterrir
85
overstappen
changer
86
ontwaarden
composter
87
opstijgen
décoller
88
neerstorten
écraser
89
lucht-
aérien
90
trein-
ferroviaire
91
terugbetaalbaar
remboursable
92
vertraagd
retardé
93
de veiligheidsriem vastmaken
attacher la ceinture de sécurité
94
afkomstig van
en provenance de
95
het meesterwerk
le chef d'oeuvre (m)
96
de favoriet
le coup de coeur
97
het materiaal
le materiau
98
het penseel
le pinceau
99
het werk
l'oeuvre (f)
100
het kunstwerk
l'oeuvre d'art (f)
101
de prestatie, voorstelling, optreden
la performance
102
de streep
la rayure
103
de bekendheid (van een ding)
la renommé
104
de tint
la teinte
105
het doek
la toile
106
ontcijferen
déchiffrer
107
onthullen
dévoiler
108
met bewondering slaan
émerveiller
109
verkennen
explorer
110
beheersen
maîtriser
111
hanteren
manier
112
bewerken
retoucher
113
vatten
saisir
114
uitgaan van
se dégager de
115
oproepen
susciter
116
stoutmoedig, gedurfd
osé, audacieux
117
aangrijpend
bouleversant
118
boeiend
captivant
119
teleurstellend
décevant
120
raadselachter
énigmatique
121
ontroerend
émouvant
122
meeslepend
entraînant
123
adembenemend
époustouflant
124
uitmuntend
exquis
125
vervelend, eentonig
lassant
126
matig, licht onvoldoende
médiocre
127
aandoenlijk
touchant
128
warm aanbevolen
chaudement recommandé
129
ensceneren, ten tonele voeren
mettre en scène
130
op zijn honger blijven zitten
rester sur sa faim
131
beter verwachten
attendre à mieux
132
langdradig
tiré en longeur
133
het laatste jaar in het secundair onderwijs
le rhéto
134
vertrouwen hebben in
faire confiance à
135
iets toevertrouwen aan
confier qqch à
136
uit elke hoek van de wereld
venir des quatre coins du monde
137
de ontplooiing
l'épanouissement (m)
138
opeens
du coup
139
comfortabel
confortable
140
de landelijke zone
la zone rurale
141
onderwijs geven
scolariser
142
dit raakt me, dit maakt me verdrietig
ça me fait de la peine
143
iem leren kennen
fair connaissance avec
144
alles op een rijtje zetten
mettre de l'ordre dans sa tête
145
de zorg
le souci
146
overeenkomen
s'entendre
147
zich openbaren
se rêvéler
148
het touwenparcours
l'accrobranche (m)
149
de rekening
le compte
150
het vliegvisssen
la pêche de mouche
151
het standbeeld
la statue
152
de grasmaaier
la tondeuse à gazon
153
zijn enkel verstuiken
se fouler la cheville
154
de tocht
la randonné
155
het gastgezin
la famille d'accueil
156
de maatstaf
le critère
157
het bewijs van goed gedrag en zeden
le certificat de bonne vie et moeurs
158
gebruikelijk
usuel
159
herbergen
héberger
160
bewijs leveren van
faire preuve de
161
een test
l'épreuve
162
de stap, de werkwijze
la démarche
163
een mail
un courriel
164
het eens zijn over
convenir de
165
onbereikbare dromen hebben
se faire du cinéma
166
les meilleurs acteurs de cinéma
le gratin du cinéma
167
mediatiseren
médiatiser (médiatisé)
168
donner un prix
décerner / attribuer un prix à
169
un accord commun de tous les partis
l'unanimité (f)
170
commencer
declencher
171
économiser
lésiner
172
une rumeur pour parler de qqch, pour promouvoir qqch
le buzz
173
donner un autre nom
surnommer
174
un grand amateur du cinéma
cinéphile
175
la signature que donne la célébrité
un autographe
176
bedoeld zijn voor
être réservé pour / être destiné à
177
l'audace
le courage / le culot
178
être la norme
être de rigeur
179
opvallen
se démarquer / se distinguer
180
montrer son mécontement en criant
huer
181
aansporen tot
pousser à / inciter à
182
en se dépêchant
en toute hâte
183
het rode tapijt
le tapis rouge
184
rendre sacré
sacraliser
185
l'acteur qui réalise les scènes dangereuses
le cascadeur
186
la personne qui produit le film
le cinéaste le metteur en scène le réalisateur
187
un film qui dure généralemen environ 20 minutes
un court-métrage
188
un film dessiné à la main ou à l'ordinateur
un dessin animé
189
special effects
les effets spéciaux
190
la scène dans laquelle le personnage retourne dans le passé
un retour en arrière
191
de trailer
le bande-annonce
192
un film dans lequel les acteurs ne parlent pas
un film muet
193
un acteur qui prend la place de l'acteur original
la doubleur
194
l'histoire du film
l'intrigue (f)
195
jouer un personnage
interpréter
196
ondertitelen
sous-titrer
197
réaliser un film
porter à l'écran
198
en version originale
en V.O.
199
le terme pour le cinéma
le septième art
200
buiten beeld
hors-champ
201
outdoor
en extérieur
202
ontspannend
divertissant
203
vertolken
incarner
204
dubben
doubler
205
de wijkbioscoop
la salle de quartier
206
de filmrol
la pellicule
207
de zeer goede film
la merveille
208
de toneelmeester
le régisseur
209
de producer
le producteur
210
de politiefilm
le polar
211
het close shot
le plan rapproché
212
de slechte film
le navet
213
de multiplex
le multiplexe
214
de close-up
le gros plan
215
de horrorfilm
le film d'épouvante
216
de animatiefilm
le film d'animation
217
het groot scherm
l'écran géant
218
de verdeler
le distributeur
219
de framing
le cadrage
220
het geluidseffect
le bruitage
221
un comédien
un acteur
222
un four (een mislukking)
un échec
223
cinématographique
filmique
224
coûteux (↔)
bon marché
225
opaque (↔)
lumineux
226
initial (↔)
final
227
animé (↔)
inerte (sans mouvement)