Frans voc (4) le développement durable Flashcards

1
Q

durable
une entreprise durable
un développement durable

A

duurzaam
een duurzaam bedrijf
een duurzame ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

un article de presse

A

een persartikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

porter sur quelque chose, traiter de quelque chose, parler de quelque chose

A

gaan over iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

entreprendre

A

ondernemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

contribuer à quelque chose

A

bijdragen tot iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

un domaine

A

een domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

communiquer sur quelque chose

A

communiceren over iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

une initiative

A

een initiatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

un résultat

A

een resultaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

l’écoblanchiment (m), le verdissage,
le greenwashing

A

de greenwashing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

respecter

A

respecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

une norme

A

een norm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

un standard

A

een standaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

un certificat

A

een certificaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

un label

A

een label

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

une tendance

A

een tendens, een neiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

un défi
un défi écologique
un défi social
relever un défi
faire face à un défi

A

een uitdaging
een ecologische uitdaging
een sociale uitdaging
een uitdaging aangaan
voor een uitdaging staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

faire face à

A

gekeerd zijn naar, staan tegenover, nakomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

un aspect

A

een aspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

un lien

A

een link, een band, een verbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

étroit(e)

A

recht, eng, nauw, direct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

une économie
une économie circulaire
une économie sociale

A

een economie
een circulaire economie
een sociale économie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

un environnement
respectueux de l’environnement
les environs
environ

A

een milieu
milieuvriendelijk
de omgeving
ongeveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

équitable

A

fair, eerlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
le commerce équitable
de fair trade
26
une manufacture, une usine, une fabrique
een fabriek
27
un moment de pointe
een piekmoment
28
négocier un négociateur (m) un négociant (m) une négoication
onderhandelen een onderhandelaar een handelaar een onderhandeling
29
une planète
een planeet
30
une population
een bevolking
31
le réchauffement climatique
de klimaatopwarming
32
une source d'information
een informatiebron
33
un traitement
een behandeling
34
la responsabilité sociétale des entreprises, la RSE
de maatschappelijke verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven
35
un point de vue
een standpunt, een mening
36
atteindre un objectif
een doelstelling behalen
37
certifié(e)
gecertifieerd
38
issu(e) de
voortgekomen uit, ontstaan uit
39
un procédé
een werkwijze, een handelwijze, een methode
40
un processus
een verloop, een ontwikkeling, een gang van zaken
41
un panneau photovoltaïque
een zonnepaneel
42
la récupération
het terugwinnen, het herwinnen
43
une chaleur
een warmte
44
une innovation
een vernieuwing, een innovatie
45
adhérer à
lid worden van, zich aansluiten bij
46
un chômeur
een werkloze
47
une personne handicapée
een mindervalide
48
un profit profitable
een winst, een voordeel winstgevend
49
la gestion du personnel
het personeelsbeleid
50
une participation
een deelname
51
un rapport
een verband, een link, een rapport
52
par rapport à
in verhouding tot, in vergelijking met
53
répondre aux besoins
aan de behoeftes voldoen
54
compromettre
schaden, in gevaar brengen
55
une capacité
een capaciteit
56
une génération
een generatie
57
futur(e)
toekomstig
58
se répandre
zich verspreiden
59
le monde entier
de hele wereld
60
une composante
een onderdeel
61
Interdépendant(e)
onderling afhankelijk
62
être en équilibre
in evenwicht zijn
63
un moyen
een middel
64
une condition
een voorwaarde
65
au sein de
te midden van, midden in
66
la performance / la prestation
de performantie, de prestatie
67
mesurer les performances / les prestations
de prestaties meten
68
een gezondheid une santé
een gezondheid
69
un logement
een onderkomen
70
une consommation
een verbruik, een consumptie
71
une éducation
een opvoeding
72
un emploi
een job, een werk
73
une culture
een cultuur
74
une condition de travail
een werkomstandigheid
75
un salaire
een salaris
76
la non-discrimination
het niet discrimineren
77
la sécurité
de veiligheid
78
une accessibilité
een toegankelijkheid
79
une équité sociale
een sociale gelijkheid
80
préserver
behouden, bewaren, beschermen
81
une convivialité
een gebruiksvriendelijkheid, een gastvrijheid
82
améliorer
verbeteren, beter maken
83
valoriser
waarderen
84
sur le long terme
op lange termijn
85
un risque
een risico
86
viable
leefbaar
87
les ressources naturelles renouvelables
de hernieuwbare bronnen
88
les ressources fossiles
fossiele bronnen
89
épuisable
uitputtelijk
90
un déchet
een afval
91
toxique
giftig
92
la biodiversité
de biodiversiteit
93
une disponibilité
een beschikbaarheid
94
la saine concurrence
de gezonde concurrentie
95
le rejet de la corruption  
het verwerpen van corruptie
96
une plus-value
een meerwaarde
97
le gaspillage un cycle de vie un procédé de marketing
de verspilling een levenscyclus een marketingtechniek
98
les relations publiques
de PR, de public relations
99
se donner un image de
zich een imago geven van
100
en faveur de
in het voordeel van
101
un produit bio
een bioproduct
102
un produit de saison
een seizoensproduct
103
le commerce de proximité
het winkelhieren
104
un produit suremballé
een overingepakt product
105
un argument de vente
een verkoopsargument
106
remédier à quelque chose
iets oplossen
107
raccourcir l'espérance de vie
de levensduur inkorten
108
une montagne de déchets
een afvalberg
109
donner le droit à quelqu'un
het recht geven aan iemand
110
un horaire de travail
een werkuurrooster
111
séparer vie professionnelle de vie privée
het werk van het privéleven scheiden
112
un revenu de base
een basisinkomen
113
une aide sociale
een sociale hulp
114
la mise en place
de plaatsing, de opstelling
115
éradiquer
uitroeien
116
la pauvreté
de armoede
117
la reforestation
de bebossing
118
l'obsolescence programmée
de geplande economische veroudering
119
manipuler
handelen, manipuleren
120
au dépens de
ten koste van
121
un enduit naturel
een natuurlijke laag, een natuurlijke coating
122
à bas prix
tegen een lage prijs
123
un comportement d'achat
een koopgedrag
124
un moteur de recherche
een zoekmachine
125
une base de données/banque de données
een database
126
une source fiable
een betrouwbare bron
127
une pénurie
een tekort
128
modeste
bescheiden
129
les pays émergents
de groeilanden, de nieuwe opkomende landen
130
cesser de
stoppen met
131
être à même de
in staat zijn om
132
en suffisance
voldoende
133
vieillir
verouderen
134
avoir tendance à
de neiging hebben tot
135
entretenir
onderhouden
136
optimiser
optimaliseren
137
une vague
een golf
138
la sécheresse
de droogte
139
sévir
streng optreden tegen, heersen, teisteren
140
une récolte
een oogst
141
affecter
toewijzen