frans mini-dialogue

Question 1

goeiedag, ik heb een afspraak met dhr. Denis.

Answer 1

Bonjour, j’ai rendez-vous avec M. Dennes.

Question 2

is mevr. Michiels daar aub?

Answer 2

est-ce que Mme Michiels est là, s’il vous plaît?

Question 3

om hoe laat hebt u een afspraak?

Answer 3

Vous avez rendez-vous à quelle heure?

Question 4

wie mag ik aanmelden?

Answer 4

Qui puis-je annoncer?

Question 5

ik zal hem / haar zeggen dat u er bent.

Answer 5

Je vais lui dire que vous êtes là.

Question 6

ik verwittig dhr. Dennis van uw komst.

Answer 6

Je préviens M. Dennis de votre arrivée.

Question 7

zou u even kunnen wachten?

Answer 7

Pourriez-voes patienter un instant?

Question 8

Dhr. Dennis komt eraan.

Answer 8

M. Dennis arrive.

Question 9

Dhr. Dennis is dadelijk bij u.

Answer 9

M. Dennis est à vous tout de suite.

Question 10

aangename kennismaking

Answer 10

enchanté(e) de faire votre connaissance

Question 11

ik ben blij u te ontmoeten.

Answer 11

je suis heureux de vous rencontrer.

Question 12

hier is het onthaal

Answer 12

voici l’accueil

Question 13

de personeelsdienst

Answer 13

le service du personnel

Question 14

de kantoren

Answer 14

les bureaux

Question 15

de werkplaats

Answer 15

l’atelier

Question 16

de vergaderzaal

Answer 16

la salle de réunion

Question 17

de lift

Answer 17

l’ascenseur

Question 18

de toiletten

Answer 18

les toilettes

Question 19

de directie

Answer 19

la direction

Question 20

mijn collega is er vandaag niet.

Answer 20

mon collègue n’est pas là aujourd’hui.

Question 21

zij heeft een dag vrijaf.

Answer 21

Elle a un jour de congé

Question 22

volgt een cursus

Answer 22

suit une formation

Question 23

heeft een vergadering elders

Answer 23

a une réunion à l’ extérieur

Question 24

is op klantenbezoek

Answer 24

est allé(e) voir un client

Question 25

is in vergadering

Answer 25

est en réunion

Question 26

U mag daar naar het kantoortje aan de linkerkant gaan.

Answer 26

vous pouvez aller dans le petit bureau, là, à gauche

Question 27

de lift bevindt zich aan het einde van de gang

Answer 27

l’ascenseur se trouve au bout du couloir

Question 28

de personeelsdienst situeert zich op de tweede verdieping, aan de rechterkant

Answer 28

le service du personel se situe au deuwième étage, à droite.

Question 29

ik ga u aan mijn collega’s voorstellen

Answer 29

je vais vous présenter à vos collègues

Question 30

ik stel u Mario voor,

Answer 30

Je vous présente Mario

Question 31

hij / zij komt vanaf vandaag bij ons team.

Answer 31

Il / Elle rejoindra notre équipe à partir d’aujourd’hui

Question 32

wat is zijn / haar functie?

Answer 32

quelle est sa function?

Question 33

Hervé werkt als zelfstandige

Answer 33

Hervé travaille comme indépendant.

Question 34

Christian is bediende

Answer 34

Christian est employé

Question 35

Wim werkt in de automobielsector

Answer 35

Wim travaille dans le sector automobile

Question 36

ik werk bij de dienst naverkoop

Answer 36

Moi, je travaille au service après-vente

Question 37

dit is mevr Mergan, zij houdt zich bezig met het onthaal

Answer 37

Voici, mme Mergan, elle s’occupe de l’accueil

Question 38

een van zijn / haar taken is de telefoon beantwoorden

Answer 38

Une de ses tâches, s’est de répondre au téléphone

Question 39

het afdelingshoofd is mevr Verbist

Answer 39

le chef de service est Mme Verbist

Question 40

Vanessa werkt al meer dan tien jaar bij comtel

Answer 40

Vanessa travaille chez comtel depuis plus de dix ans