Frans Flashcards
werkwoorden uitzonderingen
1
Q
nager
A
zwemmen
2
Q
loger
A
logeren
3
Q
ranger
A
opruimen
4
Q
déménager
A
verhuizen
5
Q
corriger
A
verbeteren
6
Q
interroger
A
ondervragen
7
Q
déranger
A
storen
8
Q
changer
A
veranderen
9
Q
manger
A
eten
10
Q
effacer
A
(uit)wissen, (af)vegen
11
Q
lancer
A
lanceren
12
Q
divorcer
A
scheiden
13
Q
avancer
A
voortgaan,vooruitgaan
14
Q
se rappeler
A
zich herinneren
15
Q
appeler
A
roepen,bellen