française Flashcards
een activiteit
une activité
een taalkamp
un camp de langues
een risico
un risque
een reis
un voyage
leuk
amusant(e)
artistiek
artistique
avontuurlijk
aventureux (se)
banaal
banale
bizar, vreemd
bizarre
tof
chouette
cultureel
culturel(le)
gevaarlijk
dangereux(se)
idioot, achterlijk
débile
grappig
drôle
vervelend
ennuyeux(se)
vermoeiend
fatigant(e)
gek
fou/folle
fantastisch
génial(e)
interessant
intéressant(e)
waardeloos
nul/nulle
sportief
sportif/sportive
rustig
tranquille
uniek
unique
lezen
lire
reizen
voyager
elke dag
chaque jour
af en toe
de temps en temps
lang
longtemps
soms
parfois
vaak
souvent
laat
tard
vroeg
tôt
altijd
toujours
steeds
tout le temps
elke dag
tous les jour
aller dans un parc d’attractions
naar een pretpark gaan
een jas
un anorak
sportschoenen
des baskets
een muts
un bonnet
een pet
une casquette
een hoed
un chapeau
sokken
des chaussettes
schoenen
des chausseres
een hemd
une chemise
een pak
un costume
een das
une cravate
een sjaal
une écharpe
handschoenen
des gants
een vest
un gilet
een regenjas
un imperméable
een jean
un jean
een rok
une jupe
een zonnebril
des lunettes de soleil
een badpak
un maillot de bain
een jas
un manteau
een broek
un pantalon
een trui
un pull
een pyjama
un pyjama
een jurk
une robe
sandalen
des sandales
een short
un short
een t-shirt
un t-shirt