FORMING IMPRESSIONS OF OTHER PEOPLE Flashcards

1
Q

Hoe snel vormen mensen indrukken van anderen en waarom is dit belangrijk?

A

Mensen vormen snel indrukken van anderen, zelfs na een eerste ontmoeting. Dit is belangrijk omdat deze indrukken bepalen hoe we ons voelen, handelen en communiceren over anderen. Het is een essentieel aspect van sociale cognitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke informatie is belangrijk bij het vormen van indrukken?

A

Volgens Asch’s (1946) configural model spelen centrale eigenschappen een grote rol, omdat ze een disproportionele invloed hebben op de uiteindelijke indruk.

Perifere eigenschappen hebben minder invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn centrale en perifere eigenschappen?

A

Centrale eigenschappen: Eigenschappen die intrinsiek samenhangen met andere eigenschappen en daarom nuttig zijn bij het vormen van een geïntegreerde indruk. Ze beïnvloeden ook de betekenis en relaties tussen andere eigenschappen.

Perifere eigenschappen: Eigenschappen met minder invloed op de uiteindelijke indruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat onderzocht Asch in zijn experiment over indrukvorming?

A

Asch liet studenten twee lijsten van zeven bijvoeglijke naamwoorden lezen, waarbij de lijsten alleen verschilden door het woord warm of koud.

Resultaat: De groep die het woord warm las, vormde een positievere indruk van de beschreven persoon dan de groep die koud las.

Het vervangen van warm/koud door beleefd/bot gaf veel minder verschil in indrukvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat concludeerde Asch over centrale en perifere eigenschappen?

A

Warm/koud is een centrale eigenschap die de indrukvorming sterk beïnvloedt.

Beleefd/bot is een perifere eigenschap met minder invloed.

Centrale eigenschappen bepalen hoe andere eigenschappen worden waargenomen en geïntegreerd in een algemene indruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe is warmte onderzocht als een fundamentele dimensie in sociale perceptie?

A

Onderzoeken (Cuddy, Fiske, & Glick, 2008; Kervyn, Yzerbyt, & Judd, 2010) bevestigen dat warmte een belangrijke dimensie is in sociale perceptie. Het is ook nauw verbonden met hoe mensen zich aan anderen hechten (Williams & Bargh, 2008).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werd Asch’s experiment gerepliceerd door Harold Kelley (1950)?

A

Kelley introduceerde een gastdocent met een beschrijving die ofwel het woord warm of koud bevatte.

De docent gaf identieke colleges, maar studenten die koud hoorden, beoordeelden hem negatiever (bijv. onsociaal, formeel, irritant).

Ze waren ook minder geneigd om vragen te stellen of te interageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat ondersteunt het gestaltperspectief in de context van indrukvorming?

A

Het gestaltperspectief stelt dat indrukken worden gevormd als geïntegreerde gehelen op basis van centrale kenmerken. Kelley’s experiment ondersteunt dit idee doordat centrale eigenschappen, zoals warm/koud, de algemene indruk en interactiegedrag sterk beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke kritiek is er op het concept van centrale eigenschappen?

A

Critici vragen zich af hoe mensen bepalen dat een eigenschap centraal is. Gestalttheoretici stellen dat de centraliteit afhangt van de intrinsieke correlatie met andere eigenschappen, terwijl anderen beweren dat centraliteit contextafhankelijk is (bijv. Wishner, 1960; Zanna & Hamilton, 1972).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom was warm/koud een centrale eigenschap in Asch’s experiment?

A

Warm/koud was onderscheidend van andere eigenschappen.
Het was semantisch gekoppeld aan de beoordelingsdimensies, zoals genereus en betrouwbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee hoofddimensies gebruiken mensen om anderen te evalueren?

A

Goed/slecht sociaal (warmte): Bijvoorbeeld genereus, wijs, gelukkig, goedhartig, betrouwbaar.

Goed/slecht intellectueel (competentie): Bijvoorbeeld intelligent, vaardig, ijverig, vastberaden, praktisch, voorzichtig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe worden de dimensies goed/slecht sociaal en intellectueel anders genoemd?

A

Deze dimensies worden ook wel warmte en competentie genoemd (Cuddy, Fiske, & Glick, 2008; Fiske, Cuddy, & Glick, 2007).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is warm/koud duidelijk gekoppeld aan goed/slecht sociaal?

A

Eigenschappen zoals genereus, wijs, gelukkig en goedhartig zijn sociale eigenschappen en passen bij de dimensie goed/slecht sociaal, terwijl andere eigenschappen, zoals intelligent en vaardig, bij goed/slecht intellectueel horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

BIASES IN FORMING IMPRESSIONS:

Primacy and recency

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat beïnvloedt de indrukvorming bij het beschrijven van een persoon?

A

De volgorde waarin informatie wordt gepresenteerd, kan een grote invloed hebben op de uiteindelijke indruk. Dit wordt verklaard door de primacy- en recency-effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het primacy-effect en hoe werd dit onderzocht door Asch?

A

Het primacy-effect houdt in dat vroege informatie een onevenredige invloed heeft op de uiteindelijke indruk.

Asch (1946) beschreef een persoon met zes eigenschappen: intelligent, ijverig, impulsief, kritisch, koppig en jaloers.

  • Wanneer positieve eigenschappen eerst kwamen, werd de persoon positiever beoordeeld.
  • Wanneer negatieve eigenschappen eerst kwamen, werd de persoon negatiever beoordeeld.

Mogelijke verklaringen:
Vroege informatie fungeert als centrale cues.
Mensen besteden meer aandacht aan eerdere informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het recency-effect en wanneer treedt dit op?

A

Het recency-effect houdt in dat latere informatie meer invloed heeft dan eerdere informatie.

Dit effect treedt op in situaties zoals:

  • Afleiding (bijvoorbeeld bij vermoeidheid of overbelasting).
  • Gebrek aan motivatie om aandacht te besteden aan vroege informatie.
  • Een latere prikkel, zoals het besef dat je met iemand moet samenwerken, waardoor je aandachtiger wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk effect komt vaker voor: primacy of recency?

A

Primacy-effecten zijn gebruikelijker dan recency-effecten.

Dit bevestigt het belang van eerste indrukken: eerste indrukken doen er echt toe (Jones & Goethals, 1972).

19
Q

Positivity and negativity

A
20
Q

Wat is de algemene neiging van mensen bij het vormen van indrukken in afwezigheid van negatieve informatie?

A

Mensen hebben de neiging om het beste van anderen te verwachten en een positieve indruk te vormen (Sears, 1983).

21
Q

Hoe reageren mensen op negatieve informatie over anderen?

A

Mensen zijn gevoelig voor negatieve informatie, die meer aandacht trekt en een disproportioneel grote invloed heeft op de uiteindelijke indruk (Fiske, 1980).

Een negatieve indruk is moeilijker te veranderen met latere positieve informatie dan andersom (Hamilton & Zanna, 1974).

22
Q

Waarom zijn mensen bijzonder gevoelig voor negatieve informatie?

A

Ongebruikelijk en onderscheidend: Negatieve informatie is vaak ongewoon, onderscheidend of extreem, waardoor het meer aandacht trekt (Skowronski & Carlston, 1989).

Overlevingswaarde: Negatieve informatie kan indirect wijzen op mogelijk gevaar, wat belangrijk is voor de overleving van het individu en de soort.

23
Q

Personal constructs and implict personality theories

A
24
Q

Wat zijn persoonlijke constructen volgens George Kelly (1955)?

A

Persoonlijke constructen zijn unieke, door individuen ontwikkelde manieren om anderen te karakteriseren.

Ze kunnen worden gezien als bipolaire dimensies (bijvoorbeeld humoristisch vs. niet-humoristisch).

Mensen verschillen in welke constructen ze belangrijk vinden, wat leidt tot verschillende indrukken van dezelfde persoon.

Deze constructen ontwikkelen zich over tijd als adaptieve vormen van waarneming en zijn resistent tegen verandering.

25
Q

Wat zijn impliciete persoonlijkheidstheorieën?

A

Dit zijn algemene principes over welke eigenschappen samenkomen in bepaalde persoonlijkheden (Bruner & Tagiuri, 1954; Schneider, 1973).

Ze worden ook wel lay theories of personality (Plaks, Levy, & Dweck, 2009) of filosofieën over de menselijke natuur (Wrightsman, 1964) genoemd.

26
Q

Wat ontdekten Rosenberg en Sedlak (1972) over impliciete persoonlijkheidstheorieën?

A

Mensen veronderstellen vaak dat:

Intelligente mensen ook vriendelijk zijn.
Intelligente mensen niet egocentrisch zijn.
27
Q

Hoe beïnvloeden culturen impliciete persoonlijkheidstheorieën?

A

Impliciete persoonlijkheidstheorieën zijn vaak wijdverspreid binnen een cultuur, maar verschillen tussen culturen (Markus, Kitayama, & Heiman, 1996).

Net als persoonlijke constructen zijn ze vaak gebaseerd op persoonlijke ervaringen en resistent tegen verandering (Smith & Zárate, 1992).

28
Q

Physical appearance counts

A
29
Q

Waarom is fysieke verschijning belangrijk bij het vormen van eerste indrukken?

A

Het is vaak de eerste informatie die we over iemand ontvangen, waardoor het zeer invloedrijk is.

Primacy-effecten versterken de blijvende invloed van verschijning (Park, 1986).

Fysieke verschijning kan tot verrassend accurate eerste indrukken leiden (Zebrowitz & Collins, 1997).

30
Q

Hoe beïnvloedt fysieke aantrekkelijkheid onze perceptie van anderen?

A

We gaan er vaak van uit dat aantrekkelijke mensen ‘goed’ zijn (Dion, Berscheid, & Walster, 1972).

We associëren hen met eigenschappen zoals interessant, warm, sociaal vaardig en innerlijke schoonheid.

Aantrekkelijkheid heeft een sterke invloed op affiliatie, aantrekking en liefde.

31
Q

Hoe beïnvloedt fysieke aantrekkelijkheid professionele beoordelingen?

A

Mannelijke executives: Aantrekkelijke mannen worden als competenter beschouwd dan minder aantrekkelijke mannen (Heilman & Stopeck, 1985).

Vrouwelijke executives: Aantrekkelijke vrouwen worden als minder competent beschouwd; men vermoedt dat hun promotie gebaseerd is op uiterlijk in plaats van bekwaamheid.

32
Q

Wat is de relatie tussen lengte en inkomen?

A

Langere mannen en vrouwen worden in veel landen als aantrekkelijker beschouwd.
Een meta-analyse (Judge & Cable, 2004) vond dat iemand van 1,83 m gemiddeld $166.000 meer verdient over een carrière van 30 jaar dan iemand van 1,65 m, zelfs na controle voor geslacht, leeftijd en gewicht.

33
Q

Wat is de relatie tussen gewicht en inkomen volgens onderzoek in Duitsland en de VS?

A

Bij vrouwen: Hoe zwaarder een vrouw (exclusief obesitas), hoe lager haar inkomen (Judge & Cable, 2011).

Bij mannen: Het omgekeerde geldt; een hoger gewicht wordt geassocieerd met een hoger inkomen.

34
Q

Stereotypes

A
35
Q

Wat zijn stereotypen?

A

Stereotypen zijn breed gedeelde aannames over persoonlijkheden, houdingen en gedragingen van mensen, gebaseerd op groepslidmaatschap (bijvoorbeeld etniciteit, nationaliteit, geslacht, ras of klasse).

36
Q

Hoe beïnvloedt categorie-informatie zoals etniciteit onze eerste indrukken?

A

Categorie-informatie, zoals etniciteit, is vaak een van de eerste kenmerken die we opmerken bij mensen.

Dit leidt tot stereotype-consistente indrukken.

37
Q

Wat toonde het onderzoek van Haire en Grune (1950) aan over stereotype-consistente en -inconsistente informatie?

A

Stereotype-consistente informatie: Deelnemers konden gemakkelijk een beschrijving schrijven over een ‘werkman’.
Stereotype-inconsistente informatie: Het opnemen van één stereotype-inconsistente eigenschap, zoals dat de werkman intelligent was, veroorzaakte veel moeilijkheden:

  • Deelnemers negeerden of vervormden de informatie.
  • Ze deden er langer over om een beschrijving te schrijven.
  • Sommigen veranderden de werkman naar een supervisor om de inconsistentie op te lossen.
38
Q

Waarom hebben mensen moeite met stereotype-inconsistente informatie?

A

Stereotypen zijn sterk ingebed in onze cognitieve processen, wat leidt tot:

  • Het negeren of aanpassen van informatie die niet binnen het stereotype past.
    -Moeite om nieuwe informatie te integreren zonder bestaande aannames te veranderen.
39
Q

Social judgeability

A
40
Q

Wat betekent sociale beoordeelbaarheid?

A

Sociale beoordeelbaarheid verwijst naar de mate waarin mensen geneigd zijn om indrukken te vormen en oordelen te vellen over anderen, afhankelijk van de sociale regels (normen, conventies, wetten) die dergelijke oordelen toestaan of verbieden.

41
Q

Wanneer zijn mensen minder geneigd om oordelen te vellen over een ander?

A

Mensen zijn minder geneigd om oordelen te vellen als de sociale regels binnen een specifieke context dit afraden.

Bijvoorbeeld: Normen of wetten die het ongepast maken om oordelen te vellen over een persoon.

42
Q

Wat gebeurt er als een persoon als sociaal beoordeelbaar wordt gezien?

A

Oordelen worden meer gepolariseerd (extremer).
Mensen vellen deze oordelen met meer zelfvertrouwen.

43
Q

Hoe beïnvloeden conventies of wetten het gebruik van stereotypen in oordelen?

A

Als conventies of wetten het gebruik van stereotypen als ‘politiek incorrect’ bestempelen, zullen mensen minder snel oordelen vellen op basis van stereotypen.

Als conventies het gebruik van stereotypen aanmoedigen of legitimeren, zullen mensen gemakkelijker oordelen vellen op basis van deze stereotypen.

44
Q
A