formeel strafrecht week 5 Flashcards
De kenmerken van een negatief-wettelijk bewijsstelsel
De kenmerken van een negatief-wettelijk bewijsstelsel zijn dat:
1) de rechter overtuigd moet zijn (hij wordt dus niet gedwongen om tegen zijn overtuiging in te veroordelen en moet bij twijfel vrijspreken);
2) de overtuiging moet gegrond zijn op wettige bewijsmiddelen (de wet laat de rechter niet vrij in de vorming van de overtuiging, deze mag alleen gebaseerd zijn op de in art. 339 Sv limitatief opgesomde bewijsmiddelen);
3) het minimum aan bewijs moet voorhanden zijn (wat het vereiste bewijsminimum is volgt uit de voorschriften die de bewijswaarde van het bewijsmiddel regelen). Naast deze eerste drie vereisten kenmerkt het Nederlands bewijsstelsel zich verder door het feit dat:
4) het gaat om de vraag of de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
5) de overtuiging van de rechter moet voortkomen uit het onderzoek op de terechtzitting.
bewijsminima
. art 341 lid 1 Sv: unus-nullius verdachte (geen bewezenverklaring enkel op verklaring verdachte)
• art. 342 lid 2 Sv: unus-nullius getuige (geen bewezenverklaring enkel op de verklaring van één getuige)
• art. 344 lid 1 sub 5 Sv: ‘andere geschriften’, kunnen alleen gelden in combinatie met andere bewijsmiddelen. Voorbeeld: niet-ondertekende verklaring
• art. 344a Sv: geen bewezenverklaring enkel op de verklaring van een anonieme getuige
• art. 344 lid 2 Sv: bewezenverklaring mag wel rusten op enkel het P-V van een opsporingsambtenaar
motiveringseisen
De rechter moet de beslissing die hij aangaande het bewijsmateriaal maakt, in bepaalde gevallen motiveren.
Criteria hiervoor zijn:
(1) Bij de niet-aanvaarding van een ter terechtzitting ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt (uos) = Een duidelijk en beargumenteerd standpunt met een ondubbelzinnige conclusie, die ten overstaan van de rechter naar voren is gebracht.
(2) Als daarbij de einduitspraak wezenlijk afwijkt van het standpunt
(3) Daarbij de mo?vering uitgebreider moet zijn indien het verweer de gehele tll betreft en niet slechts bv de bewijsbeslissing (als de uitspraak slechts in kleine mate afwijkt hoe dit niet uitgebreid gemotiveerd te worden)
(4) Maar er niet op ieder detail van het uos ingegaan hoeft te worden
uitdrukkelijk onderbouwd standpunt
- Vormverzuim-verweren (art. 359a Sv)
- Meer en Vaartverweren: Een alternatief scenario dat strijdig is met de bewezenverklaring, maar niet met de bewijsmiddelen (bijv. tweelingbroer)
- HR Heroïne in de dakgoot
- Dakdekkerverweren: Als een term zowel in de tenlastelegging voorkomt als ook in de delictsomschrijving, wordt betwist, moet de rechter altijd motiveren alsof het een kwalifica?everweer is, ook al is het verweer strikt genomen een bewijsverweer.
- HR Dakdekker
- Onbetrouwbaar bewijs-verweren (bijv. betwisting van deskundigheid van deskundige)
meer en vaart verweer stappenplan
Stappenplan
Stap 1: benoem dat het in casu gaat om een meer en vaart verweer. Dit houdt in dat de verdachte een alterna?ef scenario aandraagt dat niet onverenigbaar is met de bewijsmiddelen. HR Heroïne in de dakgoot
Stap 2: Pas dit toe op de casus. Dus schetst het alterna?eve scenario wat verdachte X aandraagt.
Stap 3: Conclusie. Een meer-en-vaart verweer is een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359 lid 2 Sv. (Hennepkwekerij). De rechter dient gemo?veerd te responderen als hij verdachte X niet volgt in zijn verklaring.
Dakdekkersverweer stappenplan
Stappenplan
Stap 1: benoem dat het in casu gaat om een dakdekker verweer. Een Dakdekkersverweer is een verweer waarin de verdachte bestrijdt dat zijn gedrag onder een bepaalde in de tenlastelegging gebruikte we9elijke term valt. HR Dakdekker
Stap 2: Pas dit toe op de casus. Dus schrijf de (we9elijke) term op die in de tenlastelegging staat.
Stap 3: Conclusie. Wanneer het verweer gaat over de uitleg van een (we9elijke term) die in de tenlastelegging is opgenomen, is er vervolgens sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359 lid 2 Sv. (Hennepkwekerij). De rechter dient gemo?veerd te responderen.