Food Flashcards
0
Q
De sinaasappel
A
Orange (fruit)
1
Q
De vis
A
Fish
2
Q
De wijn
A
Wine
3
Q
De koffie
A
Coffee
4
Q
Het Ei
A
Egg
5
Q
De kip
A
Chicken
6
Q
Het bord
A
Plate
7
Q
De suiker
A
Sugar
8
Q
Het middageten
A
Lunch
9
Q
Het ontbijt
A
Breakfast
10
Q
De kaas
A
Cheese
11
Q
Het fruit
A
Fruit
12
Q
De pasta
A
Pasta
13
Q
De lunch
A
Lunch
14
Q
Het bier
A
Beer
15
Q
Het rundvlees
A
Beef
16
Q
De soep
A
Soup
17
Q
De tomaat
A
Tomato
18
Q
De aardbei
A
Strawberry
19
Q
De citroen
A
Lemon
20
Q
De limoen
A
Lime
21
Q
Het avondeten
A
Dinner
22
Q
Het vlees
A
Meat
23
Q
De maaltijd
A
Meal
24
Q
De thee
A
Tea
25
Q
Het varkensflees
A
Pork
26
Q
De vegetariër
A
Vegetarian
27
Q
Het eten
A
Food, eating
28
Q
De groente
A
Vegetable
29
Q
De peper
A
Pepper