Farmacodynamiek 2 Flashcards

1
Q

potentie

A

EC50 = potentie ( pD2 = -logEC50 )

de potentie van product A is groter dan van product B wanneer A bij een lagere [ ] een zelfde effect uitoefent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

effectiviteit

A

Emax = effectiviteit

De effectivitieit van A is groter dan deze van C, wanneer het maximaal effect van A groter is dan dat van C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

receptorreserve

A

Vaak is de bezetting van een kleine fractie van het totaal aantal receptoren al voldoende om een maximaal effect op te roepen. Men noemt dit receptorreserve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volle agonisten
Partiële agonisten
Intrinsieke activiteit

A

Agonisten die het maximale antwoord van een weefsel oproepen, noemt men volle agonisten.

Partiële agonisten: als je bij dezelfde bezetting een kleiner effect opwekt, zelfs als de bezettingsgraad 100% is.
Hun intrinsieke activiteit is geringer (het antwoord dat door interactie van een agonist met 1 receptor wordt uitgelokt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

antagonist

A

Wanneer een product wel affiniteit bezit voor een receptor, maar GEEN intrinsieke activiteit, dan spreekt men van een antagonist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het evenwicht tussen rusttoestand (R) en actief stadium (R*)

  • volle agonist
  • partiële agonist
  • antagonist
A

Volle agonist: bindt preferentieel aan de actieve status van de receptor en verschuift het evenwicht sterk naar R*

Partiële agonist: heeft zwakke voorkeur voor de actieve status en verschuift het evenwicht slechts voor een deel naar R*

Antagonist: heeft GEEN enkele voorkeur en beïnvloedt het evenwicht tussen R en R* NIET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Competitie voor de receptor

A

Competitie wil zeggen dat de receptor slechts 1 van beide moleculen tegelijkertijd kan binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reversiebel competitief antagonisme

A

GEEN onderdrukking van het maximum
parallelle rechtsverschuiving van de DAC/CEC

DAC = dosis antwoord curve
CEC = concentratie effect curve

De concentratieratio is evenredig met de [ ] van de antagonist. De helling van deze curve is een maat voor de affiniteit van de antagonist voor de receptor
De concentratieratio is ONafhankelijk van de Agonist
Kb wordt dus NIET beïnvloed door de keuze van de agonist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

irreversibel competitief antagonisme

A

hierbij dissocieert de antagonist erg traag of helemaal niet van de receptor: de fractie van de receptoren die oor de antagonist bezet is (pB), kan niet door de agonist bezet worden.
De receptorbezetting door de agonist (pA) is evenredig met de fractie van de receptoren die niet door de antagonist bezet zijn (1- pB)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken irreversibel competitief antagonisme

A

onderdrukking van het maximum

GEEN rechtsverschuiving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Niet competitief antagonisme

A

De werking van dit type antagonist wordt NIET opgeheven door toevoegen van meer agonist.

  • GEEN rechtsverschuiving
  • onderdrukking van het maximale effect van de agonist

Werken meestal niet rechtstreeks in op de receptor, maar eerder op bijv. signaaltransductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Andere vormen van antagonisme

A

Competitief dualisme: waarbij 2 Agonisten met verschillende intrinsieke activiteit binden aan dezelfde receptor.

Fysiologische antagonisme ( ook wel functioneel antagonisme): twee Agonisten die via hun eigen, specifieke receptoren een tegengesteld antwoord oproepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tachyfylaxie (of desensitisatie)

A

weefsel wordt in korte tijd ongevoeliger voor farmaca bij herhaalde toediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tolerantie

A

Geleidelijke afname van de werking bij langdurige toediening van het GM

(verschil met desensitisatie: tolerantie treedt trager op)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Therapeutische marge

A

= een maat voor de veiligheid van een GM
Een GM met een brede therapeutische marge is veiligere dan een product met een nauwe therapeutische marge

Interval tussen [ ] (of dosis) die het gewenste effect oproept en de [ ] (of dosis) die ongewenste effecten uitlokt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly