Farmaca met inotrope en/of chronotrope werking (2) Flashcards

1
Q

Wat zijn digitalis glycosiden (hartglycosiden)?

A

Komen voor in de bladeren van enkele vingershoedskruid en verwante planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarop berust de werking van hartglycosiden?

A
  • blokkeert Na/K ATPase in celmembraan van de hartspier
  • natriumconcentratie intracellulair stijgt
  • uitwisseling van intracellulair calcium voor extracellulair natrium (Na/Ca exchanger) wordt afgeremd
  • calcium beschikbaarheid in de hartspiercel neemt toe => positief inotroop effect
  • daarnaast: hartglycosiden verhogen ook vagotonus, waardoor de HF afneemt en de prikkelgeleiding over het hart wordt vertraagd (verlenging refractaire periode in sinusknoop, AV-knoop en atria).
  • tweeledige werking leidt tot economisering van hartfunctie en toename HMV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Effect hartglycosiden

A
  • positief inotroop effect
  • negatief chronotroop effect
  • fijn bij congestief hartfalen patiënten! (toename contractiekracht met verlaging van HF)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Farmacodynamiek hartglycosiden

A
  • orale biologische beschikbaarheid: goed
  • eliminatie halfwaardetijd per diersoort sterk verschillend
    ! - nauwe therapeutische breedte
  • therapeutic drug monitoring noodzakelijk!
  • eliminatie: via de nieren; let op bij patienten met nierfunctiestoornissen; evt. digitoxine gebruiken
  • hypokaliëmie, hypercalciëmie en hypernatriëmie leiden tot een versterkte werking van digitalis glycosiden en mogelijk toxiciteit
  • gelijktijdige toepassing van digoxine met diureticum risico op toxiciteit doordat er minder competitie is tussen kaliumionen en hartglycosiden voor bindingsplaats op de Na/K ATPase (furosemide, chloorthiazide)
  • excretie via nieren met behulp van actief transport (waar P-glycoproteines en Organic Anion transporters betrokken zijn)
  • digoxine beïnvloedt door co-medicatie: medicatie welke substraat zijn voor P-glycoproteines en/of Organic Anion transporters kan uitscheiding van digoxine vertragen en risico op toxiciteit vergroten;
    bijv. Quinidine
  • afwijkende schildklierhormoonconcentraties kunnen leiden tot overdosering van digitalis glycosiden; hyperthyreoïdie verhoogt de effecten van digoxine op het myocard en hypothyreoïdie verlaagt de renale uitscheiding van digoxine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is digitoxine?

A

alternatief voor digoxine; wordt door de lever gemetaboliseerd en wordt onafhankelijk van de nieren uitgescheiden; heeft een langere eliminatiehalfwaardetijd (oa door heropname van de stof uit de darm); kat: halfwaardetijd van meer dan 100 uur door onvoldoende capaciteit om te glucuronideren dus ongeschikt voor de kat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom moet je bij digoxine de dosering berekenen op basis van het streefgewicht?

A
  • digoxine bindt aan eiwitten in skeletspieren (= niet-actieve fractie)
  • digoxine verdeelt zich, als niet-lipofiele stof, nauwelijks over vetweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bijwerkingen digoxine

A
Hond: 
- braken
- anorexie
- diarree
Paard: 
- ileus tgv maagoverlading vanwege onvermogen van paard om te braken (bij twijfel sonderen!)
  • cardiale bijwerkingen (ventriculaire en supraventriculaire ritmestoornissen)
  • afwijkingen digestietractus en nieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Indicatie hartglycosiden

A
  • congestief hartfalen paard
  • bij GD genoeg bewijs voor veiligere alternatieven
  • anti-aritmicum, m.n. bij supraventriculaire aritmieën bij paard en hond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Contra-indicaties digoxine

A
  • sino-atriale blok
  • atrio-ventriculaire blok
  • hypertrofische cardiomyopathie
  • ventriculaire tachycardie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Herbivoren en digitalis glycosiden

A

relevant in het kader van intoxicaties door het eten van planten die aanzienlijke concentraties digitalis glycosiden bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn PDE III remmers?

A
  • positief inotrope werking
  • remmen PDE III, waardoor minder cAMP geïnactiveerd wordt, dus hogere concentratie cAMP, deze zorgt voor een toename van de vrije intracellulaire Ca2+ concentratie in het myocard, zodat de contractiekracht toeneemt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke twee manieren komt het positief inotrope effect op het myocard tot stand?

A
  1. remming PDE III –> stijging intracellulair Ca2+ concentratie
  2. myocardcellen worden gevoeliger gemaakt voor calcium (calcium sensitizing effect)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is pimobendan?

A

= PDE III remmer

  • vasodilaterend effect tgv remming van PDE III en IV in de bloevaten, hierdoor neemt de perifere weerstand af, wat vaak wenselij is bij congestief hartfalen
  • grotere therapeutische breedte dan digitalisglycosiden
  • prodrug (wordt in de lever gemetaboliseerd tot actieve metabolliet)
  • hoge mate van eiwitbinding voor zowel pimobendan als actieve metabolliet
  • goede weefseldistributie
  • korte eliminatiehalfwaardertijd
  • excretie via de feces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Indicaties pimobendan

A
  • congestief hartfalen door dilatieve cardiomyopathie of myxomateuze mitralis klepdegeneratie
  • m.n. in honden veel toegepast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer worden sympaticolytica toegepast?

A

Om de hartfunctie af remmen.
- antagonisten voor B1 adrenoceptoren zullen chronotropie, inotropie en prikkelgeleiding over het hart afremmen; ze blokkeren de receptoren en remmen zo de endogene activiteit van noradrenaline op het hart;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is propanolol?

A

= aselectieve beta-adrenoceptor antagonist; met vergelijkbare binding aan B1 en B2 adrenoceptoren;
via B1 blokkade verlaging van HF, vertraging van atrio-ventriculaire geleiding en vermindert de CO en zuurstofbehoefte van het myocard;
- via B2 blokkade wordt weerstand in de luchtwegen vergroot, doordat initiëren van gladde spiercel relaxatie (bronchodilatatie) door noradrenaline wordt afgeremd;

17
Q

PK propanolol

A
  • beperkte obb door hoge mate van first pass; wordt meteen door de lever voor een deel gemetaboliseerd
  • hoog verdelingsvolume, passeert HBH
  • korte eliminatie halfwaardertijd
  • 99% uitgescheiden als metabolliet, na optreden van zowel fase I als fase II reacties in de lever
18
Q

Wat gebeurt er bij langdurige toepassing van propanolol?

A
  • up-regulatie van de beta-adrenoceptoren;
  • hierdoor wordt het farmacon minder effectief
  • abrupt stoppen met de therapie kan leiden tot overmatige stimulatie van beta-adrenoceptoren, waardoor verergering van de verschijnselen kan optreden
19
Q

Contra-indicaties toepassen propanolol

A
  • (allergische) aandoeningen aan de diepere luchtwegen (bronchoconstrictie)
  • hartfalen
  • sinus bradycardie
  • leverlijden
20
Q

Wat is atenolol?

A

= selectieve B1 adrenoceptor antagonist

- verlaagt de HF, CO en systolische en diastolische drukken

21
Q

PK atenolol

A
  • lager verdelingsvolume dan propanolol (lagere lipofiliteit, minder passage naar CZS)
  • nauwelijks biotransformatie in de lever
  • uitscheiding via faeces en nieren
  • eliminatiehalfwaardetijd van 3-4 uur (hond, kat)
  • in hoge doseringen tevens blokkade van beta2 adrenoceptoren
  • CO kan ook te veel dalen door excessieve B1 blokkade
  • reducerende effect van atenolol op contractiekracht is ongewenst bij congestief hartfalen
  • tevens voorzichtig zijn bij nierfalen, slecht functioneren sinus knoop, bradycardie en hypotensie
22
Q

Indicaties gebruik van B-adrenoceptor antagonisten

A
  • supraventriculaire tachycardie
  • vormen van hypertensie
  • ## verschillende hartritmestoornissen (klasse II anti-aritmica)
23
Q

Wat doen parasympaticomimetica?

A
  • direct = muscarine-receptor agonisten
  • indirect = AChE remmer
  • remmen prikkelgeleiding over het hart waardoor zowel HF als prikkelgeleiding over het hart verlaagd worden
  • door uitgebreide effecten op andere orgaansystemen weegt dit niet op tegen de nevenwerkingen
  • afremmen van hartfunctie kan bereikt worden met sympaticolytica