4 Middelen die hemostase en trombose beïnvloeden Flashcards
1
Q
Wat doet heparine?
A
- heparine remt de stollingscascade door anti-thrombine III te activeren, waardoor de stollingsfactoren IX, X, XI en XII en thrombine (factor III) geremd worden
- AT III bindt aan thrombine en zorgt zo voor een onderdrukking van de werking;
- AT III heeft ook een remmende werking op eerder genoemde stollingsfactoren
- heparine moet aan AT III en aan thrombine binden om effect te hebben (behalve voor factor Xa, alleen binding aan AT III)
2
Q
Wat doen LMWH’s? (low molecular weight heparins)
A
- hebben via AT III alleen een remmend effect op factor Xa, zijn namelijk te klein om zowel aan AT III als aan thrombine te binden, door minder remminig van thrombine geven LMWH’s minder kans op bloedingen dan heparine
3
Q
Indicatie heparine/LMWH’s?
A
- thrombose
- bijwerking! verhoogde bloedingsneiging, kan verholpen worden door heparine antagonist protamine, dat een inactief complex
- parenterale toediening om voldoende plasmaspiegel te bereiken
- meesal subcutane toediening gekozen vanwege vertraagde opname met langdurige effect, maar soms ook IV toediening
4
Q
Wat doen coumarine derivaten?
A
- belangrijkste = warfarine
- remmen Vit K epoxide reductase, enzym dat verantwoordelijk is voor activatie van Vit K afhankelijke stollingsfactoren (II, VII, IX, X)
- warfarine wordt vanuit MDK snel en vrijwel volledig opgenomen en bindt vervolgens sterk aan plasma-eiwitten
- metabolisatie in de lever
- variabele eliminatiehalfwaardetijd
- bijwerkingen = verhoogde bloedingsneiging, veilig toedienen is gecompliceerd
- afgeleiden van warfarine zitten vaak in bestrijdingsmiddelen van ratten, intoxicaties hiermee, dan vit K geven
5
Q
Wat doet aspirine?
A
= acetylsalicylzuur, NSAID
- bindt irreversibel aan het enzym COX-1
- hierdoor remming van de activiteit van dit enzym waardoor er minder thromboxane A2 gevormd wordt door de thrombocyten
- aspirine vrijwel niet meer gebruikt ivm sterke bijwerkingen
- in lage doseringen remmende werking op thrombocytenaggregatie
- goede obb bij monogastrische dieren, daarom per os prima
- thromboxane A2 heeft ook sterke vasoconstrictoire eigenschappen welke geremd zullen worden door aspirine
6
Q
Indicatie aspirine
A
- thrombo-embolieën
- thromboflebitis
- laminitis paard
7
Q
Wat doet clopidogrel?
A
remt thrombocyten aggregatie door bidning van ADP aan thrombocytenreceptoren te remmen, daarmee wordt de activatie van thrombocyten aggregatie voorkomen
- = prodrug, na omzetting in lever door CYP450 enzymen bindt actieve metabolliet zich snel en irreversibel aan de receptoren
- interessant voor katten: omdat aspirine minder goed in de lever gemetaboliseerd kan worden en derhalve minder veilig is
8
Q
Wat is fibrinolyse?
A
- als stollingscascade wordt geactiveerd, wordt ook de fibrinolyse bevorderd door verschillende endogene plasminogeenactivatoren
9
Q
Wat is streptokinase?
A
- stof die plasminogeen activeert (uit cultuur van streptokokken)
- door antilichamen aanmaak kan pas na 1 jaar dit middel weer gebruikt worden
10
Q
Wat zijn recombinant tissue plasminogen activators?
A
- meer effect op fibrine gevonden plasminogeen dan op plasma-plasminogeen