Farma H25 Flashcards

1
Q

B1

A

Thiamine
Zorgt voor zenuwaandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

B2

A

Riboflavine
Veroorzaakt slijmvliesontsteking rondom de mondholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

B6

A

Pyridoxine
Zorgt voor zenuwontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

B11

A

Foliumzuur
Opbouw van het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorkomt het open ruggetje

A

Foliumzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

B12

A

Cyanocobalamine
Abnormale rode bloedcellen
Veroorzaakt bloedarmoede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

B3

A

Nicotinamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

B5

A

Puntotheenzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

C

A

Ascorbinezuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nodig voor de opname van ijzer, boor de vorming van bindweefsel

A

Vitamine c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vitamine c behoefte

A

75 mg per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vitamine A

A

Retinok
Schemerblindheid
Uitdroging van hoornvliesepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vitamine D

A

Colecalciferol
Rachitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Antioxidant

A

Een stof die vrije radicalen wegvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vrije radicalen

A

Stoffen die schade kunnen aanbrengen aan weefselfs en cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vitamine E

A

Tocoferol
Werkt als antioxidant

17
Q

Vitamine K

A

Fytomenadion
Belangrijk voor vorming stollingsfactoren

18
Q

Stap 1 in de bloedstollingsreactie

A

Vitamine K

19
Q

Stap 2 in de bloedstollingsreactie

A

Protrombine

20
Q

Stap 3 in …..

A

Weefselfactoren + calcium ionen

21
Q

Stap 4

A

Trombine

22
Q

Stap 5

A

Fibrinogeen reageert met trombine

23
Q

Stap 6

A

Weefsel wordt gevormd

24
Q

Behandeling osteo porose

A

Alendroninezuur

25
Q

Hydrochloorthiazide

A

Thiazidediurietica

26
Q

Chloortalidon

A

Thiazidediuretica

27
Q

Furosemide

A

Lisdiuretica

28
Q

Bumetanide

A

Lisdiuretica

29
Q

Spironolacton

A

Kaliumsparende diuretica

30
Q

Amiloride

A

Kaliumsparende diuretica

31
Q

Bètablokkers

A

Werken via autonoom zenuwstelsel
Verlagen hartfrequentie
Verlagen weerstand bloedvatenstelsel

32
Q

Metoprolol

A

Bètablokker

33
Q

Lisinopril

A

Ace remmer

34
Q

Captopril

A

Ace remmer

35
Q

Enalapril

A

Ace remmer

36
Q

Calciumantagonisten

A

Daling weerstand in de bloedvaten
Altijd in combinatie met ander antihypetensiva

37
Q

Amlodipine

A

Calcium antaginost

38
Q

Nifedipine

A

Calciumantagonist