Experimentele designs Flashcards

1
Q

Noem drie pre-experimentele designs

A

One shot case study One-group pre-post design Pre-experimenteel bestaande groepen nameting only

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ziet een one shot case study design eruit

A

x 01 Voormeting/nameting: enkel nameting Randomisatie:? Vergelijkingsconditie -X = Mills’ method: - Bedreigers niet onder controle: history matuatrion. Bedreigers wel onder controle: - Nadeel: geen vergelijking mogelijk met andere groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ziet een one-group pre-post design eruit

A

t1 t2 01 x 02 Voormeting/nameting: beiden Randomisatie: ? Vergelijkingsconditie -X = Mills’ method: - Bedreigers niet onder controle: history matuatrion testing statistische regressie Bedreigers wel onder controle: - Nadeel: geen vergelijkingsconditie -X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet een pre-experimenteel bestaande groepen nameting only design eruit

A

t1 t2 NR x 01 NR 02 Voormeting/nameting: enkel nameting Randomisatie: - Vergelijkingsconditie -X = Mills’ method: - Bedreigers niet onder controle: history matuatrion Bedreigers wel onder controle: - Nadeel:geen randomisatie en geen voormeting, onmogelijk om observaties tussen groepen goed te vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem drie zuivere experimenten

A

Posttest-only control (alleen nameting met controlegroep) Pretest-posttest control design (voor- en nameting met controlegroep) - meest gebruikte design in psychologisch en onderwijskundig onderzoek. Salomon vier-groependesign

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ziet een Posttest-only control design eruit

A

t1 t2 R x 01 R 02 Voormeting/nameting: enkel nameting Randomisatie: ja Vergelijkingsconditie -X = Mills’ method: ja Bedreigers niet onder controle: interactie selectie -uitval reactieve experimentele locatie verspreiding ingreep Bedreigers wel onder controle: randomisatie maturation instrumentation statistische regressie uitval history Eenvoudigste zuivere experimentele design Voordeel: interne validiteteisbedreiger testeffect wordt voorkomen doordat er geen voormeting plaatsvindt. Nadeel: door afwezigheid van voormeting mis je informatie over het startpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ziet een Pretest-posttest control design eruit

A

t1 t2 R 01 x 02 R 03 04 Voormeting/nameting: beiden Randomisatie: ja (waargenomen verschillen zijn toe te aan experimentele treatment). Vergelijkingsconditie -X = Mills’ method: ja Bedreigers niet onder controle: interactie voormeting - experimentele stimulus Bedreigers wel onder controle: randomisatie maturation instrumentation statistische regressie tussentijds extern uitval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ziet een Salomon vier-groependesign eruit

A

t1 t2 R 01 x 02 (pretest -posttest) R x 03 (posttest only) R 04 05 (controlegroep) R 06 ( controlegroep) Combinatie van posttest-only en pretest-posttest control met 4 groepen voordelen: * Groep 1 en 3 (voormeting) gebruiken voor schatting niet gemeten pre-treatment scores van groep 2 en 4. * Geeft duidelijkheid in hoeverre randomisatie is geslaagd * Schatting voormeting van groepen 2 en 4 kan gebruikt worden om nameting beter te evalueren: testeffecten herkend of uitgesloten want groepen 2 en 4 niet gecontamineerd door voormeting * Interactie tussen voormeting en treatment kan getoetst worden want iedere groep heeft unieke validiteitsbedreigers onder controle. Voormeting/nameting: groep 1 en 3 Randomisatie: ja Treatment: groep 1 en 2 Nameting: alle groepen Bedreigers niet onder controle: - Bedreigers wel onder controle: tussentijds extern voorval maturation testeffect instrumentatie statistische regressie selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het plafondeffect en het bodemeffect

A

Plafondeffect: De scores op de voormeting zijn al zo hoog. Op de nameting is het niet mogelijk om hogere scores te halen. Er is dan geen verschil tussen twee condities waar te nemen. Kan als opgaven te eenvoudig zijn bij de voormeting. Bodemeffect: De scores op de voormeting zijn zo laag at er geen lagere score meer waarschijnlijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de voordelen van het Solomon vier-groepen design

A

Is eigenlijk een elegante combinatie van twee designs: posttest only en pretest-posttest control. Voordelen van dit design: Groep 1 en 3 kunnen gebruikt worden om een schatting te maken van de niet-gemeten pretreatment scores van groepen 2 en 4. Blijft giswerk, maar het is mogelijk om te zien in hoeverre de randomisatie is geslaagd. Deze schatting van de voormeting in de groepen zonder voormeting kunnen weer gebruikt worden om de nameting beter te evalueren. Op deze wijze kunnen testeffecten worden herkend of worden uitgesloten. Het is mogelijk om een interactie tussen voormeting en treatment te toetsen. Iedere groep heeft unieke validitetisbedreigers onder controle. Groep 1 kan bedreigd worden door de voormeting, de treatment en voormetingssensitisatie (pre-testtreatement interaction) Groep 2 kan bedreigd worden door de treatment en zaken die buiten het experiment vallen waar onvoldoende op gelet is, bv experimenteer bias. Zonder voormeting is er geen testeffect of pretest-treatment interactie. Groep 3 kan bedreigd worden door de voormeting en zaken die buiten het experiment vallen, niet door treatment-effects of pretest-treatment interactie. Groep 4 kan worden aangetast door zaken buiten het experiment om.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de nadelen en de voordelen van een quasi-experimenteel design

A

Nadeel: er heeft geen randomisatie plaats gevonden. Er wordt vaak van bestaande groepen gebruik gemaakt. Verlies van controle over sommige validiteitsbedreigers. Voordeel: het betreft vaak een onderzoek in een natuurlijke omgeving. Het verlies van controle over sommige bedreigingen wordt daardoor soms gecompenseerd door met een winst in ecologische validiteit. Ecologische validiteit: de mate waarin resultaten van een onderzoek en het te onderzoeken fenomeen met elkaar overeenkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ziet een qausi-experimenteel pretest-posttest control design eruit

A

t1 t2 NR 01 x 02 NR 03 04 Voormeting/nameting: beiden Randomisatie: nee. structurele eigenschappen kunnen een rol spelen Vergelijkingsconditie -X = Mills’ method: ja Bedreigers niet onder controle: interactie tussen bedreigers interactie voormeting - experimentele stimulus Bedereigers wel onder controle: tussentijds extern voorval maturation testeffect statistische regressie selectie uitval i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ziet een enkelvoudige tijdreeks eruit

A

t1 t2 t3 t4 t5 t6 t7 t8 NR 01 02 03 04 x 05 06 08 08 Voormeting/nameting: beiden Randomisatie:nee Vergelijkingsconditie -X = Mills’ method: nee Bedreigers niet onder controle: tussentijds extern voorval interactie voormeting - experimentele stimulus Bedereigers wel onder controle: toevalstreffers maturation testeffect statistische regressie selectie uitval interactie tussen bedreigers Er kan een stabiel beeld worden gevormd van een situatie voor de treatment en een langetermijneffect na de treatment. Series zijn minder gevoelig voor toevalstreffers of statische regressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ziet een meervoudige tijdreeks eruit

A

t1 t2 t3 t4 t5 t6 t7 t8 NR 01 02 03 04 x 05 06 07 08 NR 09 010 011 012 013 014 015 016 Voormeting/nameting: beiden Randomisatie:nee Vergelijkingsconditie -X = Mills’ method: ja Bedreigers niet onder controle: interactie voormeting - experimentele stimulus niet representatieve steelproeven Bedereigers wel onder controle: tussentijds extern voorval maturation testeffect instumentatie statistische regressie selectie uitval interactie tussen bedreigers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de theorie van cognitive load

A

Geïntroduceerd door Sweller (1988). Heeft betrekking op mentale druk doe op het werkgeheugen wordt uitgeoefend bij het oplossen van problemen . De belasting die opdrachten leggen op leerlingen werd cognitive load genoemd. Onderscheid tussen: Intrinsic load ( moeilijkheidsgraad van de inhoud van het onderwerp Extraneous load (complexiteit van het onderwijsmateriaal) Germane load ( in hoeverre de inhoud georganiseerd is in schema’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly