examenvocabulaire H10 F-N Flashcards
1
Q
déterminé
A
vastberaden
2
Q
courageux
A
moedig
3
Q
adroite
A
handig
4
Q
drôle
A
grappig
5
Q
juste
A
eerlijk
6
Q
prochain
A
naaste
7
Q
désintéressement
A
onbaatzuchtigheid
8
Q
douce
A
zacht
9
Q
affection
A
genegenheid
10
Q
contenter
A
tevreden stellen
11
Q
persévérance
A
doorzettingsvermogen
12
Q
rêveur
A
dromerig
13
Q
assuré
A
zelfverzekerd
14
Q
volonté
A
wil
15
Q
courtois
A
hoffelijk
16
Q
capricieux
A
wispelturig
17
Q
ambitieux
A
eerzuchtig
18
Q
tranquille
A
rustig
19
Q
rassurer
A
geruststellen
20
Q
soutenir
A
ondersteunen
21
Q
solitaire
A
teruggetrokken
22
Q
rendre compte de
A
verslag uitbrengen van
23
Q
paresse
A
luiheid
24
Q
coléreux
A
driftig
25
avions l'intention de
hadden de bedoeling
26
me sens
voel me
27
justifier
rechtvaardigen
28
intérêt
belang
29
consciente de
bewust van
30
cruel
wreed
31
méchanceté
gemeenheid
32
hostiles à
onwelwillend tegenover
33
contester
betwisten
34
nier
ontkennen
35
moqueur
spotziek
36
impitoyable
meedogenloos
37
sévère
streng
38
rigides
star
39
faux
onecht
40
distraite
verstrooid