examen2 tk 8 Flashcards
1
Q
mirari
A
or = bewonderen
2
Q
trahere
A
o = trekken
3
Q
navis
A
is = het schip
4
Q
transire
A
eo, transii , transitum = oversteken
5
Q
cibus
A
i = het voedsel
6
Q
incendere
A
o= in brand steken
7
Q
exire
A
exeo = weggaan, verlaten
8
Q
proelium
A
ii = het gevecht
9
Q
exercitus
A
us = het leger
10
Q
cadere
A
o, cecidi= vallen, sneuvelen, sterven